In deze blog geef ik je suggesties voor rekenactiviteiten bij het thema post.
Tellen met je lijf
In de war
Benodigdheden:
- Een postbode handpop
De postbode handpop start met tellen, maar dat gaat niet helemaal goed!
Hij haalt alle huisnummers door elkaar, slaat getallen over enzovoorts.
De kinderen zullen hierop reageren. Vraag ze jou te helpen.
Tel een stuk en laat de kinderen verder tellen.
Tel en sla een getal over. Vraag welk getal je overgeslagen hebt.
Een ritje met de postauto
Benodigdheden:
- Een postbode handpop
De kinderen zitten in de kring en 1 kind is de chauffeur van een postauto.
Hij of zij loopt rondjes in de kring. Vertel de kinderen dat er 3 postbodes instappen. De chauffeur wijst 3 kinderen aan (al rijdend door de kring). Deze kinderen stappen in en zitten nu in de postauto (ze lopen achter de chauffeur aan rondjes). Tel met de kinderen de postbezorgers. Nu komen er nog 2 bij in de postauto en ook deze kinderen lopen mee. Hoeveel zijn er nu? 4 kinderen stappen uit om brieven en pakjes te bezorgen (altijd de eerste vier vanaf de chauffeur). Tel hardop mee met de kinderen die uitstappen.
Hoeveel zitten er nu nog in de postauto? Enz.
Tellen met concrete voorwerpen
Genoeg?
Benodigdheden:
- Enveloppen
- Postzegels
Leg vijf enveloppen neer. Verdeel zes postzegels. Laat de kinderen de postzegels verdelen. Er blijft er eentje over. Hoeveel enveloppen moeten erbij? Herhaal dit en laat de aantallen verschillen (te weinig of juist teveel postzegels). Hoeveel postzegels moeten erbij of eraf?
Splitsen met een brievenbus
- Een brievenbus (maak deze van een doos)
- Kaarten of enveloppen
Leg enkele kaarten of enveloppen op de tafel. Laat een leerling ze tellen.
De kinderen mogen vervolgens de ogen dichtdoen. Een van de kinderen mag evenveel kaarten of enveloppen in de brievenbus doen als het aantal vingers dat de leerkracht opsteekt. De kinderen doen vervolgens hun ogen open. Hoeveel kaarten of enveloppen liggen er nu nog op de tafel? Hoeveel zouden er dan in de brievenbus zitten?
Variatie: Leg er een paar kaarten of enveloppen bij als de kinderen hun ogen dicht hebben. Hoeveel lagen er eerst? Hoeveel liggen er nu? Hoeveel zijn er bij gekomen?
Tellen en groeperen
Benodigdheden:
- Een grote stapel voorwerpen, bijvoorbeeld kaarten
- Papier en potloden
Leg een grote stapel voorwerpen in de kring en laat de kinderen schatten hoeveel het er zijn. Ze noteren het aantal op een blaadje. Daarna ga je tellen. Wie zat er het meest dichtbij?
Leg daarna alle voorwerpen weer op een hoop en ga ze sorteren, bijvoorbeeld op soort kaart. Tel de groepjes en vertaal het aantal naar een staafdiagram. Waarvan zijn er de meeste/minste?
Meer en minder
Benodigdheden:
- Postzegels
- Verschillende kleuren/groottes enveloppen
Leg de enveloppen in de kring en geef de kinderen opdrachten. Bijvoorbeeld:
Leg op de rode envelop 2 postzegels.
Zorg dat er op de gele en groene envelop evenveel postzegels liggen.
Leg 4 postzegels meer op de grootste envelop.
Op welke envelop liggen er meer/ minder postzegels?
Hoeveel postzegels liggen er op de envelop samen?
Het geheime pakketje
Benodigdheden:
- Paketjes
Leg de pakketjes in het midden van de kring op een rij.
Wanneer de kinderen gewoon in de ronde kring zitten, spreek je af welke de eerste is en welke het laatste. Je kunt de kinderen ook allemaal zo laten zitten dat ze de pakketjes vanuit de juiste richting zien. De helft van de kinderen gaat dan op de grond, voor een ander kind zitten. Eén kind gaat naar de gang. De klas spreekt af wat het geheime pakketje is.
Laat de kinderen deze benoemen. Is het de eerste? De zesde of de laatste?
Het kind komt van de gang terug de klas in en mag een pakketje pakken.
Is dit het geheime pakketje niet, dan blijft het stil in de klas.
Het kind mag deze dan op zijn/haar stoel leggen.
Dan mag het kind een volgend pakketje pakken. Net zolang tot het kind het geheime pakketje vastpakt. De hele klas roept dan 'BOEM!' Dit pakketje moet worden teruggelegd en het kind mag niets meer pakken. Hoeveel pakketjes heeft het kind kunnen pakken?
Vraag regelmatig welk pakketje het kind nu pakt, de tweede of de derde?
En hoeveel pakketjes het kind al heeft kunnen pakken.
Nu mag er iemand anders naar de gang en wordt het spel opnieuw gespeeld.
Wie heeft er de meeste pakketjes gepakt? Wie de minste?
Speel het spel een aantal keer. Herhaal de rangtelwoorden en de begrippen meer, minder, evenveel, meeste en minste.
De letterdieven
Benodigdheden:
- 5-10 kaarten
De postbode is in slaap gevallen. Er liggen 5-10 kaarten om hem/haar heen.
De kinderen mogen als de leerkracht ze aanwijst een kaart weghalen.
Kan de postbode raden hoeveel kaarten er gestolen zijn?
Verkort tellen
Benodigdheden:
- Enveloppen of kaarten
Leg twee enveloppen of kaarten naast elkaar en vraag de kinderen hoeveel het er zijn.
Leg er zonder dat de kinderen het zien, twee bij. Zorg ervoor dat ze netjes twee aan twee liggen. Vraag hoeveel er nu liggen.
Leg er steeds twee voorwerpen, twee aan twee, bij.
Laat de kinderen met sprongen van twee meetellen.
Variatie: Doe twee kaarten of enveloppen in een brievenbus. Vertel de kinderen dat er evenveel kaarten in als naast de brievenbus liggen. Hoeveel kaarten zijn er dan in totaal?
In de war
Benodigdheden:
- Een postbodehandpop
- Een aantal kaarten
De handpop is de tel kwijt. Hoeveel kaarten had hij nu? De hele nacht heeft hij geteld en toen hij bijna klaar was, vergat hij waar hij was gebleven. Kunnen de kleuters helpen met tellen? Tel alle kaarten uit de postzak. Tel ze één voor één, leg ze in een rij, geef elk kind een kaart, maak groepjes van vijf of tien, verdeel de kaarten etc.
Hoeveel kaarten liggen er in de brievenbus?
Benodigdheden:
- Een aantal kaarten
Een kind zit met een blinddoek op in de kring.
Er komt steeds een kind een kaart achter hem leggen.
Kan het kind raden hoeveel kaarten er in zijn/haar brievenbus liggen?
Post tellen
Benodigdheden:
- Heel veel kaarten
Leg een heleboel kaarten op een stapel in de kring of tover ze uit je tas of een brievenbus tevoorschijn. Hoeveel kaarten zouden dit zijn? Wat denken jullie?
Hoe kunnen we weten hoeveel kaarten het écht zijn? Tel ze maar! Kunnen we de kaarten handig neerleggen, zodat je ze makkelijk kunt tellen? Zijn er kaarten hetzelfde?
Zouden dit genoeg kaarten zijn voor alle kinderen uit de klas?
Enveloppen
Benodigdheden:
- Allerlei verschillende enveloppen
Leg een hoop verschillende soorten enveloppen neer en stel er vragen over, zoals:
Welke envelop is het grootst, kleinste, kleiner dan, hoeveel, eerste, derde, middelste etc.
Je kunt de enveloppen ook vergelijken: op vorm (rechthoek/vierkant)of op grootte.
En tenslotte kun je ze op volgorde laten leggen van klein naar groot.
Welke zijn even groot?
Post rondbrengen
Benodigdheden:
- Postzak
- 10 kaarten
De kinderen zitten in de kring. Een kind krijgt de postzak en mag de post rond gaan brengen bij de andere kinderen. Er zitten 10 kaarten in zijn postzak. De postbode mag zelf weten hoeveel kaarten hij of zij bezorgt aan de andere kinderen. De kinderen moeten raden en tellen hoeveel kaarten er nog in de zak zitten. Haal de kaarten voordat je begint er eerst even uit en tel de kaarten met zijn allen, zodat alle kinderen dit goed hebben gezien.
Voor de jongste kleuters is dit een erg moeilijk spel. Voor hen is de radende factor erg van belang. “Denk jij dat er nog kaarten in de zak zitten?” De postbode hoeft ze niet alle 10 te bezorgen. Als hij zegt: “Zo nu ben ik klaar”, dan mogen de andere kinderen raden of er nog kaarten in de posttas zitten. De eerste keer ben je zelf de postbode om aan de kinderen te laten zien hoe het moet. Met een voorbeeld is het voor de kinderen sneller duidelijk. Tenslotte kijk je of de kinderen het goed geraden hebben.
Tellen met getalbeelden
Hoeveel stippen?
Benodigdheden:
- Een aantal kaarten
- Een dobbelsteen
- Een hoepel
Gooi met een dobbelsteen en tel samen het aantal stippen. Vertel dat de kinderen evenveel kaarten als stippen in de hoepel (de brievenbus) moeten leggen. Begin makkelijk en wijs een kind aan. Geef de opdracht vervolgens ook eens aan twee kinderen tegelijk.
Laat de kaarten net zo neerleggen als de stippen op de dobbelsteen.
Tellen met getalbeelden en cijferkaarten
Zoek dezelfde, maar toch anders
Benodigdheden:
- Huisnummers
- Cijferkaarten met een getalbeeld
Gebruik de huisnummers en kaarten met daarop het getalbeeld (bijv. stippen of vingers die een aantal aangeven). Geef de helft van de groep een huisnummer en de helft een kaart met een (bijbehorend) getalbeeld. Vertel dat de kinderen met een huisnummer op zoek moeten naar de kinderen met het getalbeeld, behorende bij dit cijfer.
De kinderen lopen door de kring en gaan bij het juiste kind staan.
Wanneer iedereen zijn huisnummer gevonden heeft, controleer je of het klopt.
Andersom (het getalbeeld bij een huisnummer zoeken) kan natuurlijk ook.
Laat de kinderen ook eens van kaartje wisselen en speel het spel dan opnieuw.
De getallenlijn
Benodigdheden:
- Kroonstroken (10 tot 20)
- Ronde vouwblaadjes (11 of 21)
- Cijferkaartjes t/m 10 of 20
- Een dobbelsteen
- Twee knuffels
Veel kinderen kunnen de telrij opzeggen, maar dat betekent nog niet dat ze inzicht hebben in de getallenlijn. Maak er eentje, bijvoorbeeld met kroonstroken en vouwcirkels.
Plak de kroonstroken aan elkaar en schrijf het cijfer 0 op de eerste en 10 of 20 op de laatste.
Vertel de kinderen dat het een straat is, met de huisnummers van bijvooorbeeld 0-20.
Geef de kinderen een cijferkaartje. Waar moeten ze deze leggen in de straat?
Is dat nog ver tot 10 of 20?
Hoeveel stappen moet je dan nog zetten? Maak op die manier tenslotte bijvoorbeeld samen een levend ganzenbord en laat twee (postbode) knuffels een wedstrijd tegen elkaar lopen. Gooi met de dobbelsteen. De knuffel mag zoveel plekken vooruit. Wie wint?
Leg de getallenlijn, de cijferkaartjes en de dobbelsteen daarna ook eens neer voor je werkles en laat de kinderen in twee- of drietallen zo'n levend ganzenbord spelen.
Levend Ganzenbord
Benodigdheden:
- Cirkels met cijfers erop
- Een knuffel
- Een dobbelsteen
Een variatie op het bekende spel 'Ganzenbord'.
Leg de cirkels op de vloer. Leg ze in eerste instantie in de verkeerde volgorde/in de war. Kunnen de kinderen ze op de goede volgorde leggen.
Daarna rollen de kinderen om beurten met een dobbelsteen en plaatsen een postbode knuffel evenveel stappen vooruit. Lukt het de postbode om binnen 10 worpen alle huisnummers te passeren?
Dobbelspel
Benodigdheden:
- Huisnummers
- Twee dobbelstenen
Leg de huisnummers in de juiste volgorde en tel ze. Tel ook eens verder vanaf een bepaald getal, tel terug, tel met sprongen. Gooi vervolgens met 2 dobbelstenen.
Kijk wat je gegooid hebt en pak het desbetreffende huisnummer.
Tellen met cijfers
Cijferkaarten
Benodigdheden:
- Cijferkaarten passende bij het thema post. Je kunt ook huisnummers gebruiken.
Je kan de cijferkaarten op allerlei manieren inzetten.
Je vindt kant-en-klare cijferkaarten bij het thema post op:
Straatnamen en huisnummers
Benodigdheden:
- Huisnummers van de kinderen
Bespreek waarom alle huizen een nummer hebben? En waarom hebben alle straten een andere naam? Alle kinderen hebben een briefje waar hun huisnummer groot op staat.
Ze vertellen de andere kinderen op welk huisnummer ze wonen.
De kinderen gaan nu in volgorde staan met het laagste huisnummer aan de ene kant en het hoogste aan de andere kant.
Delen
Benodigdheden:
- Concreet materiaal, zoals blokjes.
- Een brievenbus met twee gleuven (maak deze van een doos)
- Enveloppen met de cijfers 1-12
Laat de kinderen ontdekken welke hoeveelheden tot 12 eerlijk door 2 gedeeld kunnen worden. Leg kaarten met de getallen 1-12 neer en schuif de getallen die wel deelbaar zijn door 2 naar beneden. Op die manier zien kinderen het patroon van even en oneven nummers ontstaan.
Huisnummers
Benodigdheden:
- Kaartjes met huisnummers
Vraag de kinderen naar hun huisnummer. Kunnen ze hun eigen huisnummer tussen de afbeeldingen vinden? Hebben twee kinderen misschien hetzelfde huisnummer?
Wie heeft het laagste huisnummer? Wie het hoogste?
Heeft iemand een letter achter zijn huisnummer?
Laat de kinderen de huisnummers op volgorde leggen en zo een straat vormen.
Wie woont er aan het begin van de straat? Wie in het midden? Wie aan het einde?
Welke kinderen komen dichtbij elkaar te wonen? Welke kinderen ver weg van elkaar? Hoeveel nummers zitten daar tussen? De huisnummers van de kinderen sluiten wellicht niet aan op de cijferkennis die je van kleuters mag verwachten. Dit kun je oplossen door er een paar kinderen met een lager huisnummer uit te pikken (tot 20) of de kinderen denkbeeldige huisnummers te geven (die dus niet overeen komen met hun eigen huisnummer)
Vraag een kind om een brief te bezorgen op nummer …
Laat alle kinderen met het cijfer … in het huisnummer een opdracht doen.
Variatie: Iets moeilijker! Je kunt ook met stippen of turfstreepjes werken. Zet deze op de enveloppen en zet de cijfers op de brievenbussen.
Bewegend flitsen
Benodigdheden:
- Huisnummers
Maak een stapeltje van de huisnummers en flits ermee. De kinderen zeggen welk getal ze zien. Spreek met de kinderen af dat het getal van de week het kaartje is waarbij ze boos mogen stampen of blij mogen springen. Steeds wanneer de kinderen het 'stamp of spring' kaartje zien, stampen ze of springen ze de lucht in.
Zoek je maatje
Benodigdheden:
- Huisnummers. Print deze twee keer uit.
De kinderen zoeken het kind met hetzelfde huisnummer en gaan naast elkaar in de kring of op de grond zitten. Variatie: Laat ze iemand zoeken die 1 meer of 1 juist 1 minder heeft.
Rara, waar ben ik?
Benodigdheden:
- Huisnummers
- Een afbeelding van een postbode
Verstop de afbeelding onder één van de huisnummers. De kinderen raden vervolgens waar deze ligt. Ze moeten het getal eerst juist benoemen en daarna mogen ze kijken of het klopt.
Even en oneven nummers
Benodigdheden:
- Huisnummers
- Kaartjes met adressen (nummers)
- Afbeeldingen van huizen met huisnummers
- Een afbeelding van een postbode
Vertel kort iets over de huisnummers in de straat. Weten de kinderen op welk huisnummer ze wonen? En de buren? Deel de huisnummers uit aan een aantal kinderen.
Ze kunnen deze vasthouden of om hun nek hangen. Laat ze in de goede volgorde gaan staan. Vervolgens vertel je dat het in de straat een beetje anders is met de nummers.
Zet de kinderen met de oneven nummers aan de ene kant en de even nummers aan de andere kant. Deel kaartjes uit met adressen erop. De kinderen die een kaartje krijgen, gaan dit aan de juiste persoon in de straat geven. De oudere kleuters geef je het huisnummer, de jongere kinderen geef je een kleur van de brievenbus.
Variatie: Gebruik afbeeldingen van huizen met een huisnummer.
De kinderen leggen aan de ene kant een straat van alle oneven nummers en aan de andere kant een straat van alle even nummers. Geef ze daarna allerlei opdrachten met de postbode, zoals: Laat de postbode van 1 naar 10 lopen.
Kant en klare huizen met nummers vind je o.a. op:
De getallenrij
Benodigdheden:
- Cijferkaarten
De kinderen zitten in de kring. Jij hebt de cijferkaarten vast. Je laat een willekeurig kaartje zien en legt dit kaartje in de kring. Daarna laat je het volgende kaartje zien. Waar zou dit kaartje moeten liggen. Maak samen een getallenrij van alle kaartjes in de kring.
Kaartje terugleggen
Benodigdheden:
- Cijferkaarten
De kinderen zitten in de kring (op volgorde van de getallen) en hebben hun cijferkaartje vast. De leerkracht noemt een getal. Dit kind mag zijn/haar cijferkaartje in de kring komen leggen. Wanneer een kind zijn getal niet herkent of niet reageert, zullen de anderen dit misschien wel opmerken. Ze kunnen immers tellen wie welk getal heeft.
Wat klopt er niet?
Benodigdheden:
- Huisnummers
Leg de getallen in de juiste volgorde in de kring. De kinderen doen de ogen dicht. Haal een getal weg of verwissel twee getallen. Kunnen de kinderen ontdekken wat er niet goed is? Speel dit spel ook een keer met alleen de even of de oneven getallen.
Verstoppertje spelen
Benodigdheden:
- Huisnummers
- Een knuffel
Leg de getallen in de juiste volgorde. Gebruik een postbodeknuffel waar de kinderen eerst aan moeten vertellen welke getallen ze zien.
De knuffel gaat een verstopspelletje met de kinderen spelen.
Hij gaat op één of meerdere huisnummers liggen. Welke getallen zijn bedekt?
Variatie: De kinderen doen de ogen dicht. De knuffel pakt een huisnummer weg.
De kinderen mogen weer kijken. Welk getal is er nu weg? Maak het spel moeilijker door meerdere getallen weg te halen.
Wie is er weg?
Benodigdheden:
- Huisnummers
De kinderen zitten in de kring en hebben hun huisnummer (in de juiste volgorde) zichtbaar in hun handen. De kinderen doen de ogen dicht. De leerkracht tikt één kind aan.
Dit kind verstopt zich met het kaartje. Dan mogen de kinderen hun ogen weer opendoen. Welk huisnummer is verdwenen? Wordt het juiste huisnummer genoemd, dan komt het kind dat dit kaartje heeft weer in de kring zitten. Breid dit uit door meerdere kinderen in één ronde aan te tikken. Zij verdwijnen en wanneer hun huisnummer genoemd wordt, komen ze terug in de kring.
Het geheime getal
Benodigdheden:
- Huisnummers
Jij neemt een getal in gedachten. De kinderen gaan allemaal op hun stoel staan, met hun huisnummer zichtbaar in de hand. Zorg ervoor dat de kinderen hun getal goed zichtbaar vast blijven houden. Ze mogen het geheime getal gaan raden. Als het getal bijvoorbeeld 18 is en een kind 20 raadt, zeg jij 'lager' en moeten alle kinderen die 20 of hoger dan 20 hebben gaan zitten. Nu raadt een kind 5. Jij zegt 'hoger' en alle kinderen die 5 of lager hebben gaan zitten. Wie raadt het getal?
Raad het getal
Benodigdheden:
- huisnummers
- Een knuffel
Leg de getallenlijn met de huisnummers in de kring. Zorg ervoor dat alle kinderen aan de goede kant zitten (en het spel dus niet op z'n kop zien). Leg een knuffel aan het begin van de getallenlijn (voor de 1) en een andere knuffel aan het eind (achter de 10 of 20). Neem een getal in gedachten.
De kinderen mogen raden. Vertel of het geraden getal te hoog of te laag is.
Verplaats de ene knuffel naar rechts wanneer het getal meer moet zijn en verplaats de andere naar links als het getal minder moet zijn. Bijv. Jij hebt 7 in gedachten.
Een kind raadt 4. Dit is te laag. Verplaats de knuffel, schuif hem over de 1, 2, 3 en 4.
De getallen tussen de twee knuffels kunnen nog geraden worden. Nu wordt 8 geraden.
Dit is te hoog. Verplaats de andere knuffel naar de 8. De getallen tussen 4 en 8 blijven over. Ga zo verder. Wie raadt het getal?
Hoger/lager
Benodigdheden:
- Huisnummers
Neem een stapeltje huisnummer en schud ze goed. Draai de eerste kaart om.
Vraag de kinderen welk getal hierop staat. Laat de kinderen nu raden of er op de volgende kaart een hoger of lager getal staat. Draai de volgende kaart om. Is het hoger of lager?
Ga zo verder.
Variatie: Geef elk kind een kaart. Laat één van de kinderen de naam van een ander kind noemen. Heeft hij een hoger of lager getal op zijn huisnummer staan?
Hoeveelheden koppelen aan getallen
Benodigdheden:
- Cijferkaarten
- Voorwerpen
Leg een aantal cijferkaarten in de kring en leg hier evenveel voorwerpen bij.
Coöperatieve opdracht
Benodigdheden:
- Huisnummer
- Teldopjes (of andere kleine voorwerpen)
Zorg voor huisnummers waarvan het totale aantal bij elkaar opgeteld het aantal kinderen in de klas vertegenwoordigt. Elk kind krijgt een teldopje (de post). Geef ze vervolgens de opdracht om de teldopjes op de kaarten te leggen. Precies evenveel als dat het getal op de kaart aangeeft. Wijs daarna kinderen aan die dit mogen controleren.
De postbode
Benodigdheden:
- Allerlei soorten post (enveloppen en kaarten in verschillende groottes)
- Een postzak.
Er ligt een grote zak in de kring. De postbode is deze zak bij het bezorgen van post op school vergeten. Wat zou er allemaal in de zak zitten? Bespreek wat de postbode allemaal rondbrengt. Bespreek ook het werk van de postbode. Wat gebeurt er wanneer wij een kaart, brief of uitnodiging aan iemand willen sturen en deze in de rode brievenbus doen?
We keren de zak om. Misschien kunnen we de postbode helpen bij het rondbrengen van de post. Op alle brieven en enveloppen staat een cijfer van 1 tot en met 12.
Dit zijn de huisnummers. De postbode kan zien op welk huisnummer de post bezorgd moet worden. Zorg voor brievenbussen met nummers van 1 tot en met... (afhankelijk van je doel) De kinderen brengen de post naar de goede brievenbus.
Variatie: Je kunt ook een aantal huisjes in de kring bouwen en er een cijferkaartje (= het huisnummer) bij leggen. De huizen krijgen de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 6 of 2, 4, 6, 8, 10 ,12.
Laat bij één of twee huizen het huisnummer weg. Deze zijn zogenaamd 'kwijt'.
Hoe kunnen we nu weten welk huis dit is? Welk huis heeft de meeste post?
Welk huis de minste? Leg af en toe ook de verkeerde post bij een huisje.
Kunnen de kinderen vertellen wat er mis gaat?
Rangtelwoorden
Benodigdheden:
- Afbeeldingen van huizen met een huisnummer
- Enveloppen of kaarten
Zet de huizen in een rij.
Geef de kinderen allerlei opdrachten, zoals:
Breng 1 brief naar het eerste huis
Breng 2 brieven naar het zesde huis
Breng 3 brieven naar het laatste huis enz.
Kant en klare huizen met nummers vind je o.a. op:
Delen
Een volle brievenbus
Benodigdheden:
- Een aantal hoepels
- 12 kaarten of enveloppen
- 2-3 poppen
Leg iedere pop in een hoepel. Dit zijn de brievenbussen. Er liggen kaarten in.
Zorg in ieder geval voor een vollere en legere brievenbus en eventueel ook nog eentje ertussen in. Waar liggen de meeste kaarten? Waar de minste?
Kunnen de kinderen ervoor zorgen dat er in ieder hol evenveel post komen te liggen?
Zien zij dingen in de klas die vol, leeg of halfvol zijn?
Op zoek naar meer?
Heb je zelf ook nog leuke suggesties? Laat dan een reactie achter!
.
Comentarios