Met taal kun je elkaar begrijpen en jezelf begrijpelijk maken. Dit vraagt om woordenschat, het kunnen formuleren van zinnen en kennis van grammaticaregels. In deze blog vind je suggesties voor taal- en luisteractiviteiten met kleuters bij het thema feest.
Luisterhouding en concentratie
Fluisterluister
Benodigdheden:
- Geen
Ga in de kring zitten. Het eerste kind bedenkt een woordje rondom feest en fluistert deze in het oor van het klasgenootje ernaast. Dit kind doet hetzelfde, net zolang totdat het woord de hele kring is door gefluisterd. Het laatste kind spreekt het woord hardop uit. Is het woord goed doorgekomen?
Waar is de toeter?
Benodigdheden:
- Een blinddoek
De kinderen zitten in een grote kring, op de grond. In het midden staat een kind met een blinddoek voor. Eén kind loopt buiten de kring rond en maakt een feesttoetergeluid.
Het kind in het midden van de kring blijft wijzen naar het geluid.
Wanneer de leerkracht “stop!” zegt, blijft de het kind staan en mag het kind met de blinddoek kijken of het de goede kant op wijst.
Vragen stellen
Benodigdheden:
- Een verhaaltje over feest
Lees een verhaaltje over feest voor. Stel er daarna vragen over.
Woordenlijst
Kinderen verwerven handelend en spelenderwijs nieuwe woorden die zich vastzetten in hun taalgeheugen en die ze van daaruit weer actief kunnen gaan gebruiken.
Herhaling is hierbij het toverwoord. Door de herhaling van woorden worden deze makkelijker opgenomen in het geheugen van de kinderen.
Selecteer voorafgaande aan dit thema bijvoorbeeld 15 themawoorden die je gedurende je lessen en het spel veelvuldig op allerlei manieren aanbiedt.
Woorden die je bij dit thema kunt gebruiken zijn:
1 lettergreep:
Cake
Feest
Gast
Jaar
Kaart
Kroon
Maand
Maart
Mei
Taart
Vlag
2 lettergrepen:
April
Ballon
Bruiloft
Cadeau
Cijfer
Dansen
Datum
Drinken
Eten
Feestmuts
Feestzaal
Gasten
Gebak
Geschenk
Juli
Juni
Kerstmis
Kleren
Liedje
Maanden
Muziek
Nieuwjaar
Pasen
Slagroom
Slinger
Vieren
Zingen
3 of meer lettergrepen:
Afscheuren
Aftelkalender
Aftellen
Augustus
Cadeautafel
Carnaval
December
Dierendag
Drie Koningen
Februari
Feestbeest
Feestdagen
Feestelijk
Feesthoed
Feestkleding
Feesttafel
Feestzaal
Geboorte
Kaarsjes
Feestvarken
Halloween
Hemelvaart
Inpakpapier
Jaarkalender
Januari
Kalender
Kalenderjaar
Kinderfeestje
Koningsdag
Maandkalender
Moederdag
Nieuwjaarsdag
November
Oktober
Oud & Nieuw
Oudejaarsdag
Pinksteren
Prinsjesdag
September
Sinterklaas
Spelletjes
Tekening
Trakteren
Traktatie
Uitnodigen
Uitnodiging
Vaderdag
Verjaardag
Verjaardagsfeest
Verjaardagskalender
Verjaardagskroon
Verjaardagsstoel
Versieren
Versiering
Woordkaarten
Woordkaarten zijn kaarten met een afbeelding en soms ook het woord erop.
Woordkaarten zijn uitermate geschikt om een thema in te leiden.
Ze vergroten o.a. de woordenschat en gespreksvaardigheid en brengen de kinderen in aanraking met letters. Er zijn echter nog veel meer activiteiten mogelijk met de woordkaarten. Meer hierover lees je in mijn blog: Activiteiten met woordkaarten
Zorg altijd voor een veelvoud van de kaarten, zodat je ze ook kunt inzetten voor allerlei coöperatieve spelen.
Woordenschat
Een woordveld
Benodigdheden:
- Vel papier
- Een stift.
Activeer de voorkennis en vergroot de woordenschat van de kinderen met behulp van een woordveld. Wat weten de kinderen bijvoorbeeld al over feest?
Laat ze bijvoorbeeld in tweetallen nadenken over woorden die bij het thema horen en vertellen wat ze bedacht hebben. Laat ze ook beredeneren waarom ze vinden dat het woord erbij hoort. Werk gedurende het thema verder vanuit dit woordveld. Schrijf de woorden op een vel papier. Welk lidwoord hoort ervoor? Je kunt hiervoor ook de woordkaarten bij het thema gebruiken. Laat de kinderen zinnen bij de woorden bedenken en klap de woorden.
Als er een letter van de week centraal staat, kun je deze letter met de kinderen opspeuren in het woordveld en er een cirkel omheen zetten. Maak tekeningen bij de woorden, plak er afbeeldingen bij of laat de kinderen deze er zelf bij maken. Hang het woordveld op. Herhaal moeilijke woorden gedurende de week om de woordenschat uit te breiden.
Mindmappen
Benodigdheden:
- Een woordveld over feest
- Een aantal hoepels.
Een Mindmap is een techniek om je gedachten en denkpatronen in beeld te brengen.
De onderlinge relaties en aspecten worden zo duidelijk.
Je kunt de woordkaarten, maar bijvoorbeeld ook een prentenboek als uitgangspunt nemen.
Laat de kinderen nadenken over welke woorden bij elkaar in een hoepel moeten komen te liggen of spreek al een categorie af en laat de kinderen daar woorden bij zoeken.
Vraag steeds na waarom kinderen deze keuze maken.
Druk de woorden met afbeeldingen nogmaals af en laat de kinderen tijdens de werkles in tweetallen nog eens met de Mindmap aan de slag gaan of geef ze juist de opdracht om een compleet nieuwe Mindmap te maken. Bekijk meer voorbeelden van Mindmaps met kleuters op de website: Mindmaps met kleuters
Een digitale mindmap
Benodigdheden:
- Maak gebruik van een mindmap app, zoals iMindMap kids.
Zorg dat je van te voren verschillende plaatjes op je computer hebt staan die te maken hebben met feest. Wanneer je de iPad aansluit op het digibord kun je alle kleuters mee laten kijken.
Tweetallen
Benodigdheden:
- Een afbeelding, passende bij het thema feest
Verdeel de groep in tweetallen. Geef ieder tweetal een afbeelding. Laat ze om beurten aan elkaar vertellen wat ze al weten over dit thema. Het kind met de afbeelding begint.
Hij noemt een woord en geeft de afbeelding aan het andere kind. Die noemt vervolgens ook een woord wat bij het thema hoort. De kinderen gaan door totdat ze geen woorden meer weten of jij een teken geeft om te stoppen.
Afbeeldingen combineren met echte voorwerpen
Benodigdheden:
- Voorwerpen
- Woordkaarten, thema feest
Laat de kinderen voorwerpen bij woordkaarten/afbeeldingen zoeken om er nog meer betekenis aan te geven. Zet de voorwerpen op de thematafel.
Betekenis geven aan woorden
Benodigdheden:
- Midden in de kring staat een kist met spullen die te maken hebben met feest
De spullen worden uitgedeeld aan tweetallen.
Zij bespreken samen waar de spullen voor nodig zijn. Dit delen ze in de kring.
Vang de bal
Benodigdheden:
- Woordkaarten, thema feest
- Een bal
Geef ieder kind een woordkaart. Deze leggen ze voor hun voeten neer. Noem een woord en gooi de bal naar het kind dat deze woordkaart heeft. Het kind wat de bal vangt noemt ook weer een woord en gooit de bal naar het kind met de betreffende woordkaart.
Echo
Benodigdheden:
- Woordkaarten, thema feest
- Een knuffel
De knuffel roept de woorden die in het woordweb hangen. Hij is alleen een beetje in de war en roept soms ook andere woorden. De kinderen helpen hem.
Als hij een woord uit het woordweb roept, dan gaan de kinderen zo snel mogelijk staan en roepen ze het woord ook hardop.
Stoelendans
Benodigdheden
- Muziek
- Woordkaarten, thema feest (dubbel)
De kinderen krijgen allemaal een woordkaard en leggen deze goed zichtbaar op hun stoel.
Vervolgens gaan ze dansen. Zodra de muziek stopt zoeken ze zo snel mogelijk een stoel.
De leerkracht trekt een woordkaart uit de stapel met alle woordkaarten. Het kind die op de stoel is gaan zitten waar de woordkaart op ligt is af. Hij/zij mag mee blijven spelen, maar als de muziek stopt alleen nog op een stoel gaan zitten waar geen woordkaart op ligt.
Welke hoort er (niet) bij?
Benodigdheden:
- Eventueel woordkaarten, thema tijd en een ander thema
- Een groot vel papier
- Een stift.
Noem steeds een rijtje woorden die bij elkaar horen. Kunnen de kinderen vertellen waarom deze bij elkaar horen? Bijv. ei-nest-kuiken
Variatie: Welk woord hoort er niet bij? Zet er een woord tussen die er niet bij past.
Goed of fout?
Benodigdheden:
- Woordkaarten, thema feest
Jij vertelt iets over de woordkaart, passende bij het thema. Als dit waar is, mogen de kinderen gaan staan. Vertel jij iets wat helemaal niet klopt, dan blijven de kinderen zitten.
Woorden clusteren
Benodigdheden:
- Papier
- een stift
Cluster de woorden rondom feest in een woordkast, woordparaplu of een woordtrap. Welke woorden horen bij elkaar en waarom? Het is een aanrader om deze woordclusters zichtbaar op te hangen, zodat het woord elk moment van de dag in beeld blijft en er meerdere keren per dag aandacht aan kan worden geschonken. Maak de woorden die die dag centraal staan zichtbaar door een poster ervan op te hangen: "Het woord van de dag'.
De kookwekker
Benodigdheden:
- Een voorwerp
- Een kookwekker
Noem een categorie en vraag aan de kinderen om een woord in gedachten te nemen, die binnen deze categorie valt. Zet daarna de kookwekker en geef het voorwerp aan het eerste kind. Hij zegt zijn woord en geeft het daarna door aan de volgende. Zo gaat het voorwerp de kring rond, net zolang totdat de kookwekker afgaat. Kinderen die geen woord weten herhalen een woord dat al is geweest. Wanneer de kookwekker afgaat stopt de ronde. Hoeveel woorden zijn er gevonden? Daarna ga je verder met een andere categorie.
Het kind die het voorwerp als laatste vast had mag dan beginnen.
Categorieën kunnen bijvoorbeeld zijn: Noem zoveel mogelijk namen met de 'F' van tijd, feestdagen, dingen die bij feest horen enz... Bij welke categorie worden de meeste woorden gevonden?
Raadsels
Benodigdheden:
- Geen
Geef de kinderen een raadsel rondom feest. Kunnen zij raden wat je bedoelt?
Bijvoorbeeld:
Je blaast het met je mond op
Je eet het met je verjaardag
Zoek het woord!
Benodigdheden:
- Voor ieder kind een woordkaart, thema feest
Deel de woordkaarten uit.
Geef een kind nu de opdracht: Zoek de woordkaart met daarop een...
Spel: Mag ik van jou?
Benodigdheden:
- Geef ieder kind een woordkaart, thema feest
Zorg ervoor dat ze dit kaartje goed zichtbaar voor hun buik houden, zodat iedereen het plaatje kan zien. Herhaal zo nodig aan het begin even alle woorden bij de plaatjes, zodat iedereen weer weet, wat zijn of haar woord is. Eén kind heeft geen kaartje.
Dat kind vraagt ... (naam), mag ik van jou…(het woord)?” Nu stelt het kind zonder kaartje en ander kind een soortgelijke vraag. Gaat dit spel klassikaal goed, dan kun je het ook in kleinere groepjes spelen, zodat de kinderen sneller aan de beurt zijn.
Raad het plaatje
Benodigdheden:
- Woordkaarten, thema feest
Een kind pakt een kaartje met hierop het themawoord. Hij/zij tekent dit woord.
De andere kinderen proberen het woord zo snel mogelijk te raden.
Flitsen
Benodigdheden:
- Woordkaarten, thema feest
Flits de woordkaarten. De kinderen moeten zo snel mogelijk roepen wat ze daarop zien.
Bingo
Benodigdheden:
- Woordkaarten, thema feest
Speel bingo met de woordkaarten.
Spel: Wie/wat ben ik?
Benodigdheden:
- Woordkaarten, thema feest
- Een hoofdband
- Een mand
- Echte voorwerpen
- Plakband
- Wasknijpers
Neem een woord in gedachten en omschrijf dit, de kinderen raden.
De kinderen mogen 10 ja/nee vragen stellen. De leerkracht beantwoordt deze.
Later kan een kind in gedachten nemen en mag de klas ja/nee vragen stellen.
Variatie 1: Leg de woordkaarten met de afbeeldingen naar beneden op tafel.
Plaats een hoedenstrook op je hoofd, pak zonder te kijken één woordkaart van tafel en bevestig deze met een knijper vast op de hoed. Vertel de kinderen dat zij niet mogen verklappen welk dier jij straks op je hoed zet, omdat jij gaat proberen dit te raden. Stel gesloten vragen aan de kinderen waar zij alleen met hun duim omhoog of hun duim naar beneden op mogen reageren. Op deze kan iedereen meedenken en meedoen. Je ziet ook meteen wie het spel begrijpen en wie het nog lastig vinden. Doordat jij degene bent met de hoed op, leren de kinderen veel van de gesloten vragen die jij stelt. Stel vooral vragen met ‘Heb ik…’, ‘Ben ik…’, ‘Kan ik…”. Wanneer je dit een aantal keer hebt gespeeld, is een goede vervolgstap een kind op jouw stoel plaats te laten nemen. Zet een kaartje vast op de hoedenstrook en laat het kind nu de vragen stellen.
Variatie 2: Vraag een leerling even naar de gang te gaan en spreek met de groep een woord af. Daarna komt de leerling terug de klas in en geeft de groep aanwijzingen zonder het woord te zeggen.
Variatie 3: Stop voorwerpen behorende bij dit thema in een mand en omschrijf ze één voor één en/of laat de kinderen dit doen. De andere kinderen raden vervolgens om welk voorwerp het gaat. De voorwerpen die geraden zijn, worden in de kring gelegd.
Variatie 4: Eén kind zit op de stoel van de juf/meester. De leerkracht houdt een afbeelding of voorwerp boven dit kind, zodat de klas het kan zien, maar het kind zelf niet. De klas geeft het kind op de stoel omschrijvingen. Kan het kind raden wat/wie hij/zij is? Of het kind stelt de klas vragen en de klas mag alleen met ja en nee antwoorden.
Variatie 5: Dit spel speel je in tweetallen. Plak met plakband of bevestig met een wasknijper bij ieder kind een woordkaart achterop de rug. Ieder kind moet nu raden wat hij/zij is.
Laat de kinderen door elkaar lopen en door middel van een hand omhoog-tweetal een maatje vinden om een vraag aan te stellen. De vragen mogen alleen met ja of nee beantwoord worden. Om snelheid in het spel te houden, kun je zorgen voor meerdere kaartjes. Zo kan ieder kind meteen weer meespelen als het kaartje geraden is.
Variatie 6: Leg alle woordkaarten van je thema zichtbaar op de tafel. Het kind met de hoofdband stelt vragen. Bijvoorbeeld: "Is het groen?" Als het antwoord nee is, dan worden de kaarten met groene afbeeldingen op tafel omgedraaid, net zolang totdat er eentje over is en/of het kind met de hoofdband het heeft geraden.
Rara, welk woord zoek ik?
Benodigdheden:
- Een woordveld, thema feest
Gebruik de woorden op het woordveld. Omschrijf er eentje aan de hand van een raadsel. Weten de kinderen welk woord er wordt bedoeld?
Laat ze zelf ook een woord kiezen en omschrijven.
Ik zie, ik zie...
Benodigdheden:
- De spullen op de thematafel 'feest'
Speel het spelletje. "ik zie, ik zie, wat jullie niet zien en het is (bijv. rood)"
Sta op als...
Benodigdheden:
- Een woordkaart voor ieder kind, thema feesttijd
Deel de kaarten uit en benoem ze. Zeg daarna: Sta op als je een ... hebt.
Houd het tempo daarbij hoog en laat de kaarten regelmatig doorgeven, zodat ze een andere kaart hebben.
Trefwoord
Benodigdheden:
- Een verhaal, waarin het aangeboden woord rondom feest meerdere keren voorkomt.
Lees het verhaal voor. Steeds wanneer de kinderen een aangeboden woord horen klappen, springen of stampen ze. Stel daarna vragen over het verhaal.
Een versje
Benodigdheden:
- Een versje, waarin het aangeboden woord rondom feest voorkomt.
Bied het versjes aan en bedenk een beweging, die de kinderen kunnen maken, steeds wanneer ze het aangeboden woord horen.
De bom!
Je hebt nodig:
- Een keukenwekker
- Het woordveld, thema feest
Hoeveel woorden van het woordveld kunnen de kinderen opnoemen voordat de keukenwekker afgaat?
Surprise
Benodigdheden:
- Een ingepakte doos, met daarin een voorwerp rondom feest
Geef de doos de kring rond en laat de kinderen vragen stellen die u met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoordt. Na enkele vragen mogen de kinderen raden wat het cadeau is.
Zinsbouw
Zinnen maken
Benodigdheden:
- Een feesthoed
Zorg voor een hoed en verstop hier woordkaarten uit het thema feest in.
Tover iets uit de hoed tevoorschijn en laat de kinderen er een zin mee bedenken.
Breid het uit door twee dingen uit de hoed te toveren.
Zinnen langer maken
Benodigdheden:
- Woordkaarten, thema feest
Geef de kinderen het begin van een zin en laat ze de zin langer maken.
Zelf een verhaal verzinnen
Benodigdheden:
- Neem een woordkaart of een prentenboek, thema feest.
De kinderen bedenken er zelf een verhaal bij.
Gebruik je een prentenboek?
Lees dit niet voor! Laat wel de platen zien. De klas gaat het verhaal nu zelf bedenken.
Wat zien de kinderen? Wat gebeurt er allemaal? Hoe zou het verder gaan? etc.
Spreekwoorden
Spreekwoorden
Benodigdheden:
- Geen
Wat zijn dat spreekwoorden?
Kennen de kinderen de volgende spreekwoorden?
Jij bent nog niet jarig - Je kunt iets ongunstigs verwachten
Het is niet alle dagen feest - Het is niet iedere dag pret maken
Een feestnummer zijn - Een lolmaker zijn
Je mening geven
Wat vind jij?
Benodigdheden:
- Geen
Laat de kinderen door de kring lopen. Op jouw teken zoeken ze een maatje en beantwoorden ze een vraag:
Wat vind jij het leukste feest?
Waarom?
Dilemma's
Benodigdheden:
- Geen
Wat als je moest kiezen? Noem steeds twee dingen op en laat de kinderen er eentje kiezen door naar de afgesproken kant van het lokaal te lopen. Wie kiest wat en waarom?
Laat enkele kinderen verwoorden waarom ze juist voor die hebben gekozen.
Bijvoorbeeld:
Sinterklaas of Kerstmis?
Je mag zoveel mogelijk snoepgoed uitkiezen als je wil of je mag zoveel cadeautjes uitkiezen als je wil
Je mag een hele week taart eten of je mag een hele week jarig zijn
Je mag kiezen uit een pop of een auto als cadeau
Jij mag alle cadeautjes hebben of jij krijgt een cadeautje en je broer of zus twee
Enzovoort...
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog leuke suggesties?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!
.
Comments