site-verification=8adc2fc3d443365f5c3bc1b5d2d80d29
top of page
Zoeken
Foto van schrijverJuf Angelique

Thema de boerderij: Gymles

Bijgewerkt op: 3 mei

In deze blog geef ik je suggesties voor gymlessen bij het thema de boerderij.



Loopvormen


Bewegingsverhaal

Benodigdheden:

- Geen

De kinderen zijn allemaal een boerderijdier en mogen een plekje in de zaal uitzoeken.

Kruip vervolgens met allerlei beweegopdrachten in de rol van het boerderijdier

  • Wakker worden. Ze rekken zich eerst goed uit en starten de dag met ochtendgymnastiek.

  • Lopen als een koe, voorwaarts, zijwaarts, achteruit

  • Op je tenen lopen als een kip

  • Fladderen als een kip

  • Sluipen als een poes

  • Op 1 been staan als een ooievaar

  • Rennen als een paard (en omdraaien)

  • Springen als een geitje

  • Rollen als een varken

  • Broeden als een kip

  • Dartelen als een schaapje

  • Galopperen als een paard

  • Waggelen als een gans

  • Afzonderlijk je lichaamsdelen bewegen

  • Beurtelings je knieën of tenen aanraken met je snavel

  • Slapen


De achtervolging

Benodigdheden:

- Geen

De kinderen zijn boerderijdieren en gaan in tweetallen staan.

Het ene kind is het jong van het andere dier en achtervolgt het andere kind.

Gaat dit kind sneller of langzamer, dan gaat de achtervolger ook sneller of langzamer.

Stopt het voorste kind, dan stopt het achterste kind ook.

Variatie: Voeg twee groepjes samen, wijs de voorste aan en laat ze met z'n vieren een achtervolging lopen.


Reactiespel

Benodigdheden:

- Geen

Dit is een actief spel met veel beweging en laat kinderen oefenen met goed luisteren.

Zorg voor een lang touw of een stuk tape om de gymzaal te verdelen of gebruik de middenstreep van de zaal als die er is.

Jij bent de 'boer' en de kinderen zijn de boerderijdieren.

Aan de ene kant van de grens is de stal en aan de andere kant is het weiland.

Als de jij 'stal' zegt moet iedereen naar de stalkant springen.

Als jij 'weiland' zegt, springen ze naar de andere kant. Wanneer jij 'koe' zegt, moeten de kinderen zo snel mogelijk als een koe op vier poten gaan staan.


Eitjes

Benodigdheden:

- Een trom

- Plastic eieren, voor ieder kind eentje

De kinderen zijn kippen en hebben een eitje in hun pootje.

Ze lopen op het ritme van de trom door de gymzaal.

Als de trom stopt voeren zij een opdracht uit:

  • Leg het eitje op de grond

  • Ruil je eitje met een andere eekhoorn

  • Ga liggen en leg het eitje op je buik

Enz...


Doe maar na!

Benodigdheden:

- Een boerderijdier knuffel

De knuffel doet bewegingen voor en de kinderen doen deze bewegingen na.


In het ei

Benodigdheden:

- Hoepels

- Een handtrom

De kinderen zijn kuikens en liggen opgerold in hun hoepel; hun ei.

Ze willen eruit en beginnen te duwen en te spartelen, totdat het ei breekt.

De kuikens kijken verbaasd rond, knipperen met hun ogen en schrikken van alles wat ze zien. Ze willen recht staan, maar vallen steeds op hun billen. Ze gaan op onderzoek uit, maar als er gevaar dreigt (handtrom) lopen ze terug naar moeder kip.


Zitten of staan

Benodigdheden:

- Geen

De kinderen staan in het speellokaal. De leerkracht noemt allemaal etenswaren, die met de boerderij te maken hebben (bijv. soorten fruit, groente, zuivelproducten).

Als de kinderen het lekker vinden, gaan ze staan, als ze het niet lekker vinden, gaan ze zitten.


Dolle boel

Benodigdheden:

- Geen

De kinderen zijn de boerderijdieren en proberen zonder te botsen rond te lopen/rennen/springen in de wei etc.


Ochtendgymnastiek

Benodigdheden:

- Geen

Het is nog vroeg als de boer op moet. Hij doet dan altijd eerst even wat ochtendgymnastiek. Doe samen met de kinderen allerlei rek- en strekoefeningen.


Konijnen

Benodigdheden:

- Een handtrom

De kinderen zijn konijnen. Ze maken oren met hun handen en springen in het rond. Als de leerkracht op de trommel slaat is er gevaar en staan de konijnen zo snel mogelijk stil.

 

Stoeien en contactspelletjes


Hanengevecht

Benodigdheden:

- Een mat

De kinderen zijn hanen en zitten op handen en knieën op de mat (het kippenhok).

Op een teken van de leerkracht proberen ze elkaar er vanaf te duwen. Als een kind van de mat af wordt geduwd, gaat hij aan de kant zitten. Wie niet op handen en voeten blijft zitten is ook af. Het spel stopt als er 1 kind over is.

Variatie: Speel het spel staande.


Bokspringen

Benodigdheden:

- Geen

Een kind gaat gebogen staan, met zijn handen op de knieën.

Een ander kind neemt een aanloop, zet zijn handen op de rug en springt er met gespreide benen overheen.


Hanengevecht

Benodigdheden:

- Geen

Dit spel wordt gespeeld in tweetallen. De kinderen veranderen in hanen.

Ze kruisen hun armen over de borst en leggen hun linkervoet in de knieholte van hun rechterbeen. Als de leerkracht "ten aanval" roept, proberen de twee hanen elkaar uit evenwicht te brengen door tegen elkaar aan te duwen. De eerste die zijn linkervoet op de grond moet zetten, verliest het gevecht. De winnende hanen kunnen het daarna opnemen tegen elkaar, totdat er uiteindelijk een winnaar is.


Vastgebonden

Benodigdheden:

- Boerendoekjes

Maak twee kinderen met behulp van een boerendoekje bij de benen aan elkaar vast en laat ze op die manier een parcours lopen.


Paardrijden

Benodigdheden:

- Geen

Een kind gaat op de rug van een lopend of kruipend kind zitten.

Het paard loopt een stukje of een parcours met het kind op zijn rug.

 

Tikspelen


Aan de lijn

Benodigdheden:

- Een lang touw

Een kind is waakhond en krijgt een lang touw om zijn middel, dat wordt vastgehouden door de boer. Wie door hem gepakt wordt is af.


Boertje, boertje, hoe laat is het?

Benodigdheden:

- Een lint of ander herkenningsteken voor de tikker

Een van de kinderen speelt voor boer en kijkt naar de muur. De andere kinderen staan op ongeveer 10 meter achter hem/haar. Ze roepen: 'Boertje, boertje, hoe laat is het?' De boer antwoordt bijvoorbeeld met 'drie uur'; de kinderen zetten dan drie stappen vooruit, richting de boer. Bij vijf uur nemen ze vijf stappen enz. De boer kan onverwacht ook roepen: 'Het is voedertijd', zich vervolgens omdraaien en proberen om een van de kinderen te pakken. Wie gepakt wordt is de volgende boer.


Koe kom uit je stal

Benodigdheden:

- Een kast of iets dergelijks

Eén kind (de koe) zit aan één kant van het speellokaal achter een kast o.i.d.

De andere kinderen staan aan de andere kant achter de lijn. Ze lopen richting de koe en roepen: ”Koe, kom uit je stal”. De kinderen komen steeds dichter bij en blijven roepen.

Plotseling komt de koe uit zijn stal en probeert zoveel mogelijk kinderen te tikken.

De kinderen vluchten terug naar hun plek achter de lijn. Wie voor die tijd getikt is, gaat op de bank zitten. Als de kinderen weer achter de streep zijn, mogen ze niet meer getikt worden.


Tikkertje met de boer

Benodigdheden:

- Een mat

De tikker is de boer, de andere kinderen zijn de dieren.

Geef de tikker een rode sjaal, zodat hij goed opvalt.

Verander een mat (of bijv. een kast of een stoel) in een dierenhok.

Als je daar staat, kun je niet getikt worden, maar je mag er maar wel vijf tellen op blijven staan. Hardop tellen mag!


Staartenroof

Benodigdheden:

- Linten

- Hoepels

Elk kind heeft een lint in zijn of haar broek; de staart van een koe, varken enz...

Een boer(-in) probeert de linten te roven.

In een aantal hoepels aan de zijkant van de zaal liggen extra linten. Die mogen de kinderen die hun lintje kwijt zijn pakken. Ben je je staart kwijt en zijn er geen extra linten meer?

Dan kom je aan de kant zitten! De staarten/linten worden na afloop steeds geteld.


Pak me dan, als je kan!

Benodigdheden:

- Geen

Een kind is de boer. Hij/zij is de tikker. De andere kinderen zijn de boerderijdieren.

Ze staan achter de streep en roepen: 'Pak me dan, als je kan!'.

Zij proberen naar de overkant te komen zonder getikt te worden.


De haan

Benodigdheden:

- Een rood lint

Een kind is de haan, de andere kinderen zijn de kippen. De kippen staan aan de smalle zijde van het speellokaal. De haan staat in het midden. De haan roept 'Kukeleku, zo kraait de haan, een bakje water, een bakje graan. Kippen, vlieg nu wat je kan, wie ik pak, die draagt mij dan!' De kippen rennen nu naar de overkant en proberen niet gepakt te worden door de haan. Tikt de haan een kip aan, dan moet de kip de haan op zijn rug naar de overkant brengen. Deze kip is dan de nieuwe haan.


Herder, laat je schaapjes gaan

Benodigdheden:

- Geen

Er zijn twee herders. De eerste roept: 'Herder, laat je schaapjes gaan!'

De tweede herder antwoordt: 'Ik durf niet!'

De eerste herder vraagt: 'Waarom niet? '

De tweede herder zegt: 'Om de boze wolf niet!'

De eerste herder roept: 'Maar de boze wolf is gevangen, tussen twee ijzeren stangen. Hij ziet geen zon en hij ziet geen maan, herder laat je schaapjes gaan!'

Nu laat de tweede herder zijn schaapjes gaan. Ze proberen de overkant te bereiken, terwijl een tikker, die de wolf is, ze probeert te tikken.


Boerderijtikkertje

Benodigdheden:

- Twee matten

Een van de kinderen is de boer(-in) en probeert zoveel mogelijk dieren te tikken. De andere kinderen zijn de boerderijdieren en rennen rond. Als ze getikt zijn, gaan ze in het midden op twee matten zitten. Als de leerkracht roept; ik ga de koeien melken! stopt het spel en kan de leerkracht samen met het kind dat de boer(-in) was, de dieren tellen.


Eitje leggen

Benodigdheden:

- Een plastic ei

Speel dit spel als het bekende spel 'Zakdoekje leggen', maar vervang de zakdoek voor een plastic ei.


De dieren

Benodigdheden:

- 4 matten

De kinderen worden verdeeld en hebben de rol van bijvoorbeeld een koe, schaap en een paard. Ze gaan ieder op een mat in de hoek staan. De vierde hoek blijft leeg. In het midden staat een tikker; de boer. De tikker roept een dierennaam en het betreffende groepje probeert zo snel mogelijk naar de lege mat te rennen. De boer mag tikken. Wie af is gaat in het midden bij de boer staan of aan de kant zitten. De groep die als laatste overblijft wint.


Boer mag ik overlopen?

Benodigdheden:

- Geen

Dit is een variant op het spel 'Schipper mag ik overvaren?' De kinderen steken alleen over als zij het genoemde gemeen hebben. Als de boer ‘ja’ antwoordt en de klas vraagt ‘hoe?’ dan zegt de boer bijvoorbeeld: ‘Als je een blauwe trui aan hebt hebt.’ Kinderen met een blauwe trui rennen naar de overkant en de boer probeert ze te tikken.


Pionnentikkertje

Benodigdheden:

- Pionnen

- Een bal (de eieren)

Leg een bal op een pion. Eén kind gaat voor de pion staan, het andere kind erachter.

Het kind dat voor de pion staat (de boer), heeft de opdracht de bal (het ei) naar de andere kant van de gymzaal te brengen. Zodra hij de bal aanraakt, mag het andere kind in actie komen en proberen het kind met de bal te tikken.


In de rij

Benodigdheden:

- Een pion

Alle kinderen rennen door de zaal. Ze zijn de boerderijdieren. Er zijn twee tikkers die de kinderen proberen te tikken (de boer en de boerin). Als een kind getikt is, dan gaat hij in de rij, achter de pylon, staan. Spreek af dat de kinderen achteraan aansluiten. Als er vijf klanten in de rij staan en de zesde komt, dan mag de eerste weer meedoen.


Boer, ik kom op je land!

Benodigdheden:

- Matten

Maak een groot weiland van matten, zo'n 60 cm van de muren vandaan. De kinderen staan aan de zijkanten en proberen op het land te komen, zonder daarbij getikt te worden door de boer of de boerin, die op het land aan het werk is. De kinderen vragen: 'Boer(-in), mag ik over je land?' Zegt de boer 'nee', dan gaan ze toch. De boer of boerin probeert ze te tikken.


Wie van de drie?

Je hebt nodig:

- 3 Matten

Leg de matten in het midden van de speelzaal neer. Op elke mat komt een boer (tikker) te zitten. De andere kinderen zijn boerderijdieren en lopen van de ene kant naar de andere kant van de speelzaal. De tikkers mogen de kinderen tikken, dan zijn ze gevangen.

De tikkers mogen echter niet van de matten af. Als je af bent ga je op de mat van de tikker zitten. Welke tikker vangt de meeste kinderen?


De boer en de koe

Benodigdheden:

- Geen

Maak een kring, staand en met de handen vast. In de kring is één opening, dit is de deur van de stal. In de kring staat de koe. De boer staat buiten de kring. Hij klopt aan en vraagt: 'mag ik je komen melken?' De koe heeft geen zin en zegt: 'nee!'. De boer loopt weg en gaat buiten de kring liggen slapen. De koe sluipt er achteraan en maakt de boer wakker.

Nu mag de boer de koe proberen te tikken. Maar... als de koe weer in zijn stal is (de kring), is hij vrij en heeft hij gewonnen.


Wie durft?

Benodigdheden:

- Geen

De helft van de groep vormt een kring. De andere helft zijn muizen en lopen om de kring heen. In het midden ligt de kat. De kring maakt poortjes. De muizen proberen door de kring te lopen zonder getikt te worden door de kat.

Variatie: Speel het spel omgekeerd, met de muizen in het hol (de kring) en de kat die buiten de kring op de loer ligt voor een holletje. Zet de kring niet in het midden van de zaal, zodat er genoeg ruimte is om te rennen. Als de poes slaapt gaan alle muizen het hol uit. Als de poes weer wakker wordt probeert hij ze te tikken.

Variatie 1: Speel het spel met 1 kat en 1 muis.

Variatie 2: De kat moet in het huis (de kring) blijven, maar de muis mag langs de holletjes erin en eruit. De muizen die getikt zijn gaan in een poortje zitten. De kring kan de muizen en/of de kat helpen of juist weerstand bieden.


Kat en muisspel

Benodigdheden:

- Geen

De kinderen vormen een kring. Ze zijn de katten. Een kind zit in het midden van de kring en is de muis. De muis gaat om de kring heenlopen en tikt onder een luid gepiep een van de katten aan. Vervolgens rent de muis met de wijzers van de klok mee om de kring heen. De kat gaat er in dezelfde richting achteraan. Wie het eerste weer op het lege plekje van de muis in de kring heeft is heeft gewonnen.

Variatie 1: Kan de muis zijn holletje terugvinden zonder getikt te worden door de kat?

Variatie 2: Als de muis om de kring loopt tikt hij zachtjes op de rug van ieder kind en roept daarbij bijvoorbeeld: koe, koe, koe, kat. Degene die de kat is springt op en probeert de lege plek te veroveren.


In een holletje

Benodigdheden:

- Hoepels

De helft van de kinderen is muis en krijgt een hoepel. Een kind is de kat en probeert de muizen te tikken. Deze zijn vrij als ze in hun holletje (de hoepel) staan. Maar in iedere hoepel mag wel maar 1 muis plaatsnemen. Komt er een tweede muis bij, dan moet de eerste muis uit de hoepel.

 

Estafette


Lepelloop

Benodigdheden:

- Lepels

- Een plastic ei

De kinderen lopen in tweetallen met een lepel met daarop een ei een route.

Wie kan dit zonder het te laten vallen?


Ezelstaartenrace

Benodigdheden:

- Touwen

- Blokjes

- Suikerklontjes

Hang de blokjes aan een touw. Alle kinderen gaan op een rij staan. Voor hen ligt een suikerklontje op de grond. Vijf meter verderop is de eindstreep. De bedoeling is dat ze het suikerklontje met behulp van hun zwierende staart naar de eindstreep brengen.


Klompenrace

Benodigdheden:

- Klompen

Bouw een hindernisparcours en laat de kinderen deze op klompen nemen.

Wie is het snelst?

Variatie: Vervang de klompen voor zwemvliezen en maak er een ganzen of kikkerrace van.


Naar de overkant

Benodigdheden:

- Vellen groen papier

- Afbeeldingen

Gebruik de breedte van het lokaal en geef elk kind twee vellen groen papier (de weilanden).

Op 1 papier gaan ze staan. Ze leggen het tweede vel voor hen neer en gaan dan daar op staan. Vervolgens pakken ze het andere papier weer en leggen die voor hen neer, zo komen ze vooruit naar de andere kant van het lokaal. Wie komt er als eerste aan bij de overkant?


Doorgeefspel

Benodigdheden:

- 2 Plastic eieren

- Hoepels

Verdeel de klas in twee groepen. De kinderen zijn kippen en staan met de benen gespreid in een rij achter elkaar. Ze geven het ei onder hun benen door. Welke groep legt het ei het eerste in de hoepel (het nest)?

Variatie: Boven de hoofden doorgeven.


Samenwerken

Benodigdheden:

- Een plastic ei

Twee kinderen houden het ei vast door het elk met een wijsvinger (of een ander lichaamsdeel) aan een uiteinde vast te houden. Door de spanning blijft het voorwerp hangen. Hierna leggen ze samen een parcours af. Lukt dit zonder het ei te laten vallen?

Variatie: Probeer het met een ander lichaamsdeel.


Boodschappen verzamelen

Benodigdheden:

- Manden

- Plastic eieren

Aan de ene kant van de gymzaal ligt een stapel eieren (of bijvoorbeeld pittenzakken)

Verdeel de klas in groepjes en laat de kinderen steeds rennend met 1 ei in de hand naar de mand lopen. De volgende mag pas gaan lopen als het kind weer terug is bij de start.

Welk groepje verzamelt de meeste eieren in een minuut?


Balanceren

Je hebt nodig:

- Een plastic ei

De kinderen zijn boeren en kippen en lopen in tweetallen met het ei op hun rug of hoofd een route. Wie kan dit zonder het ei te laten vallen?

 

Balvaardigheid/algemeen


Een bal doorgeven

Benodigdheden:

- Een bal

Verdeel de klas in groepjes van 3-5 kinderen. Probeer de groepjes even groot te maken.

De kinderen gaan achter elkaar in een rij staan. De achterste geeft de bal (het kippenei) over het hoofd door naar degene die ervoor staat. Is de bal vooraan, dan rent de voorste met de bal naar de achterste plek in de rij en geeft de bal opnieuw door.

Op die manier proberen ze zo snel mogelijk naar de andere kant van het lokaal te komen.

 

Balvaardigheid/mikken


Honger!

Benodigdheden:

- Kleine ballen of pittenzakken

- Verander een doos in een boerderijdier. Snijd er een gat voor de bek uit.

De kinderen proberen hier de kleine bal of een pittenzak in te mikken.


Alle eieren in de mand

Benodigdheden:

- Een mand

- Ballen (het ei)

Laat de kinderen op allerlei manier de ballen in de mand mikken.

  • Gooien met een hand

  • Bovenhands gooien

  • Onderhands gooien

  • Gooien met twee handen

  • Gooien met je ogen dicht

  • Achterstevoren gooien


Blikgooien

Benodigdheden:

- Blikken

Pittenzakken of balletjes

Verander blikken in boerderijdieren. Bouw een piramide van de blikken en probeer de blikken met een bal of pittenzakken vanaf een afstand omver te gooien. Wie gooit de meeste blikken omver?

 

Balvaardigheid/rollen


Het ei

Benodigdheden:

- Een bal (het ei)

Twee kinderen zitten in ‘hiel-zit’ met de benen wijd tegenover elkaar. De bal rollen ze naar elkaar. Door steeds verder uit elkaar te gaan zitten, moet de gooier in gedachten zijn arm langer maken om goed te richten.


Individueel rollen

Benodigdheden:

- Een bal (het ei)

De kinderen liggen op hun buik met hun hoofd richting muur. Ze proberen een bal met twee handen naar de muur te rollen op zo’n manier dat de bal ook weer bij ze terugkomt. Het is een oefening die ook eventueel met één hand kan worden uitgevoerd.


Bowlen

Benodigdheden:

- Een grote bal

- Een aantal blokken met boerderijdieren erop

Zet een aantal blokken op een rij en rol er met een bal naar. Hoeveel vallen er om?


De kippen

Benodigdheden:

- Bal (het ei)

- Blinddoek

De kinderen zijn kippen en staan wijdbeens met de voeten naast elkaar, tegen elkaar aan in de kring. Een kind staat in het midden van de kring met een blinddoek om en een bal.

De leerkracht loopt rond en geeft een kind een tikje. Dit kind zegt luid zijn/haar naam een paar keer. Het kind in het midden luistert goed waar dat geluid vandaan komt en probeert de bal door de benen te rollen. Als dit lukt, dan mogen beide kinderen van plek ruilen.

 

Balvaardigheid/gooien en vangen


Eiermand

Benodigdheden:

- Een bal (het ei)

- Een mand, bak of doos

De kinderen proberen een bal in een mand, bak of doos te werpen. De arm van de werper moet ontspannen zijn, precies zoals dat nodig is bij het schrijven. Om dit te laten slagen helpt het wanneer de kinderen tijdens het gooien zeggen ‘Mijn hand in de mand!’.

 

Balvaardigheid/voetballen


Kegelvoetbal

Benodigdheden:

- Een grote bal

- Blokken met boerderijdieren erop

De kinderen zetten elk een kegel in een veld. Er wordt een bal in het spel gebracht.

De kinderen proberen de kegel van een ander team met de bal om te schoppen en verdedigen ondertussen hun eigen kegel. Welk team blijft het langst in het spel?

 

Kleine materialen/hoepels


In het hok

Benodigdheden:

- Hoepels

- Ritmestokjes

Leg de hoepels op de grond. Dat zijn de hokken.

Vertel een verhaal over boerderijdieren.

  • We lopen op het ritme van de stokjes om de hokken heen

  • We springen erin en er weer uit

  • We springen van hok naar hok en veranderen na een signaal van richting

  • We lopen op het randje van het hok.


In de tractor

Benodigdheden:

- Hoepels

Maak teams. De ene helft van het team staat aan de ene kant van de zaal. De andere helft aan de andere kant van de zaal. Het eerste kind van elk team gaat in een hoepel zitten; met zijn billen in de hoepel en zijn benen ernaast. Op een teken bewegen ze zich voort naar de overkant door de voeten vooruit te zetten en met de billen over de grond te schuiven.

Daar neemt een ander kind van het team de hoepel over om weer terug te schuiven.


Hoepeltikkertje

Benodigdheden:

- Hoepels

De kinderen zijn boerderijdieren en staan in een hoepel (hun stal), die verspreid liggen door de gymzaal (niet te dicht bij elkaar). Een kind is de vanger en eentje de boer. Wanneer de boer roept: "Uit de stal!" moeten alle kinderen in een andere hoepel gaan staan. Terwijl ze van de ene naar de andere hoepel lopen probeert de vanger ze te vangen. Wie getikt wordt moet in een hoepel gaan zitten. Wie als laatste moet gaan zitten is de winnaar.


Hok wisselen

Benodigdheden:

- Hoepels

We gaan hok wisselen spelen! De kinderen zijn boerderijdieren.

Leg de hoepels op de grond, dit zijn de hokken. Er is 1 hoepel minder dan het aantal kinderen. Alle kinderen staan in een hoepel, maar één kind staat in het midden.

Als jij 'wisselen' roept, dan moeten alle kinderen een ander hoepel zoeken.

Het kind dat in het midden staat probeert ook een hoepel te bemachtigen.

Eén kind blijft over en die moet nu in het midden staan.


Van hoepel naar hoepel

Benodigdheden:

- Hoepels

De kinderen zijn kippen. De hoepels hun nest.

Gebruik de breedte van het lokaal en geef elk kind twee hoepels.

In 1 hoepel gaan ze staan. Ze leggen de tweede hoepel voor hen neer en gaan dan daar op staan. Vervolgens pakken ze de andere hoepel weer en leggen die voor hen neer, zo komen ze vooruit naar de andere kant van het lokaal. Wie komt er als eerste aan bij de overkant?


Stoelendans met hoepels

Benodigdheden:

- Hoepels

- Een handtrom

De hoepels zijn de nesten. In elk nest zit een kip. Op een teken gaan de kippen op pad. Ze lopen om de nesten heen. Als de leerkracht op de trom slaat, gaan de kippen zo snel mogelijk naar een nest. Zorg dat er steeds iets minder hoepels liggen dan er kinderen zijn. De kippen die geen nest hebben, zijn af.


Paardje spelen

Benodigdheden:

- Hoepels

Er staan twee kinderen in de hoepel. De één met zijn buik tegen de voorkant van de hoepel (dit is het paard) en de ander met zijn rug tegen de achterkant van de hoepel (dit is de ruiter). Loop of ren zo rondjes door de ruimte. De twee kinderen moeten tijdens dit onderdeel samenwerken om vooruit te kunnen komen.

 

Kleine materialen/overige


Voetenwerk

Benodigdheden:

- Een boerderijknuffel

Alle kinderen gaan met hun gezicht naar een muur gericht zitten.

Ze zetten beide voeten tegen de muur. Klem bij het eerste kind de knuffel tussen de voeten. Hij geeft deze met zijn voeten door naar het volgende kind.

De handen mogen daarbij niet gebruikt worden! Ga zo verder.

Lukt het om de knuffel langs alle kinderen naar de andere kant te krijgen?

 

Grote materialen/de banken


Kippenren

Benodigdheden:

- Een bank

De kinderen zijn kippen in een kippenren.

Loop in een rij over de bank: Een kind doet de beweging voor.

Het kind achter hem/haar doet haar na.

 

Afsluiting


De stier wil los

Benodigdheden:

- Geen

De kinderen staan in de kring en houden elkaars handen stevig vast.

In het midden staat een stier. Zal het hem lukken uit het stevige hek te ontsnappen.


De eierdief

Benodigdheden:

- Een hoepel

- Een ei

Een kind is boer en zit in een hoepel met een voorwerp achter zich.

Hij/zij heeft de ogen dicht. Een ander kind is de dief en probeert het ei te pakken.

Als het kind in de hoepel hoort dat het voorwerp gepakt wordt, probeert hij de dief te tikken. De dief mag het ei wel aan een ander geven.

Als het voorwerp valt, is de dief af.


Ra, ra, ra, wie heeft het ei?

Benodigdheden:

- Een ei

In het midden zit een kind. Hij/zij is de boer(-in)

De andere kinderen zitten er in een kring omheen.

Zij geven achter hun rug een ei door. Als het liedje geëindigd is ("Ra, ra, ra, wie heeft de bal, die mooie bal van goud?"), mag het kind raden wie het voorwerp op de rug heeft.


Er waren eens vier ...

Benodigdheden:

- Geen

Speel dit spel op de wijs van: 'ik stond laatst voor een poppenkraam'. Verander het in: 'Er waren eens vier veulentjes (lammetjes, kuikentjes enz....), zo – zo klein. Die maakten samen een rondedans, piek – piek fijn. Zeg nummer een, kom er eens uit en toon je kunsten kleine guit. Dan doen we ‘t allemaal na, dan doen we ‘t allemaal na, dan doen we ‘t allemaal na'.

Wijs vier dieren aan die hun kunsten om de beurt mogen voordoen.


Daar zat een klein boerinnetje

Benodigdheden:

- Geen

Speel dit spel op de wijs van: 'daar zat een klein zigeunermeisje'. Verander het in 'Daar zat een klein boerinnetje'.


Stiltespel:

Benodigdheden:

- Geen

Een kind is kip en doet zijn ogen dicht. De leerkracht wijst een aantal kuikens aan die achter hem gaan zitten. Hoeveel kuikens zitten er achter de kip?

Variatie: Kies voor een ander boerderijdier en zijn jongen.

 

Op zoek naar meer?


Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest

Heb je zelf ook nog leuke suggesties? Laat dan een reactie achter!


.

.

2.853 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page