site-verification=8adc2fc3d443365f5c3bc1b5d2d80d29
top of page
Zoeken
Foto van schrijverJuf Angelique

Thema voeding: Logisch denken

Bijgewerkt op: 21 nov

In deze blog geef ik je lessuggesties voor in de kring rondom logisch denken bij het thema voeding.


Tegenstellingen


Zinnen afmaken

Benodigdheden:

-Geen

De kinderen maken zinnen met tegenstellingen af.

Bijvoorbeeld:

Ik eet niet alleen, maar ... (samen)

Ik eet mijn warme eten altijd in de avond, maar...(nooit) in de ochtens

Ik eet niet elke dag hetzelfde, maar steeds iets... (anders)

Je lepel ligt niet onder je bord, maar ... (boven) je bord

Een mes is niet breed, maar... (smal)

Als je eet gaat je mond niet dicht, maar (open)

Water is niet droog, maar... (nat)

Eten in een restaurant is niet goedkoop, maar... (duur)

Snoep is niet gezond, maar... (ongezond)

Appels zijn niet vies, maar... (lekker)

Een erwtje is niet groot, maar... (klein)

Appelmoes is niet hard, maar... (zacht)

Ik eet mijn soep niet koud, maar... (warm)

Een banaan is niet recht, maar...(krom)

Mijn glas limonade is niet vol, maar... (leeg)

Ik eet niet weinig, maar... (veel)

 

Classificeren


Sorteren

Benodigdheden:

- Woordkaarten of voorwerpen, thema voeding

- Hoepels.

Leg een aantal of afbeeldingen in de kring. We gaan deze sorteren.

Wat hoort er bij elkaar. Classificeer de voorwerpen bijvoorbeeld op:

  • Groente, vlees, zuivelproducten, fruit

  • Groenteman, bakker, slager

  • Wat eet je warm? Wat eet je koud?

  • Wat eet je 's morgens, 's middags of 's avonds

  • Wat is gezond en wat is niet gezond?

  • Komt het van een dier, plant, boom enz...

Leg de voorwerpen/afbeeldingen in hoepels.

Van welke zijn er het meest/minst? Zijn er ook overlappende kenmerken? Plaats de hoepels dan een beetje over elkaar heen, zodat er een levend venndiagram ontstaat. In het overlappende deel kun je dan de materialen met overlappende kenmerken neerleggen.

Variatie: Maak het abstracter door het diagram op een papier te maken en de afbeeldingen erin te leggen/plakken.


De schijf van vijf

Je hebt nodig:

- Plaatjes

- Een groot vel papier met een lege schijf van vijf erop.

Knip plaatjes uit tijdschriften en plak die in het goede vak van de schijf van vijf.


Duurzaamheid

Benodigdheden:

- Afval

Verzamel bij het tussendoortje of de lunch al het plastic afval en deel deze in; alle koekverpakkingen, alle rietjes enz. Maak er eventueel een staafdiagram van. Waarvan is er het meeste verzameld? Leg uit dat dit soort wegwerpplastic ook in de natuur terechtkomt. Dieren denken vaak dat het plastic afval eten is en kunnen daar ziek van worden of daardoor doodgaan. Daag de kinderen uit en laat ze nadenken over de vraag hoe we voor minder plastic afval zouden kunnen zorgen. Teken de oplossingen. Lukt het om na een week minder plastic afval te verzamelen?


Stel je voor

Benodigdheden:

- Geen

Stel je voor....

  • Alle appels in de winkel zijn uitverkocht, wat zou je dan voor fruit kunnen kopen?

  • Alle spruitjes in de winkel zijn uitverkocht, wat zou je dan voor groente kunnen kopen?

  • Alle cola in de winkel is uitverkocht, wat zou je dan voor drinken kunnen kopen?

  • Alle melk in de winkel is uitverkocht, wat zou je dan voor zuivelwaren kunnen kopen?

  • Alle kip in de winkel is uitverkocht, wat zou je dan voor vlees kunnen kopen?

  • Enz.


Wat hoort er wel/niet bij?

Benodigdheden:

- Woordkaarten, thema voeding

Leg een aantal woordkaarten samen met woordkaarten uit een ander thema, bij elkaar en laat de kinderen zoeken welke woordkaarten er wel/niet bij horen en waarom niet.


Gezond of ongezond? 

Benodigdheden:

- Woordkaarten, thema voeding

- Folders van supermarkten

- Papier, schaar en lijm

Wat hebben de kinderen meegenomen voor hun tussendoortje of lunch?

Bekijk samen de inhoud van de fruitbakjes of brooddozen en bespreek wat erin zit. Vergelijk ook. Zijn er overeenkomsten? Zijn er (culturele) verschillen?

Wat is er gezond? En wat niet? Kunnen de kinderen nog meer voorbeelden bedenken van gezonde en ongezonde voeding? Sorteer de woordkaarten op gezonde en ongezonde voeding. Geef de kinderen tenslotte de opdracht om in een klein groepje een gezonde lunch te bedenken. Het is leuk om daarvoor folders van supermarkten te verzamelen en ze hieruit te laten knippen en plakken.


Verschillen en overeenkomsten zoeken

Benodigdheden:

- Twee hoepels

- Twee verschillende afbeeldingen, thema voeding

Leg de hoepels op de grond, deels over elkaar. Bekijk de afbeeldingen, bijvoorbeeld van spruitjes en erwten: Hoe zien ze eruit? Wat hebben beide afbeeldingen hetzelfde en wat is er anders? Schrijf teken de overeenkomsten en verschillen en leg deze op de juiste plek: Overeenkomsten in het overlappende deel van de hoepels.


Levend kwartet

Benodigdheden:

- Een kwartetspel

- Pittenzakken

Vertel de kinderen dat een kwartetspel bestaat uit vier kaarten.

De kleur van de kwartetkaart vertelt wat precies een set is. Deel de kaarten uit.

De kinderen bekijken hun kaart en lopen door de klas terwijl zij hun kaart omhoog steken. Zodra ze iemand gevonden hebben met dezelfde kaart staan ze stil.

Vervolgens lopen ze samen verder op zoek naar de volgende kaart. Zodra het kwartet compleet is, blijven de kinderen staan en doen ze de armen omlaag.

Laat ze naderhand verwoorden waarom de vier kaarten samen een kwartet zijn.

Een kwartet zou bijvoorbeeld kunnen zijn: appel, sinaasappel, banaan, peer (fruit) en spruitjes, wortel, sla, komkommer (groente)


Goed of fout?

Benodigdheden:

- Geen

Geef de kinderen een stelling. Is het goed dan mogen ze hun duim omhoog doen. Is het fout, dan doen ze hun duim omlaag. Bijvoorbeeld:

  • Een spruitje is paars - Fout

  • Het pitje wordt een appel - Goed

  • Groente is gezond - Goed

  • Groente is altijd groen - Fout

 

Meten en seriëren


Maten zijn abstracte begrippen. Het is daarom belangrijk dat kinderen een beeld van die maten krijgen, zodat zij zich er een concrete voorstelling bij kunnen maken.

Die voorstelling ontstaat niet door erover te praten, maar door ermee te handelen.

Begin daarbij met concrete maten en ga pas later over naar een abstracter niveau, in de vorm van echte meetinstrumenten.


Meten met bouwmaterialen

Benodigdheden:

- Bouwmaterialen

- Thema gerelateerde voorwerpen

Meet met behulp van bouwmaterialen allerlei thema gerelateerde voorwerpen.


Meter

Benodigdheden:

- Een bord liniaal

- Wol

- Scharen

- Een voorwerp, thema voeding

Hoe groot zou het voorwerp zijn? Zou het een meter groot zijn?

Wat is dat eigenlijk, een meter? Verken samen met de kinderen de centrale maat waarvan alle maten zijn afgeleid: de meter. Wat is dat een meter? Heeft iemand een idee?

Laat kort een bordliniaal zien en vertel dat dat een meter is. Dit geeft de kinderen een beeld. Laat kinderen deze meter ook lijfelijk ervaren. Kunnen zij bijvoorbeeld een stap zetten die precies een meter is? Of kunnen zij met twee benen naast elkaar een meter springen? Zet de liniaal ook eens verticaal tegen de muur.

Lukt het de kinderen om met hun voeten de punt van de liniaal aan te raken?

Kunnen de kinderen een pittenzak van de ene naar de andere kant van de liniaal werpen? Door actief te handelen krijgen kinderen steeds meer grip op het begrip 'meter'.

Doe de liniaal daarna weer weg en vraag de kinderen of zij van een bolletje wol een meter kunnen afknippen. Vergelijk deze daarna naast de liniaal.

Wie komt er dichtbij in de buurt? Geef de kinderen daarna allemaal een stukje wol van precies een meter. en laat ze in de klas op zoek gaan naar voorwerpen die precies een meter zijn. Hoeveel keer past het voorwerp in de meter?


De omtrek

Benodigdheden:

- Vellen met omtrekken van voedingswaren, servies of bestek

- Voedingswaren, servies of bestek in allerlei maten

- Papier en stiften

Neem plastic voedingswaren, servies of bestek en trek deze met de stift op een vel papier om. Vertel dat je dit de omtrek noemt. Pak het vel papier, waar je van tevoren al wat omtrekken op hebt gemaakt. Kunnen de kinderen de juiste voorwerpen bij de omtrekken vinden?


Van klein naar groot

Benodigdheden:

- Voorwerpen of afbeeldingen, thema voeding, in verschillende groottes

Laat de kinderen voorwerpen of afbeeldingen van verschillende groottes van klein naar groot leggen/plakken. Vraag een kind de kleinste te pakken en neer te zetten.

Welke van de overgebleven is nu de kleinste enz. Ga zo door totdat er een logische volgorde ontstaat. De kinderen kunnen ook ordenen op van dik naar dun of van lang naar kort. Laat de kinderen de ogen sluiten en wissel twee voorwerpen of afbeeldingen om van plek. Welke zijn er verwisseld? Vraag het kind om de rij weer goed te zetten.

Variatie 1: Geef ieder kind een afbeelding, variërend in grootte.

Geef ze de opdracht iemand te zoeken die een afbeelding heeft die even groot is.

Deze kinderen gaan bij elkaar staan.

Variatie 2: Geef ieder kind een afbeelding, variërend in grootte. Geef ze de opdracht groepjes te vormen met vijf plaatjes van klein naar groot.


Een omtrek meten

Benodigdheden:

- Touw

- Wasknijpers

- Voorwerpen, thema voeding

Geef de kinderen een stuk touw en een wasknijper en laat ze de omtrek van kinderen of voorwerpen meten door het touw er omheen te leggen. Leg uit dat omtrek betekent dat je om een vorm heen gaat en omsluit. Laat ze het eerst schatten en de wasknijper op de plek plaatsten tot waar ze denken dat ze deze er omheen moeten leggen en daarna bepalen door het te meten. De wasknijper knijpen ze op de plek van het touw tot waar ze het hebben gemeten. Het belang van de opdracht schuilt erin dat kinderen leren omtrek te associëren met lengte. Wanneer je een kind een ander kind laat omtrekken kun je vragen of die een houding kan bedenken, die deze omtrek zou vergroten.


Groot of klein?

Benodigdheden:

- Voorwerpen of afbeeldingen, passende bij dit thema, in allerlei maten.

Laat de kinderen voorwerpen of afbeeldingen sorteren op klein of groot.


In het echt

Benodigdheden:

- Een boek over voeding

Hoe groot zou het personage of voorwerp in het boek of op de afbeelding in het echt zijn? Hoe kunnen we daar achter komen? Staan er bijvoorbeeld ook afbeeldingen in het boek of op de afbeelding van personages waarvan we de maat in het echt wel weten?

Kunnen we die maat gebruiken om erachter te komen hoe groot het personage of voorwerp dan is? Hoe? Bijvoorbeeld door te kijken hoeveel keer deze daarin past en dan de echte maat ook zoveel keer achter elkaar te leggen.


Hoogte

Benodigdheden:

- Een bordje met plastic etenswaren

- Knuffels

Zet het bord op de tafel. Is de knuffel groot genoeg om deze te pakken? (Zorg ervoor dat dat niet het geval is). Pak er een andere knuffel bij. Als deze knuffel op de schouders van de andere knuffel gaat zitten, kan hij er dan bij? Laat een kind de knuffel vasthouden.

Lukt het nu? Hoeveel knuffels zouden er nodig zijn om het bord te kunnen pakken?

Plaats het bord nu op een hogere kast en ga opnieuw op onderzoek.

Zet het stapsgewijs een beetje hoger. Je kan de opdracht makkelijker maken met grotere knuffels en moeilijker met kleinere.


Meten met een schoenveter

Benodigdheden:

- Schoenveters

- Voorwerpen, thema voeding

Zet een paar voorwerpen verspreid door de kring, Welke voorwerpen staan het dichtst bij elkaar en welke het verst denken zij? Vraag de kinderen om de afstand tussen de voorwerpen na te meten met behulp van een schoenveter. Meet ook de voorwerpen zelf.

Is dat handig met een veter? Laat de kinderen een andere natuurlijke maat bedenken, bijvoorbeeld blokjes.

 

Wegen


Licht en zwaar

Benodigdheden:

- Een tas, mand, doos, bakje of koffer met heel veel voorwerpen (thema voeding)

Laat verschillende kinderen de tas/mand/doos/bak/koffer tillen en vraag wat ze ervan vinden: zwaar of licht? Haal nu erg veel voorwerpen eruit, zodat het als heel licht ervaren wordt. Vraag de kinderen weer wat ze ervan vinden.

Wat moeten we doen om het niet té licht en niet té zwaar te maken?


Wegen

Benodigdheden:

- Blokjes en een voedingsmiddel

- Een weegschaal

Gebruik een weegschaal. Leg aan de ene kant een voedingsmiddel, bijvoorbeeld een appel.

Hoeveel blokjes zijn er nodig om de weegschaal in balans te krijgen?


Een kilo

Benodigdheden:

- Een knuffel

- Voedingswaren die 1 kg wegen, bijvoorbeeld een pak suiker

- Een weegschaal of balans

Hoe zwaar is de knuffel? Zou hij een kilo wegen? Meer of minder misschien?

De kilo is een abstract begrip, waar kleuters vaak nog geen concreet beeld bij hebben.

Dit beeld kun je ontwikkelen door het ze zelf te laten ervaren. Geef ze dus letterlijk voorwerpen van een kilo (bijv. een pak suiker) in hun handen, zodat ze een kilo kunnen voelen. Laat de kinderen daarna op zoek gaan naar voorwerpen in de klas waarvan zij ook denken dat het een kilo weegt. Laat ze het verschil in gewicht tussen beide voorwerpen beide handen voelen. Voelt het hetzelfde? Hoe kunnen we dat precies meten?

Weeg de voorwerpen op een weegschaal of balans.

Bespreek wanneer voorwerpen evenveel wegen of ze ook dezelfde vorm hebben.

Wie kan tenslotte iets vinden dat even zwaar is als de knuffel?


Wegen met een weegschaal

Benodigdheden:

- Een weegschaal (balans)

- Voorwerpen, thema voeding

Zet de weegschaal in de kring en kijk met de kinderen hoe zwaar allerlei voorwerpen wegen. Laat de begrippen zwaar en licht aan bod komen door te kijken wat zwaarder is en wat lichter etc.

  • Neem twee voorwerpen en laat de kinderen raden welke zwaarder is. Hoe kunnen we dit controleren? Laat de kinderen de voorwerpen wegen.

  • Als je gewichtjes hebt, kun je aan de ene kant een voorwerp op de balans leggen en aan de andere kant een gewicht. Welke gewicht weegt ongeveer even zwaar als het voorwerp? Plak getallen op de gewichtjes. Een 1 op het lichtste gewicht, een 2 op het op een na lichtste gewicht etc. Als het voorwerp net zoveel weegt als het gewicht met de 2, dan kost het voorwerp 2 euro. De kinderen kunnen de balans op deze manier ook in de winkelhoek gebruiken. Zet de voorwerpen van licht naar zwaar.

  • Weten de kinderen hoeveel een voorwerp weegt? Hoeveel iemand weegt kun je niet zien. Hoe kun je dit dan toch te weten komen? Laat de kinderen met antwoorden komen (weegschaal).Vraag de kinderen vervolgens om drie voorwerpen, die ongeveer even groot zijn (zodat de lengte minder een rol speelt) op volgorde te zetten van licht naar zwaar. Maak daarbij in eerste instantie nog geen gebruik van de weegschaal. Hoe kun je zeker weten dat deze volgorde klopt? Laat de kinderen met het antwoord komen. Laat de kinderen of voorwerpen daarna op de weegschaal staan/zetten en oefen met het aflezen van een weegschaal. Zet de kinderen of voorwerpen daarna samen weer in de juiste volgorde. Herhaal dit met drie andere kinderen of voorwerpen.

 

Inhoud


Vullen

Benodigdheden:

- Allerlei voorwerpen waar je water in kunt doen (flesjes, bakjes, potjes). Kies er ook een aantal met een andere vorm, waar evenveel inhoud in past.

Zet een aantal voorwerpen op een rijtje. Waar past het meeste water/limonade in volgens de kinderen? Laat ze op het oog seriëren van weinig inhoud tot veel.

Ga nu de proef op de som stellen. Neem het voorwerp waarvan de kinderen denken dat er de minste inhoud in past en vul deze tot de rand met water. Giet het water daarna over in het volgende voorwerp. Als het water na het overgieten niet tot de rand komt, dan hebben de kinderen het goed geraden. Ga zo verder. Kunnen de kinderen ook een paar vinden?

In welk voorwerp past evenveel denken zij? Daag kinderen uit om na te denken over de drie dimensies van inhoud: lengte, breedte en hoogte.

 

Geld


Hoeveel kost het?

Benodigdheden:

- Pen

- Papier

- Een heleboel voorwerpen, passende bij dit thema

- Prijskaartjes.

Maak van de voorwerpen een winkel.

Maak eerst samen met de kinderen een boodschappenlijstje.

Verzamel deze spullen en zet hier een prijsje op: 1, 2, 3, 4, of 5 euro voor groep 1 en tot en met 10 euro voor groep 2. Overleg met de kinderen hoeveel alles moet kosten.

Zou je een pop voor 1 Euro kunnen kopen?

Welke producten zijn duur, welke goedkoop? Hoeveel kost iets dan als het goedkoop is? Leg de producten die hetzelfde zijn bij elkaar, want die krijgen ook hetzelfde prijskaartje. Daarna gaan we de spullen verkopen. Leg de producten in het midden van de kring.

Lees één product van het boodschappenlijstje voor. Wie kan dit pakken?

Hoeveel kost het product? Een kind betaalt het product met munten van 1 euro.

De andere kinderen mogen hardop mee tellen. Welk product is het duurst?

Wat kost 1 euro? Wat kost 4 euro? enz. Wat kun je nu nog kopen?

 

Grafieken


Turven

Benodigdheden:

- Papier

- Een stift

Turven is heel handig bij grote hoeveelheden die niet gegroepeerd zijn, waardoor je niet meteen in 1 oogopslag ziet hoeveel van iedere soort er zijn.

Turf samen met de kinderen hoeveel kinderen appels, peren, bananen enz. het lekkerste fruit vinden (of vul zelf maar in!). Maak tekeningen hiervan en begin met turven.

Zien de kinderen waarvan er de meeste, minste of evenveel zijn?

Laat ze ook verwoorden hoe ze dat zien!


Een staafdiagram

Benodigdheden:

- Papier

- Een stift

- Blokken

Turf samen met de kinderen hoeveel kinderen appels, peren, bananen enz. het lekkerste fruit vinden (of vul zelf maar in!).

Zulke diagrammen zijn abstract, maar wanneer je stapsgewijs van een concrete handeling naar een abstracte weergave toewerkt, goed te begrijpen.

Begin bijvoorbeeld met een levend staafdiagram.

Laat de kinderen bijvoorbeeld bij een pictogram van hun lievelingsfruit staan.

Dit kun je wat abstracter maken door de kinderen een diagram te laten maken met concreet materiaal, zoals blokjes of wasknijpers aan een strook.

Tenslotte kun je de diagram op abstract niveau aanbieden door de kinderen bijvoorbeeld eerst hun naamkaartje neer te laten leggen en tenslotte door evenveel kruisjes in een papieren staafdiagram te laten zetten. Bespreek hoe een staafdiagram eruit ziet en vraag kolommen er dan nodig zijn? Wat moet er onder de kolommen staan? Wat duiden de blokjes in de staafdiagram aan? Zien de kinderen waarvan er de meeste, minste of evenveel zijn? Laat ze ook verwoorden hoe ze dat zien! Kunnen ze een vraag bedenken die ze met behulp van de staafdiagram kunnen beantwoorden?

 

Probleemoplossend denken


Problemen oplossen

Benodigdheden:

- Geen

Soms kom je allerlei problemen rondom eten en drinken tegen. Wat zou je dan kunnen doen? Vraag de kinderen om te verwoorden wat ze ervaren en denken en daag ze uit om oplossingen te vinden. Problemen kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • Je broodbakje gaat niet open

  • De deksel van je beker zit scheef en lekt daardoor

  • Je hebt geknoeid

  • Het eten is koud geworden

  • Je moet lang aan tafel zitten. Hoe kun je dat leuker maken?

Geef de kinderen inspiratie door ze steeds een ander voorwerp te laten zien en te vragen hoe je dat kunt gebruiken om lang zitten leuker te maken.

Denk bijvoorbeeld aan kleurpotloden of een lepel.


Vragen bedenken

Benodigdheden:

- Geen

Daag de kinderen met allerlei vragen uit om oplossingen te bedenken. Bijvoorbeeld:

  • Bedenk vragen waarop alleen het antwoord: “boterham” mogelijk is.

  • Bedenk vragen met het woord ‘boterham’ waarop alleen het antwoord: “Ja, maar niet als hij eet” mogelijk is.


Argumenten

Benodigdheden:

- Geen

Laat de kinderen allerlei tegenargumenten bedenken bij stellingen. Bijvoorbeeld:

  • Bedenk argumenten om de volgende uitspraak te verdedigen: "Vanaf nu eten we elke dag friet".

  • Bedenk argumenten om de volgende uitspraak te verdedigen: "Mensen kunnen beter stoppen met eten".

    .

Maar dan anders...

Benodigdheden:

- Geen

Daag de kinderen om bij bestaande voorwerpen te bedenken wat je er nog meer mee zou kunnen doen:

  • Waar zou je een bord nog meer voor kunnen gebruiken?

  • Waar zou je een beker nog meer voor kunnen gebruiken?

  • Waar zou je een vork nog meer voor kunnen gebruiken?

 

Op zoek naar meer?


Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest

Heb je zelf ook nog leuke suggesties?

Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!


.

.

52 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Commentaires


bottom of page