In deze blog geef ik je suggesties voor kringactiviteiten rondom tijdsbesef bij het thema de winkel.
Tijdsbesef
Lang en kort
Benodigdheden:
- Geen
Hoe lang doe je er eigenlijk over om de boodschappen te halen? Duurt dat lang of kort? Praat vervolgens met de kinderen over wat er allemaal lang en kort duurt. Hoe zou je de boodschappen sneller kunnen halen? Wat kun je allemaal in tien tellen doen? Kun je je in die tijd bijvoorbeeld verstoppen? Probeer een aantal suggesties uit.
Wat kun je doen in 100 tellen? Tel samen met de kinderen rustig tot 100.
Vroeger en nu
Benodigdheden:
- Geen
Houd een leergesprek over winkels, die vroeger bestonden.
Heel vroeger bestonden er bijna geen winkels. Mensen kweekten hun eigen groenten. Kleding maakten ze zelf. Als je iets niet kon maken, ging je naar de markt. Of je wachtte op de marskramer. Deze rondreizende koopman verkocht allerlei spullen. Die spullen vervoerde hij in een kar of een tas. Begin vorige eeuw, verkochten de meeste winkels maar één ding. Bijvoorbeeld brood. Of vlees. Of melk. Er waren ook kleinere winkels waar je eten kon kopen. Bijvoorbeeld suiker, meel, eieren en snoepjes. Of dingen uit andere landen, zoals koffie, kaneel en peper. De eigenaar van zo'n winkel werd een kruidenier genoemd.
Voor de Tweede Wereldoorlog hadden alle winkels in het midden een toonbank. Achter die toonbank stond de winkelier, hij was de eigenaar van de winkel. Hij woonde vaak achter of boven de winkel met zijn gezin. Soms ging er een belletje als je de winkeldeur opendeed. Dan wist de winkelier dat er een klant was. Je zei hoeveel je precies wilde hebben. Dan ging de kruidenier het wegen en rekende hij uit hoeveel je moest betalen.
Later ging het anders in de winkels. De spullen werden kant-en-klaar verpakt in doosjes, blikjes of zakjes. Ze stonden op planken langs de muren van de winkel. De prijs stond erbij. De klanten konden alles zelf pakken en ermee naar de kassa gaan. Zo'n winkel werd een supermarkt genoemd.
Veel mensen waren blij met de supermarkt. Je hoefde niet meer naar allerlei verschillende winkels. De boodschappen waren goedkoper, en je had meer keus. De meeste kleine winkels van kruideniers, bakkers, slagers en melkboeren zijn verdwenen. Klanten gingen vaker naar de supermarkt om spullen te kopen. Ook voor kleren, schoenen en spullen voor in huis kwamen grote winkels: de warenhuizen.
Denk verder bijvoorbeeld aan een platenzaak, een postkantoor of de Kijkshop.
Logisch rangschikken
Logisch vertellen
Benodigdheden:
- Afbeeldingen uit een boek of een liedje over de winkel
Bekijk eerst de afbeeldingen uit het boek met de kinderen. Deze laten zien wat er eerst gebeurde, wat daarna en wat daarna. We gaan het verhaal op de goede volgorde leggen. Helemaal links leggen we wat er eerst gebeurde en rechts wat als laatste gebeurt. Leg de afbeeldingen in de goede tijdvolgorde.
De klok
Open en dicht
Benodigdheden:
- Een klok
Een winkel is niet altijd open. Wie weet wanneer wel en wanneer niet? Waarom is dat zo? Werken mensen de hele dag achter elkaar door in de winkel of hebben ze ook wel eens pauze. Maak een open – gesloten bord voor de winkel in de themahoek en zet samen met de kinderen de openingstijden erbij.
De klok
Benodigdheden:
- Verschillende klokken, analoog en digitaal
In de winkel hangt een klok. Voer een gesprek over de functie van een klok.
De kinderen hoeven daarbij alleen te weten waarvoor een klok dient, niet hoe laat het is.
Zet alle klokken van tevoren gelijk.
Pak een van de klokken en bekijk deze goed.
Wat zit er allemaal aan een klok? Benoem de onderdelen.
Waarvoor wordt een klok gebruikt?
Waarom is het handig dat er horloges en wekkers zijn?
Welke soorten klokken zijn er?
Bekijk de overeenkomsten en verschillen tussen de diverse klokken.
Voor wie is een klok belangrijk?
Zet de klok vervolgens op enkele betekenisvolle standen, bijvoorbeeld op half 9, omdat dan de school begint. Laat de kinderen, die dat al kunnen, benoemen hoe laat het is.
Wijs na deze activiteit regelmatig op de klok en vertel daarbij hoe laat het is.
Variatie 1: Gooi met een dobbelsteen en tel het aantal ogen. Sla daarna even vaak op een bekken en zet de kleine wijzer van de klok op het betreffende cijfer. Daarna geef je een kind de beurt om hetzelfde te doen.
Variatie 2: Gooi met een dobbelsteen en tel het aantal ogen. Tel dit aantal op bij het getal waar de kleine wijzer van de klok naar wijst. Hoeveel uur is dat? Sla even vaak op het bekken en verzet de kleine wijzer van de klok. Schuif de wijzers van de klok op deze manier door. Als de twaalf gepasseerd wordt vertel je dat de klok weer opnieuw begint te tellen. Zo gaat dat door en door...
Variatie 3: Laat de kinderen met twee dobbelstenen gooien. Zet de klok steeds terug op twaalf uur en laat de kinderen de kleine wijzer naar het juiste getal wijzen.
Op zoek naar meer?
Heb je zelf ook nog leuke suggesties? Laat dan een reactie achter!
.
.
Comentários