Kenmerkend voor vouwen is dat een vierkant stuk papier door vouwen verandert in steeds weer andere platte en ruimtelijke figuren. Behalve leuk en ontspannend is vouwen ook nog eens heel leerzaam. In deze blog vertel ik je er meer over!
Friedrich Fröbel
Hoe wij vandaag de dag naar kleuters kijken, danken we voor een groot deel aan de Duitse opvoedkundige Friedrich Fröbel (1782-1852). Hij richtte rond 1840 de oudst bekende kleuterschool op en noemde die Kindergarten; een tuin voor kinderen. Fröbel bedacht zelf activiteiten die hij leerzaam achtte voor de kinderen in de Kindergarten. Hoewel wordt aangenomen dat Fröbel niet de uitvinder is van het vouwen van papier, zag hij er wel een creatieve methode in om kinderen kennis te laten maken met eenvoudige wiskundige concepten.
Inmiddels staat vouwen op het programma in vele kleutergroepen.
Vouwen is leerzaam!
Vandaag de dag vouwen wij nog steeds veel met kleuters. Vouwen is een heerlijke bezigheid voor alle leeftijden. Daarnaast is vouwen ook nog eens erg nuttig, er worden diverse vaardigheden geoefend, namelijk:
De fijne motoriek, de oog-handcoördinatie en de pincetgreep
De ruimtelijke oriëntatie
Het wiskundig inzicht
Bij vouwen worden ook veel abstracte rekenbegrippen gebruikt
De ontwikkeling van de kracht in de vingers die nodig is voor het voorbereidend schrijven.
Het gericht leren kijken en vergelijken
Het ontwikkelen van vorm- en kleurgevoel.
Het zich eigen maken van rekenbegrippen, zoals groot-klein, recht-schuin, op elkaar-tegen elkaar
Het trainen van het geheugen, omdat kinderen de stappen, de vouwreeksen, moeten onthouden.
Het visueel geheugen (door het onthouden en namaken van de vouwreeksen)
De tastontwikkeling
Vouwreeksen
Vergeleken met creatieve opdrachten zoals tekenen, knutselen en schilderen, is het maken van een vouwwerkje gebonden aan regels. Er is dus minder ruimte voor kleuters om zelf invulling te geven aan de opdracht: ze vouwen volgens een stappenplan om tot een bepaald eindresultaat te komen.
Oorspronkelijk werden de vouwtechnieken door Fröbel aangeboden in een oplopende reeks van figuren. Deze grondvormen/basisvouwsels (waaruit verschillende vouwsels gemaakt kunnen worden) en hun opbouw in een vaste volgorde zijn nog steeds belangrijk bij het aanbieden van vouwen.
Start met eenvoudige vouwsels.
Om niet te moeilijk te beginnen, kun je het beste eerst de basisvouwsels aanbieden.
Bouw het aanbieden van de basisvouwen zorgvuldig op.
Zodra de kinderen de ene techniek beheersen, kun je verder gaan met de volgende.
Je kunt het beste de volgende volgorde aanhouden bij het aanbieden van de verschillende vouwtechnieken:
Deze opbouw is als volgt:
De rechte vouw staand (de meest simpele)
De rechte bouw liggend
De schuine vouw
Het rechte kruis
Het schuine kruis
16 vierkantjes
Als kinderen deze goed onder de knie hebben en zelfstandig kunnen, breid je de vouwwerkjes uit door deze technieken te combineren:
Het rechte en schuine kruis
16 vierkantjes plus het schuine kruis!
De vlieger
Een dubbel vierkant
Een dubbele driehoek
De molenbasis
Van oorsprong is het de bedoeling om vouwsels te maken zonder delen weg te knippen.
Het papier
Gebruik in eerste instantie slap vouwpapier en later pas vouwkartons.
Slapper papier is namelijk makkelijker te vouwen.
Als je een tweedimensionaal vouwsel maakt op het platte vlak, kies je voor dun papier (tussen de 60 en 100 gram). 50 grams papier is doorzichtig en te dun om mee te vouwen. Maak je een driedimensionaal vouwsel, dan kun je beter kiezen voor wat dikker papier (tussen de 100-150 gram). Alles daarboven is te stug om mee te vouwen en kun je beter gebruiken om te knippen en/of te scheuren.
Begin altijd met vouwbladen van 12x12 of 16x16 cm. Kleinere vouwbladen zijn vaak beter te hanteren, dan grotere. Als de motoriek het toelaat, kunnen grotere vouwbladen worden aangeboden.
Vouwtechnieken
Om de kinderen goed te leren vouwen is het noodzakelijk om ze een aantal basistechnieken aan te leren. Een aantal tips:
Laat het kind het papier recht op tafel leggen.
Laat kinderen altijd van zich af vouwen, dus van onder naar boven, met het papier plat op tafel.
Bij de schuine vouw legt het kind het vouwblad schuin, zodat de punt van het blaadje naar de buik van het kind wijst.
Om het papier op zijn plek te houden, leer je de kinderen om twee vingers op de rand van het vouwsel te leggen en de punten precies naar elkaar toe te vouwen. Corrigeer ze wanneer dit niet goed gaat, omdat de vervolgstappen een stuk moeilijker zijn vanuit scheef gevouwen lijnen. Ook worden de wiskundige vormen dan niet duidelijk zichtbaar. Vaak willen de kinderen te snel.
Laat de kinderen daarna met een platte hand de lucht eruit drukken en met hun nagels een een scherpe vouw maken.
Leer de kinderen om scherpe vouwen te maken door twee vingers op de rand van het vouwsel te leggen en met twee vingers van de andere hand over de vouw te strijken.
Moet je het vouwwerk draaien? Draai dan met de klok mee! Wanneer de kinderen later moeilijkere vouwsels gaan maken, wordt dit namelijk in voorbeelden als vanzelfsprekend beschouwd, tenzij anders aangegeven.
De leerlijn vouwen
De leerlijn vouwen kent een opbouw in moeilijkheid:
1.Voordoen-nadoen
Doe de kinderen stap voor stap met eenvoudige vouwsels, voor wat ze moeten doen en laat ze dit nadoen. Vertel erbij wat je ziet en doet, bijvoorbeeld bij de rechte vouw: het vouwblaadje is nu vierkant, we vouwen het dubbel, we leggen de randen netjes tegen elkaar en maken een scherpe vouw. Het vouwblaadje is nu rechthoekig.
We hebben een boekje, kast of een tent gevouwen.
2.Een vouwreeks/stappenplan
Het maken van een vouwsel, waarbij de stappen worden afgelezen van een vouwreeks.
Een vouwreeks is een strook waarop het hele vouwsel stap voor stap wordt weergegeven zodat kinderen de volgorde van de vouwstappen ook visueel zien en spelenderwijs leren lezen. Online zijn er ook diverse instructievideo’s te vinden waarmee de kinderen ook zelfstandig aan de slag kunnen.
3.Een vouwtekening
Vouwen met een vouwtekening als voorbeeld. Op het getekende vouwvoorbeeld wordt met symbolen en pijlen aangegeven wat de volgende stap is. De kinderen moeten hierbij een mentale voorstelling van de vouwsels maken.
Maak vooraf ook altijd een voorbeeld. Het zien van het eindresultaat zorgt voor meer inzicht in de vouwen die ze gaan maken. Geef kinderen zoveel mogelijk de mogelijkheid om hetzelfde vouwsel meerdere keren te vouwen (en dus te oefenen).
Eigen creativiteit
Bij het aanleren van technieken kunnen kinderen natuurlijk niet echt hun eigen creativiteit kwijt en zijn alle kinderen bezig om hetzelfde werkje te maken. Het doel is dan specifiek het oefenen van een vouwtechniek en niet per se het prikkelen van de eigen creativiteit.
Toch is die creativiteit ook goed te combineren met een vouwwerkje.
Laat kinderen bijvoorbeeld zelf hun eigen kleur vouwblaadje en/of de kleur van de achtergrond waarop ze deze gaan plakken, uitzoeken.
Op die manier kan het gebeuren dat je niet alleen roze varkens krijgt, maar bijvoorbeeld ook blauwe, gele, groene enz. Je kunt ook met alle kinderen dezelfde basis vouwen en de kinderen vervolgens het werk zelf creatief laten afmaken. Zo kun je toch werken aan je doelen als leerkracht, maar laat je de eigenheid en creativiteit over aan het kind.
Leg voor het vrije knutselen ook eens vouwblaadjes in de knutselkast.
Op die manier kunnen ze op vrije momenten verder oefenen met de aangeleerde technieken en hun eigen vouwsels bedenken.
Op zoek naar meer?
Er zijn ook diverse boeken over vouwen te vinden, zoals deze:
Heb je zelf ook nog leuke suggesties? Laat dan een reactie achter!
Bronnen
Anke van Boxmeer. Jufanke.nl. (Jaartal onbekend). Vouwen.
Geraadpleegd op 1 december 2022.
Marleen Overweel. Kleuteruniversiteit.nl. (2021). Inspiratieblog: Vouwen met kleuters.
Geraadpleegd op 1 december 2022.
.
Comments