In deze blog geef ik je suggesties voor kringactiviteiten rondom logisch denken bij het thema post
Tegenstellingen
Zinnen afmaken
Benodigdheden:
-Geen
De kinderen maken zinnen met tegenstellingen af.
Bijvoorbeeld:
Jouw adres is niet hetzelfde als die van mij, maar (anders)
De postbode is niet bekend in deze wijk, maar (onbekend)
De postbode loopt niet binnen, maar (buiten)
Als ik post ontvang, dan ben ik niet verdrietig, maar (blij)
De brievenbus is niet breed, maar (smal)
Ik doe de envelop niet open, maar (dicht)
Het pakketje is niet dun, maar (dik)
De postbode heeft het niet rustig, maar (druk)
De envelop is niet groot, maar (klein)
De postbode bezorgt de kaart niet hier, maar (daar)
Het pakketje moet niet kapot bezorgd worden, maar (heel)
Het sorteren van de post duurt niet kort, maar (lang)
De postbode heeft het in de winter niet warm, maar (koud)
De brievenbus is niet leeg, maar (vol)
Het pakketje is niet licht, maar (zwaar)
De postbode heeft vandaag meer brieven. Gisteren had hij er (minder)
Op een zware envelop moeten niet weinig postzegels, maar (veel) postzegels
De postauto rijdt niet langzaam maar (snel)
Er zit niet weinig maar (veel) post in de brievenbus
De koker is niet lang maar (kort)
Het adres is niet duidelijk maar (onduidelijk)
Ik stuur de kaart niet ver weg maar (dichtbij)
De post is vandaag niet vroeg maar (laat)
De brievenbus is niet klein maar (groot)
De brief is niet getypt maar (geschreven)
De brief is niet kort, maar (lang)
Classificeren
Post sorteren
Benodigdheden:
- Verzamel allerlei soorten post, bijv. kaarten, een krant, brieven, tijdschriften, rekeningen of enveloppen van verschillende grootte.
- Een zak
Er ligt een grote zak in de kring. De postbode is deze zak bij het bezorgen van post op school vergeten. Wat zou er allemaal in de zak zitten? Bespreek wat de postbode allemaal rondbrengt. Kranten, reclame, enveloppen, kaarten, pakketjes.
In de enveloppen kunnen brieven zitten, rekeningen, uitnodigingen, informatie enz. Laat de verschillen zien. Wat is het verschil tussen een brief en een envelop?
De kaarten zien er vaak allemaal verschillend uit. Welke kaarten kennen de kinderen allemaal? Bijvoorbeeld: Een trouwkaart, een geboortekaartje, een verjaardagskaart, een kerstkaart, bedankkaartjes, verhuiskaarten, vakantiekaarten, uitnodigingskaarten, felicitatiekaarten voor een bruiloft, geboorte, nieuw huis, examen enz.
Wanneer stuur je deze kaarten? Ga de verschillen en overeenkomsten ontdekken tussen de verschillen kaarten (de vorm, wel of niet in een envelop, al voorbedrukt enz.)
ga de post daarna sorteren. De kinderen mogen zelf bedenken hoe ze dit kunnen doen, bijv. op soort, grootte of kleur. Ze maken stapeltjes. Leg ze in hoepels.
Van welke zijn er het meest/minst?
Wat hoort er wel/niet bij?
Benodigdheden:
- Woordkaarten , thema post en andere thema's
Leg een aantal woordkaarten samen met woordkaarten uit een ander thema, bij elkaar en laat de kinderen zoeken welke woordkaarten er wel/niet bij horen en waarom niet.
Goed of fout?
Benodigdheden:
- Geen
Geef de kinderen een stelling. Is het goed dan mogen ze hun duim omhoog doen. Is het fout, dan doen ze hun duim omlaag. Bijvoorbeeld:
Een postbode is altijd een man - Fout
De postbode bezorgt de post - Goed
Op een envelop staat het adres - Goed
Pakketjes worden door de pakketdienst bezorgd - Goed
De postbode stopt grote pakketen in de brievenbus - Fout
Op een postkantoor kun je postzegels kopen - Goed
Postzegels plak je op briefpapier - Fout
Op de achterkant van een enveloppe schrijf je de afzender - Goed
De afzender is degene die de kaart krijgt - Fout
Als er iemand geboren is, stuur je een geboortekaart - Goed
Als je op vakantie bent, stuur je een beterschapskaartkaart - Fout
Met kerst stuur je een geboortekaartje - Fout
Op de voorkant van een enveloppe staat een huisnummer - Goed
De postbode fietst op een fiets - Goed
De postbode brengt de post rond - Goed
Er wordt kaas door de brievenbus gegooid.
Op de envelop zit een postzegel - Goed
De postbode is altijd binnen- Fout
Het adres staat op het pakketje - Goed
De postbode brengt de post met zijn paard- Fout
In de brievenbus kun je post doen - Goed
De brievenbus zit vol met hamsters- Fout
De postbode geeft een pakje af - Goed
De postbode brengt een pak wc-papier- Fout
Van wie is deze brief?
Benodigdheden:
- Geen
Kunnen de kinderen raden wie de volgende brieven ontvangt:
Gefeliciteerd met de geboorte van je dochter. Wie ontvangt deze kaart? Zou deze persoon meerdere kaarten ontvangen denk je? Hoe denk je dat dat komt?
Alweer een jaartje ouder. Wie krijgt deze kaart?
Veel plezier in je nieuwe woning. Wanneer krijg je zo’n kaart?
Kom je ook op vrijdag op mijn verjaardag? Hoe heet zo’n kaart? Een uitnodiging. Sturen jullie die altijd per post?
Wordt maar weer gauw beter. Stuur je altijd een kaart als iemand ziek is? Wanneer dan wel? Als iemand in het ziekenhuis ligt of ver weg woont en heel erg lang ziek is.
Meten en seriëren
Maten zijn abstracte begrippen. Het is daarom belangrijk dat kinderen een beeld van die maten krijgen, zodat zij zich er een concrete voorstelling bij kunnen maken.
Die voorstelling ontstaat niet door erover te praten, maar door ermee te handelen.
Begin daarbij met concrete maten en ga pas later over naar een abstracter niveau, in de vorm van echte meetinstrumenten.
Meter
Benodigdheden:
- Een bord liniaal
- Wol
- Scharen
- Een pakketje
Hoe groot zou het pakketje zijn? Zou hij een meter groot zijn?
Wat is dat eigenlijk, een meter? Verken samen met de kinderen de centrale maat waarvan alle maten zijn afgeleid: de meter. Wat is dat een meter? Heeft iemand een idee?
Laat kort een bordliniaal zien en vertel dat dat een meter is. Dit geeft de kinderen een beeld. Laat kinderen deze meter ook lijfelijk ervaren. Kunnen zij bijvoorbeeld een stap zetten die precies een meter is? Of kunnen zij met twee benen naast elkaar een meter springen? Zet de liniaal ook eens verticaal tegen de muur.
Lukt het de kinderen om met hun voeten de punt van de liniaal aan te raken?
Kunnen de kinderen een pittenzak van de ene naar de andere kant van de liniaal werpen? Door actief te handelen krijgen kinderen steeds meer grip op het begrip 'meter'.
Doe de liniaal daarna weer weg en vraag de kinderen of zij van een bolletje wol een meter kunnen afknippen. Vergelijk deze daarna naast de liniaal.
Wie komt er dichtbij in de buurt? Geef de kinderen daarna allemaal een stukje wol van precies een meter. en laat ze in de klas op zoek gaan naar voorwerpen die precies een meter zijn. Hoeveel keer past het postpakket in de meter?
Meten met bouwmaterialen
Benodigdheden:
- Bouwmaterialen
- Enveloppen of pakketjes in verschillende maten
Meet met behulp van bouwmaterialen de voorwerpen.
Van klein naar groot
Benodigdheden:
- Pakketjes of enveloppen in verschillende groottes
Laat de kinderen pakketjes of enveloppen van verschillende groottes van klein naar groot leggen. Vraag een kind de kleinste te pakken en neer te zetten.
Welke van de overgebleven is nu de kleinste enz. Ga zo door totdat er een logische volgorde ontstaat. De kinderen kunnen ook ordenen op van dik naar dun of van lang naar kort. Laat de kinderen de ogen sluiten en wissel twee voorwerpen of afbeeldingen om van plek. Welke zijn er verwisseld? Vraag het kind om de rij weer goed te zetten.
Variatie 1: Geef ieder kind een afbeelding, variërend in grootte.
Geef ze de opdracht iemand te zoeken die een afbeelding heeft die even groot is.
Deze kinderen gaan bij elkaar staan.
Variatie 2: Geef ieder kind een afbeelding, variërend in grootte. Geef ze de opdracht groepjes te vormen met vijf plaatjes van klein naar groot.
Een omtrek meten
Benodigdheden:
- Touw
- Wasknijpers
- Pakketjes
Geef de kinderen een stuk touw en een wasknijper en laat ze de omtrek van een pakketje meten door het touw er omheen te leggen. Leg uit dat omtrek betekent dat je om een vorm heen gaat en omsluit. Laat ze het eerst schatten en de wasknijper op de plek plaatsten tot waar ze denken dat ze deze er omheen moeten leggen en daarna bepalen door het te meten. De wasknijper knijpen ze op de plek van het touw tot waar ze het hebben gemeten. Het belang van de opdracht schuilt erin dat kinderen leren omtrek te associëren met lengte.
De straat waar ik woon
Benodigdheden:
- Grote vellen papier of kranten
- A4 papier, gekleurd
- Touw
Geef de kinderen een groot vel papier. Dit is het huis waar ze wonen. Ze zoeken ergens op de vloer een plekje om te wonen. Je kunt van tevoren de naam van het kind en/of zijn huisnummer erop schrijven. De kinderen maken van de A4tjes de straten, door deze precies tegen elkaar aan te leggen. Er kunnen dus alleen rechte wegen met haakse bochten worden gemaakt. Zijn alle straten precies hetzelfde? Wat valt op? (Rechte, kromme, lange, korte straten, alle straten even breed). Welke straat is er kort en welke is er lang? Hoe weet je dat?
Groot of klein?
Benodigdheden:
- Voorwerpen of afbeeldingen, passende bij dit thema, in allerlei maten.
Laat de kinderen voorwerpen of afbeeldingen sorteren op klein of groot.
Denk aan enveloppen, pakketjes of afbeeldingen over de post.
In het echt
Benodigdheden:
- Een boek over post
Hoe groot zou het personage of voorwerp in het boek in het echt zijn? Hoe kunnen we daar achter komen? Staan er bijvoorbeeld ook afbeeldingen in het boek of op de afbeelding van personages waarvan we de maat in het echt wel weten?
Kunnen we die maat gebruiken om erachter te komen hoe groot het personage of voorwerp dan is? Hoe? Bijvoorbeeld door te kijken hoeveel keer deze daarin past en dan de echte maat ook zoveel keer achter elkaar te leggen.
Hoe ver?
Benodigdheden:
- Een (afbeelding van een) brievenbus
Ga staan en zeg: "Ik ga meten hoe ver het is naar de brievenbus". Loop naar een voorwerp door steeds de ene schoen voor de andere te zetten. Tel hardop: 1 schoen, twee schoenen enz. Laat een kind hetzelfde doen. Hoe kan het dat dezelfde afstand de ene keer minder voetstappen is dan de andere keer?
Variatie: Zorg voor meerdere afbeeldingen van brievenbussen. Welke is het dichtste bij? En welke het verst? Vraag de kinderen om de afstand tussen de voorwerpen na te meten met behulp van stappen, een schoenveter of een andere natuurlijke maat.
Past het in de brievenbus?
Benodigdheden:
- Een brievenbus (maak deze van een doos) of een mal van een brievenbus.
- Allerlei voorwerpen die wel/niet in de brievenbus passen
Wat past er in de brievenbus en wat niet?
Laat eventueel de mal van de brievenbus zien. Bespreek dat dit de maat van de brievenbus is die elk huis (minimaal) heeft. Vertel dat brieven, kaarten en kleine pakketten door de brievenbus heen gaan. Alles wat groter is, is een groot pakket.
Laat de kinderen eerst schatten en het daarna uittesten.
De poststukken worden gesorteerd in brievenbuspost en pakketpost.
Wegen
Licht en zwaar
Benodigdheden:
- Een posttas met heel veel voorwerpen
Laat verschillende kinderen de tas tillen en vraag wat ze ervan vinden: zwaar of licht?
Haal nu erg veel voorwerpen eruit, zodat het als heel licht ervaren wordt.
Vraag de kinderen weer wat ze ervan vinden.
Wat moeten we doen om het niet té licht en niet té zwaar te maken?
Wegen
Benodigdheden:
- Blokjes en een pakketje
- Een weegschaal
Gebruik een weegschaal. Leg aan de ene kant een pakketje.
Hoeveel blokjes zijn er nodig om de weegschaal in balans te krijgen?
Een kilo
Benodigdheden:
- Een pakketje
- Dingen die 1 kg wegen, bijvoorbeeld een pak suiker
- Een weegschaal of balans
Hoe zwaar is het pakketje? Zou hij een kilo wegen? Meer of minder misschien?
De kilo is een abstract begrip, waar kleuters vaak nog geen concreet beeld bij hebben.
Dit beeld kun je ontwikkelen door het ze zelf te laten ervaren. Geef ze dus letterlijk voorwerpen van een kilo (bijv. een pak suiker) in hun handen, zodat ze een kilo kunnen voelen. Laat de kinderen daarna op zoek gaan naar voorwerpen in de klas waarvan zij ook denken dat het een kilo weegt. Laat ze het verschil in gewicht tussen beide voorwerpen beide handen voelen. Voelt het hetzelfde? Hoe kunnen we dat precies meten?
Weeg de voorwerpen op een weegschaal of balans.
Bespreek wanneer voorwerpen evenveel wegen of ze ook dezelfde vorm hebben.
Wie kan tenslotte iets vinden dat even zwaar is als het pakketje?
Wegen met een weegschaal
Benodigdheden:
- Een weegschaal (balans)
- Pakketjes
Zet de weegschaal in de kring en kijk met de kinderen hoe zwaar allerlei voorwerpen wegen. Laat de begrippen zwaar en licht aan bod komen door te kijken wat zwaarder is en wat lichter etc.
Neem twee pakketjes en laat de kinderen raden welke zwaarder is. Hoe kunnen we dit controleren? Laat de kinderen de pakketjes wegen.
Als je gewichtjes hebt, kun je aan de ene kant een pakketje op de balans leggen en aan de andere kant een gewicht. Welke gewicht weegt ongeveer even zwaar als het pakketje? Plak getallen op de gewichtjes. Een 1 op het lichtste gewicht, een 2 op het op een na lichtste gewicht etc. Als het pakketje net zoveel weegt als het gewicht met de 2, dan kost het voorwerp 2 euro om deze te verzenden. De kinderen kunnen de balans op deze manier ook in de winkelhoek gebruiken. Zet de pakketjes van licht naar zwaar.
Weten de kinderen hoeveel een pakketje weegt? Hoeveel iemand weegt kun je niet zien. Hoe kun je dit dan toch te weten komen? Laat de kinderen met antwoorden komen (weegschaal).Vraag de kinderen vervolgens om drie pakketjes, die ongeveer even groot zijn (zodat de lengte minder een rol speelt) op volgorde te zetten van licht naar zwaar. Maak daarbij in eerste instantie nog geen gebruik van de weegschaal. Hoe kun je zeker weten dat deze volgorde klopt?
Laat de kinderen met het antwoord komen. Laat de pakketjes daarna op de weegschaal staan/zetten en oefen met het aflezen van een weegschaal. Zet de pakketjes daarna samen weer in de juiste volgorde. Herhaal dit met drie andere pakketjes.
Postzegels
Benodigdheden:
- Een Postzegels
- Een weegschaal
Bekijk met de kinderen een postzegel. Hoe ziet een postzegel eruit? Wat staat erop?
Laat een echte postzegel of een afbeelding ervan op je Digitale schoolbord zien.
Weten de kinderen waarom er een postzegel op de brief of het pakket zit? Weten de kinderen dat er verschillende soorten postzegels zijn? Vertel dat er heel veel verschillende soorten postzegels zijn.
Vertel dat je op zware brieven en pakketjes meer postzegels moet plakken, dan lichte. Daarvoor moet de postbode de brief wegen. Leg enkele brieven of pakketjes één voor één op een weegschaal. Laat de kinderen de brieven of pakketjes ook voelen. Welke zou het zwaarst zijn? En welke is licht? Bepaal met de kinderen of de brieven of pakketjes zwaar of licht zijn en hoeveel postzegels er dan op zouden moeten.
Eventueel kun je ook ingaan op het verzamelen van postzegels.
Probleemoplossend denken
Problemen oplossen
Benodigdheden:
- Geen
Soms komt de postbode allerlei problemen tegen. Wat doet hij/zij dan?
Wat doet de postbode als hij een pakje moet bezorgen en het past niet in de brievenbus? Hij belt aan. En als je niet thuis bent. Hij komt dan nog een keer, na de tweede keer doet hij een briefje in de brievenbus dat je op kan komen halen op het postkantoor.
Wat gebeurt er als het adres op de envelop niet klopt? De brief kan terug gestuurd worden naar de afzender. Soms komt de brief bij de verkeerde ontvanger terecht. De post kan niet bezorgd worden.
Wat gebeurt er als je geen postzegel op je kaart plakt? Bezorgt de postbode dan toch de kaart? De ontvanger moet dan geld betalen. Er zit dan een berichtje aan de kaart of brief.
Wat gebeurt als de postbode de post ’s morgens niet sorteert voordat hij de post weg gaat brengen? Dan moet hij steeds heen en weer. Vindt hij dat fijn? Komt hij dan eerder of later thuis?
De postbode is heel bang voor honden. Bedenk zoveel mogelijk fijne oplossingen voor hem.
Wat zou jij doen als de mensen niet thuis zijn om het pakket aan te nemen? Bedenk zoveel mogelijk oplossingen.
Laat de kinderen zelf nog meer problemen en oplossingen bedenken, die een postbode kan tegenkomen.
Vragen bedenken
Benodigdheden:
- Geen
Daag de kinderen met allerlei vragen uit om oplossingen te bedenken. Bijvoorbeeld:
Bedenk vragen waarop alleen het antwoord: “de postbode” mogelijk is.
Bedenk vragen met het woord ‘postbode’ waarop alleen het antwoord: “Ja, maar niet als hij brieven bezorgt” mogelijk is.
Wellus nietus
Benodigdheden:
- Geen
Daag de kinderen met allerlei wellus-nietus vragen uit om antwoorden te bedenken. Bijvoorbeeld:
Wat doet de postbode nooit alleen?
Wat doet de postbode nooit samen?
Wat zal de postbode nooit doen met brieven?
Op welke vraag zal de postbode nooit het antwoord ‘nee’ geven?
Op welke vraag zal de postbode nooit het antwoord "ja" geven?
Argumenten
Benodigdheden:
- Geen
Laat de kinderen allerlei tegenargumenten bedenken bij stellingen. Bijvoorbeeld:
Bedenk argumenten om de volgende uitspraak te verdedigen: "De postbode bezorgt vanaf nu alleen nog maar kaarten".
Bedenk argumenten om de volgende uitspraak te verdedigen: "De postbode kan beter stoppen met de post bezorgen".
Bedenk argumenten om de volgende uitspraak te verdedigen: "De postbode kan beter een joggingpak dragen"
Uitvinden en ontwerpen
Benodigdheden:
- Geen
Daag de kinderen met allerlei vragen uit om oplossingen te bedenken. Bijvoorbeeld:
Ontwerp een nieuw vervoermiddel voor de postbode.
Ontwerp nieuwe kleren voor de postbode.
Ontwerp een sorteermachine voor de postbode.
Op welke manier hoeft de postbezorger geen zware tas meer te dragen?
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog leuke suggesties?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!
.
.
Comentários