site-verification=8adc2fc3d443365f5c3bc1b5d2d80d29
top of page
Zoeken
Foto van schrijverJuf Angelique

Thema de winkel: Opening/afsluiting

Bijgewerkt op: 30 mrt.

Het is belangrijk, om tijdens het plannen van een thema, als leerkracht goed na te denken over de startactiviteiten. Startactiviteiten moeten ervoor zorgen dat de kinderen enthousiast worden voor een thema. Het is dan ook belangrijk dat de activiteiten, die je kiest pakkend en betekenisvol zijn en nieuwsgierigheid opwekken.

Wanneer kinderen zelf enthousiast zijn voor een thema, zullen zij meer tot leren komen.

Ook zijn de startactiviteiten belangrijk om de voorkennis te activeren en leervragen voor het thema op te stellen. Door het opstellen van de leervragen en het maken van een plan kan vervolgens de rest van het thema worden vormgegeven.

Thema’s kunnen op veel verschillende manieren gestart en afgesloten worden.

In deze blog geef ik je suggesties om het thema de winkel te openen en/of af te sluiten.



De belevingswereld van de kinderen


Vertrek vanuit de belevingswereld van de kinderen. Vraag de kinderen bijvoorbeeld:

  • Ben je wel eens in een supermarkt geweest?

  • Wat zou je graag willen kopen?

  • Waar ga je altijd boodschappen halen?

  • Zou je zelf in een winkel willen werken?

 

Thematafel


Maak van je thematafel een toonbank met daarop voorwerpen zoals:

  • Boeken over de winkel

  • Posters/afbeeldingen over de (afdelingen van de) winkel

  • Voorwerpen, zoals: een kassa, een portemonnee, geld, een weegschaal, een boodschappenmand, een boodschappentas, een kassabon, verpakkingsmaterialen, houdbare producten, prijskaartjes, reclamefolders enz.

  • Knutselwerkjes van de kinderen

  • Woordkaarten van de winkel Download hier!

Maak tijdens je thema foto's van de activiteiten en hang deze op.

Creëer hiervoor een stukje projectmuur. Op die manier kun je met de kinderen terugkijken op een thema en kunnen ze elkaar vertellen over hun activiteiten en elkaar inspireren.

 

Aankleding van de klas


Breng je lokaal in de sfeer van het thema. Denk hierbij aan:

  • Een raamschildering over de winkel: Beschilder de ramen of hang grote geplastificeerde A3 afbeeldingen op. Gebruik raamverf of krijtstiften. Krijtstift kan je gemakkelijk van de ramen afvegen met alleen een nat doekje. Voor het opzetten vergroot je een afbeelding onder het kopieerapparaat en plak deze aan de andere kant van het raam. Trek deze vervolgens over.

  • Laat de kinderen zelf een raamschildering maken/inkleuren.

  • Hang halve rode en witte ovalen aan de bovenste rand van je ramen en maak op die manier een luifel.

 

Voorwerpen


Haal allerlei voorwerpen de klas in, die met de winkel te maken hebben en waarmee je de nieuwsgierigheid van de kinderen kunt opwekken.

De kinderen komen de klas binnen en zien deze voorwerpen liggen.

Vervolgens zal een gesprek ontstaan over deze voorwerpen. Wat zijn dit voor voorwerpen? Wat kunnen we met deze voorwerpen doen?

  • De kinderen vinden bijvoorbeeld een gevulde boodschappenwagen in de klas. Van wie zou dit kunnen zijn? Iedereen denkt mee en maakt er een tekening van. De volgende dag wordt er een tipje van de sluier opgelicht met behulp van een brief of filmpje of een andere hint. Langzamerhand wordt gedurende het project duidelijk van wie het voorwerp is.

  • De voorwerpen kunnen in een doos of koffer geplaatst worden. Deze geheimzinnige doos staat in de klas als de kinderen binnen komen. Iedere keer komt er wat uit de doos tevoorschijn. Wat is het? Wat kunnen we er mee doen? De kinderen zullen op ideeën komen en nieuwsgierig zijn naar de rest van de voorwerpen.

  • Laat de kinderen zelf spullen over de winkel meenemen en daarover vertellen.

 

Een verhalend ontwerp


Start het thema met een verhalend ontwerp. Dit betekent dat je een thema uitwerkt aan de hand van een verhaal of een verhaallijn, die de rode draad voor je lessen vormt en waarbij leerlingen actief meedoen en zelf ontdekkend leren, door op zoek te gaan naar oplossingen. Enkele variaties:

  • Er komt een handpop op visite. Hij heeft een vraag of probleem.

  • De kinderen ontvangen een brief, waarin hen om hulp wordt gevraagd bij een probleem. De kinderen bedenken zelf een oplossing voor het probleem en kiezen met welk materiaal ze dit gaan doen. Ze kunnen bijv. bouwen in de bouwhoek, iets maken van constructiematerialen, iets knutselen enz... Na afloop presenteren de kinderen hun werk aan de groep.

 

Drama


Drama kan op diverse manieren worden ingezet bij het openen/afsluiten van een thema. Enkele variaties:

  • De leerkracht komt als een verkoper de klas binnen

  • De leerkracht beeldt samen met een aantal leerkrachten een boek over de winkel uit.

  • Een poppenkastvoorstelling over de winkel.

  • De kinderen kunnen zelf een voorstelling over de winkel verzorgen.

 

Een boek

  • Start het thema met het voorlezen van een boek over de winkel.

  • Vraag kinderen uit de hogere groepen om (in groepjes) te komen voorlezen over de winkel.

  • De kinderen presenteren hun lievelingsboek over de winkel.

  • Houd een boekverkiezing. Leg een collectie van boeken over de winkel aan. Vraag hiervoor kinderen om boeken mee te nemen van thuis, duik in de schoolbibliotheek en leen boeken bij de openbare bibliotheek. Laat de kinderen in de boeken snuffelen en houd dan een verkiezing. Wat is het beste boek?

  • Laat de kinderen samen een boek over de winkelmaken. Stel groepjes samen van ongeveer vier kinderen. Neem de tijd om aan het boek te werken. Reserveer bijvoorbeeld gedurende een week elke dag een uur om aan het boek te werken.

Dag 1: Bekijk eerst samen een bestaand prentenboek. De jongste kleuters kunnen de wie- en waar-vragen beantwoorden. Iets oudere kinderen kunnen een onderscheid maken in ‘begin’, ‘midden’ en ‘eind’ van het verhaal en op zoek gaan naar het ‘probleem’ dat zich vaak afspeelt in de verhalen en de bijbehorende oplossingen.

Dag 2: Wanneer de kinderen een prentenboek beter hebben bekeken gaan ze zelf aan de slag. Ze bedenken eerst hoe de hoofdpersoon uit hun boek eruit ziet en hoe hij zich gedraagt. Ze geven hem een naam en bedenken waar hij woont. De kinderen gaan daarna aan de slag met verschillende teken-, schilder- en knutselmaterialen en maken de hoofdpersoon.

Dag 3: Vervolgens bedenken ze een begin voor hun prentenboek. Op de eerste bladzijde van een prentenboek wordt uitgelegd over wie het verhaal gaat en waar deze persoon woont. De karaktereigenschappen van de hoofdpersoon worden soms ook al duidelijk. Wanneer je merkt dat de kinderen niet goed verder komen, kunt je voorstellen de verhaallijn van een bestaand prentenboek te gebruiken.

Dag 4: Vandaag wordt het midden van het verhaal gemaakt. Dit kunnen meerdere pagina's zijn. In het midden ontstaat een probleem. Wanneer de kinderen het moeilijk vinden, laat je ze naar bestaande prentenboeken kijken.

Dag 5: De kinderen maken de laatste bladzijde(n) van het verhaal, waarin het probleem opgelost wordt. Laat ze ook nu weer kijken naar bestaande prentenboeken. Laat de kinderen controleren of de teksten kloppen en of alle

afbeeldingen in de goede volgorde liggen. Laat ze het verhaal eens van begin tot eind hardop te lezen, om te controleren of het goed klinkt.

Dag 6: Het boek krijgt een kaft met een titel en een titelblad waarop de naam van de kinderen staan die aan het boek gewerkt hebben.

Dag 7: De kinderen mogen hun prentenboek presenteren. Je kunt de zelfgemaakte boeken daarna ook in je leeshoek leggen of laten rouleren.

  • Het is ook bijzonder leerzaam om met kinderen een boek over de winkel te maken waarin ze zelf de hoofdrol spelen. Laat de kinderen nadenken over een interessant onderwerp. Voor kleuters is het handig om beeldmateriaal als uitgangspunt te nemen. Laat de kinderen foto’s of kopieën meenemen naar school. Ze bepalen eerst de volgorde van het verhaal dat ze willen vertellen. Welke foto komt aan het begin van het boek en welke als laatste? De foto’s kunnen leidend zijn voor het verhaal dat ze willen vertellen. Laat de kinderen beschrijven wat ze op de foto’s zien en schrijf de tekst erbij. Eventueel kunnen er nog tekeningen bij gemaakt worden. Als laatste maken de kinderen de kaft. Deze moet in één oogopslag laten zien dat het boek over dat ene kind gaat. Als alle boeken klaar zijn, kan er een boekpresentatie zijn. Plan twee keer per dag kort een moment waarop de kinderen hun boek aan de rest van de groep presenteren. Op die manier kunnen ze de keuzes die ze gemaakt hebben verantwoorden. Daarnaast kunnen de kinderen met hun boek ook anderen inspireren. Laat het een boek worden waar ze echt trots op zijn.

 

Een speurtocht


Organiseer een speurtocht in of rondom de school.

Enkele variaties:

  • Een vossenjacht: Een aantal leerkrachten/volwassenen verkleden zich als verkopers (bijv. als ijscoman, bloemenverkoper, schoenenverkoper enz.) en lopen in en om de school heen. De kinderen zoeken de personages op. Het personage geeft ze vervolgens een letter of een deel van een plaatje. Nadat alle personages gevonden zijn, wordt de naam of het plaatje in elkaar gepuzzeld.

  • In de klas, school of rondom de school hangen overal afbeeldingen van de winkel. De kinderen zoeken deze. Bij iedere afbeelding vinden ze bijvoorbeeld een stukje van een puzzelplaatje.

  • De kinderen volgen een spoor van afbeeldingen van winkels en/of winkelproducten. Onderweg moeten zij allerlei opdrachten uitvoeren. Aan het eind wacht een verkoper (een volwassene die verkleed is en klaar zit) met een mooi prentenboek over de winkel om voor te lezen.

  • Geef de kinderen (of per groepje) een ‘afstreepblad’, met allerlei winkels of producten erop. Verspreid door de school hangen kaarten, met daarop één van die afbeeldingen. Die afbeelding is omcirkeld. En dat betekent, dat de kinderen die afbeelding op hun ‘afstreepblad’ moeten afstrepen. Bovendien staat er op die kaart: een afbeelding van de actuele locatie (dus waar de kinderen nu zijn; bijvoorbeeld: het klimrek) en een pijl, met daarachter een afbeelding van de plaats, waar de volgende kaart zich bevindt (dus waar de kinderen vervolgens naartoe moeten; bijvoorbeeld: de huishoek). Op iedere plek moeten de kinderen een opdracht uitvoeren. Als de kinderen alle gevonden afbeeldingen op hun ‘afstreepblad’ hebben doorgestreept, houden ze één afbeelding over. De vraag is dan natuurlijk of ze de juiste afbeelding hebben overgehouden! Uiteraard begint elk groepje bij een andere kaart. Als kinderen bij hun beginkaart terug zijn, dan weten ze, dat ze kunnen stoppen met zoeken. Laat de kinderen in kleine groepjes, onder begeleiding van bijvoorbeeld een kind uit de bovenbouw of een ouder, de zoektocht maken.

 

Een gast


Nodig eens een gast uit, die de kinderen meer kan vertellen over dit thema.

Denk bij dit thema eens aan:

  • Een verkoper

Misschien werkt een ouder uit je groep wel als verkoper of kennen ze iemand?


Bedenk vooraf, samen met de kinderen leervragen, zoals:

  1. Hoe word je een verkoper?

  2. Wilde u altijd al verkoper worden?

  3. Wat is er leuk aan?

  4. Wat is er niet zo leuk aan?

  5. Waar moet je goed in zijn ?

  6. Wat doe je allemaal als verkoper?

 

Een uitstapje


Maak eens een uitstapje. De kinderen kunnen het thema dan al direct van dichtbij beleven en ervaren en er later verder over praten.

Denk bij dit thema eens aan:

  • Een supermarkt

  • De markt

  • Een winkel


Regel het bezoek vooraf en vraag of het ook mogelijk is om een rondleiding te krijgen en een kijkje te nemen op de plekken waar de klanten normaal gesproken niet komen, zoals het magazijn, de kantine, het kantoor van de bedrijfsleider, de plek waar de vrachtwagens de producten lossen, de emballage enz.. Vraag de hulp van ouders en maak kleinere groepjes.


Activiteiten die tijdens een bezoek aan de winkel mogelijk zijn:

  • Vraag de kinderen van tevoren wat je nodig hebt als je gaat winkelen. Zet bijvoorbeeld een lege tas met een boodschappenlijstje in de kring en laat ze raden wat erin zit. Alleen een lijstje dus! Er moeten namelijk nog boodschappen worden gedaan.

  • Ga in de supermarkt op zoek naar de producten, die op het boodschappenlijstje staan. Op welke afdeling zouden deze staan? Laat de kinderen het product zoeken en benoemen wat er nog meer op de afdeling staat. Laat de kinderen bijvoorbeeld de ingrediënten kopen voor een recept wat je daarna met ze gaat bereiden.

  • Of houd een speurtocht naar diverse producten of plekken in de winkel. Maak in dat geval van tevoren foto's. In plaats van producten kun je de kinderen ook naar cijfers of letters laten zoeken en deze laten doorstrepen op een blad.

  • Is er een vakkenvuller in de winkel bezig? Bekijk dan samen de kar met producten of wijs op de lege schappen en laat de kinderen raden welk product daar zou moeten staan. Waar zou dat product vandaan moeten komen? uit het magazijn! Misschien is het ook mogelijk om het magazijn te bekijken.

  • Waar komen de spullen in het magazijn dan weer vandaan? Misschien is het mogelijk om de losplaats van de vrachtwagens te bekijken.

  • Laat de kinderen ook eens lege flessen inleveren

  • Bekijk het logo van de winkel

  • Bekijk de verpakkingen van de producten: plastic, karton en glas. Waarom zijn de producten op die manier ingepakt? Wie ziet er nog een product dat in plastic (karton of glas) is verpakt? Wat gebeurt er als je het product zou laten vallen?

  • Bekijk de verschillende afdelingen van de winkel

  • Welke producten staan in de koeling en welke in de vriezer? Bespreek dat de verschillende producten op een andere manier moeten worden bewaard en waarom.

  • Bekijk twee producten. Welke is duurder?

  • Reken de producten af en pak de producten in. Bewaar de kassabon en bekijk deze in de klas. Wat staat er allemaal op? Waarom krijg je een kassabon?

 

Een leergesprek


Bij het opstarten van een thema is het belangrijk dat de voorkennis wordt geactiveerd.

Deze kan bijvoorbeeld geactiveerd worden door een leergesprek.


Inventariseer wat de kinderen al weten en nog willen leren over de winkel.

Daarna kan er een woordveld worden gemaakt of kunnen de weetjes op stroken worden genoteerd en opgehangen bij: wat weten we al?

Dit woordveld wordt gedurende het thema verder aangevuld . Als dit met een andere kleur gebeurt kunnen de kinderen hun eigen proces ook zien.


Stel vervolgens samen met de kinderen leervragen op. Ga in op wat ze zich afvragen.

Noteer deze vragen op (stroken op) de vragenwand: Wat willen we nog leren?

Vertel dat jullie gedurende het thema zoveel mogelijk van die vragen gaan proberen te beantwoorden. Laat de vragen zoveel mogelijk uit de kinderen komen en stimuleer ze met startvragen zoals:

  • Waarom...?

  • Hoe...?

  • Welke...?

  • Wanneer....?

  • Wat als...?

  • Waar...?

  • Hoe kun je...?

  • Als....dan....?

Bespreek hoe we de antwoorden op deze vragen zouden kunnen vinden?

Deel ze eventueel daar op in:

  • Wat kun je opzoeken in een boek of op internet?

  • Wat kun je navragen bij een ouder of deskundige?

  • Wat kun je zelf gaan onderzoeken?

  • Waar kun je iets voor ontwerpen?

Maak ook een opzoekhoek bij de vragenmuur. Zet daar bijv. boeken over de winkel en tablets, waarop de kinderen bijv. video's kunnen kijken.


Naarmate de kinderen meer over de winkel leren, kunnen ze deze vragen vervangen door de feiten. Verplaats deze stroken dan naar: "Dit zijn we te weten gekomen".


Onderwerpen die aan bod kunnen komen zijn:

  • Wie gaat er wel eens naar de (super-)markt/winkel?

  • Hoe ziet een (super-)markt/winkel eruit?

  • Wat kun je er allemaal kopen?

  • Hoe kun je aan de buitenkant zien dat het een winkel/supermarkt is?

  • Welke namen van supermarkten kennen de kinderen?

  • Welke soorten winkels zijn er?

  • Wie werken er?

  • Wat moet een winkelmedewerker goed kunnen?

  • Moet een verkoper bij de fietsenmaker hetzelfde kunnen als een verkoper in een tuincentrum?

  • Welke kraampjes of afdelingen zijn er?

  • Hoe staan de voedingsmiddelen in een winkel?

  • Wat heb je allemaal nodig om te kunnen winkelen?

  • Welke apparaten staan er in de winkel?

  • Hoe maken winkels reclame en waarom?

  • Wat is duur en wat is goedkoop?

  • Wie doet er bij jou thuis meestal de boodschappen?

  • Wat is een boodschappenlijstje en waarom maken mensen die?

  • Hoe pak je een boodschappentas in? (De zware dingen onderop)

  • Hoe weet je hoeveel je moet betalen?

  • Mag je alles zomaar zelf pakken in de supermarkt?

  • Hoe komen papa en mama aan geld?

  • Welke cijfers staan er op de muntjes? En welke op de biljetten?

  • Ziet geld er in andere landen hetzelfde uit?

  • Zijn er ook andere manieren om te betalen?

  • Bekijk een bankkaart. Wat staat er allemaal op?

  • Wat vind jij het leukste in de supermarkt?

  • Hoe kun je de boodschappen mee naar huis nemen?

  • Zijn winkels atijd open?

  • Waar komen de spullen in de winkel vandaan?

  • Ken je een supermarkt in de buurt?

  • Wat is een webshop?

  • Hebben winkels altijd bestaan?

  • Wat is het verschil tussen een supermarkt en een warenhuis?

  • Waarvoor heb je geld allemaal nog meer nodig?

  • Hoe kun je geld besparen?


 

Een praatplaat


Je kunt ook een leergesprek voeren aan de hand van een praatplaat over de winkel.

Laat de kinderen vertellen wat zij daarop zien. Stel ook vragen, zoals: waar zie je...?

Wat doet... ? Hoeveel... zijn er? enz.

Als afsluiting kun je een leuk spelletje doen, zoals "Ik zie, ik zie wat jij niet ziet" of raadsels bedenken over dingen op de praatplaat.

Praatplaten over de winkel vind je o.a. op mijn Pinterest

 

Quiz


  • Organiseer een quiz over de winkel. Wat weten ze al of nog van het onderwerp af?

  • Verzamel boeken bij het thema de winkel (bij voorkeur die in de klas voorgelezen zijn). Leg de boeken in de kring. Verdeel de kinderen in groepjes en geef elk groepje een teldopje. Speel een boekenquiz, waarbij de kinderen antwoord op een vraag geven door een dopje op een van de boeken te leggen. Suggesties voor kijkopdrachten: een gekopieerde afbeelding uit een van de boeken, een voorwerp dat in een boek voorkomt, een voorwerp dat bij een boek past. Suggesties voor vragen: een vraag over een van de verhalen of enkele kernwoorden uit een boek. De groepjes overleggen over het juiste antwoord en leggen hun dopje op het boek van hun keuze. De groepjes die goed geantwoord hebben, verdienen een snoephartje. Het groepje dat het eerst vijf snoephartjes verzameld heeft, wint de quiz.

 

Een feest


Sluit het thema eens feestelijk af.

  • Houd een winkelcentrumfeest. Verdeel de lokalen in soorten winkels en organiseer daar passende activiteiten bij. Denk bijvoorbeeld aan: een film in de bioscoop, blikgooien in de supermarkt, een eierkoek versieren bij de bakker, schminken in de feestwinkel, fruitspiesjes maken bij de groenteboer enz.

  • Speel bingo, maar in plaats van getallen staan er plaatjes van munten of producten op de bingokaart. Je kunt deze heel simpel zelf maken. Zoek naar 30 leuke plaatjes en verwerk 15 plaatjes in meerdere bingokaarten. Zet alle plaatjes op een andere plek en op de ene kaart staan weer een paar andere plaatjes dan op de andere. Zo voorkom je dat je hele klas tegelijk bingo heeft. Doe de 30 bijbehorende plaatjes in een zakje en trek steeds een plaatje. Download hier!



  • Houd een rommelmarkt. Laat alle kinderen oude spullen van thuis meenemen en laat ze hun eigen spullen ruilen met die van een ander kind of geef ze (nep-)geld en laat ze spullen kopen bij een ander kind.

 

Koken/bakken

Bekijk een recept. Welke ingrediënten zijn er nodig? Maak een boodschappenlijst en haal de ingrediënten samen met de kinderen. Laat de kinderen het daarna bakken of koken.

 

Tip


Eurowijs biedt voor alle groepen gratis lesmateriaal aan.

Tijdens deze lessen komen verschillende onderwerpen aan bod. Het kan bijvoorbeeld gaan over het herkennen van euromunten en eurobiljetten, maar ook over pinnen en hoe het zit met vals geld. Meer weten? Ga dan naar de website van Eurowijs en bestel gratis het lesmateriaal voor jouw groep.



 

Op zoek naar meer?


Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest

Heb je zelf ook nog leuke suggesties?

Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!


.

.


3.178 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page