site-verification=8adc2fc3d443365f5c3bc1b5d2d80d29
top of page
Zoeken
Foto van schrijverJuf Angelique

Ruimtelijk inzicht

Bijgewerkt op: 2 mei

Ruimtelijk inzicht is een belangrijke basisvaardigheid. Bij ruimtelijk inzicht gaat het om oriënteren en lokaliseren, construeren en het opereren met vormen en figuren.

De basis voor de ontwikkeling van het ruimtelijk inzicht wordt gevormd door de ervaringen met het eigen lichaam. Kennis van het eigen lichaam is immers nodig om je eigen plaats in de ruimte te kunnen bepalen. In deze blog vertel ik je meer over de ontwikkeling van het ruimtelijk inzicht bij kleuters.



Ruimtelijk inzicht


Geholpen door een toename van motorische vaardigheden, gaat een kind de ruimte om zich heen steeds meer verkennen. Het gaat daarbij enerzijds om de werkelijke ruimte (het huis, het klaslokaal enz.) en anderzijds om de verkleinde ruimte, die wordt gecreëerd bij het spelen met kleine voorwerpen (auto's en poppetjes).

Door het beleven van de ruimte leggen kinderen relaties tussen zichzelf en andere personen en voorwerpen in de ruimte.

Het eigen lichaam is de basis van waaruit de relatie tussen kind en omgeving wordt begrepen. Dit wordt ook wel de egocentrische ruimte genoemd.


Later leert een kind relaties leggen tussen de driedimensionale elementen die zich in de ruimte bevinden, zonder er zelf bij betrokken te zijn. Hij kan dan de ruimtelijke posities ten opzichte van elkaar benoemen zonder daarbij te verwijzen naar het eigen lichaam.

Deze ruimte heet de geocentrische ruimte.


Nog later leert het kind ook verbanden te leggen tussen objecten in het platte vlak.

Dat houdt in dat hij niet alleen in staat is om de ruimtelijke verhoudingen tussen plaatjes waar te nemen, maar ok dat hij onderscheid kan maken tussen figuur en achtergrond, hetgeen bijvoorbeeld bij het inkleuren van een kleurplaat goed te zien is.

Dit noem je de tweedimensionale ruimte.


Binnen dit domein gaat het om de volgende doelen:


Oriënteren en lokaliseren:

Hierbij ligt het accent op het inzicht in de positie van voorwerpen en personen ten opzichte van elkaar en op het benoemen van die posities met meetkundige begrippen als voor, naast, op, onder enz.


Plattegronden:

Kleuters werken aan het inzicht dat je de werkelijkheid kunt representeren in een plat vlak en dat je daarbij de werkelijkheid vereenvoudigt. Ze leren om een plattegrond te herkennen en te gebruiken en ze leren om er zelf eentje te maken.


Construeren:

Bouwen begint met het verkennen van materialen.

Daarna ligt de focus op de eigenschappen van de materialen.


Vouwen:

Kleuters starten met het vouwen en navouwen van eenvoudige vouwen, zoals een rechte en een schuine vouw. Daarna leren ze steeds ingewikkeldere vouwen, zoals een vlieger en 16 vierkantjes. Tijdens het vouwen komen er allerlei begrippen voorbij, zoals: "recht", "schuin", "hoek", "punt", "dubbel" en "vouwlijn". Ze leren ook te werken met een stappenplan.


Schaduw en spiegelbeeld:

Kleuters leren een schaduw of spiegelbeeld te herkennen en kunnen deze veranderen door de positie van het object of de spiegel of lichtbron te veranderen.

 

De ontwikkeling van het ruimtelijk inzicht


Ruimtelijk inzicht is een vaardigheid die bij ieder mens vanaf de geboorte aanwezig is. Iedereen kan dit ontwikkelen door ervaring en oefening.

In de praktijk zie je dat de beginsituaties van kleuters op het gebied van ruimtelijke oriëntatie veel kunnen verschillen. De ene kleuter die net op school komt heeft al veel meer ruimtelijke vaardigheden dan de andere.


Om te observeren waar het kind ergens in zijn/haar ontwikkeling staat is het gebruik van leerlijnen een handig hulpmiddel en houvast.

Deze leerlijnen zijn als het ware de wegen waar langs de ontwikkeling verloopt.

Op die leerlijnen bevinden zich verschillende mijlpalen of tussenstations.

Dit zijn vaste herkenningspunten, die aangeven of de ontwikkeling van een kind in de pas loopt met de gangbare ontwikkeling. In de praktijk blijkt overigens vaak dat de ontwikkeling van kleuters niet altijd zo stapsgewijs en gelijk aan de leerlijnen verloopt.

Soms slaan kinderen mijlpalen over en soms blijven ze wat langer in een bepaalde ontwikkelingsfase hangen om vervolgens weer een grotere sprong te maken.

De ontwikkeling van een kleuter verloopt namelijk niet lineair, maar met sprongen.


Observaties vinden bij voorkeur plaats tijdens vrije activiteiten die voor het kind betekenisvol zijn. Denk hierbij aan activiteiten in de bouw/-constructiehoek, met ontwikkelingsmaterialen en in de lees/-schrijfhoek.


Peuters:


Oriënteren en lokaliseren:

Peuters vanaf drie jaar kunnen met hun eigen lichaam ruimtelijke begrippen toepassen (bijv. "Spring maar over de bank"). Ze maken daarbij nog geen onderscheid tussen naar links en naar rechts.


Tussen 4 en 4,6 jaar:


Oriënteren en lokaliseren:

In deze fase is de kennis van meetkundige begrippen nog gerelateerd aan het eigen lichaam. Het kind wijst voorwerpen in de ruimte aan en kan ook met zijn ogen dicht aanwijzen waar deze voorwerpen zijn.


Construeren:

Het bouwen en nabouwen van ruimtelijke constructies is nu goed mogelijk.


Tussen 4,6 en 5 jaar:


Oriënteren en lokaliseren:

Kinderen benoemen de ruimtelijke begrippen in relatie tot hun eigen lichaam.

Het vertelt wat er in de ruimte staat zonder het aan te wijzen.


Plattegronden:

In deze fase neemt de belangstelling voor verkleinde voorwerpen in het platte vlak toe. Mozaïekfiguren en puzzels worden herkend en nagemaakt.

Op plattegronden herkent het kind de samenhang tussen objecten en de representaties hiervan in het platte vlak.


Construeren:

Kinderen construeren zonder een vooraf bepaald plan te volgen.

Ze passen bij het bouwen /construeren de techniek van het overbruggen en later ook het omheinen toe.


Vouwen:

Kinderen maken een rechte en een schuine vouw.


Vormen en figuren:

Kinderen benoemen de meetkundige figuren "cirkel", "driehoek", "vierkant" en "rechthoek".


Schaduw en spiegelbeeld:

Kinderen herkennen schaduw of spiegelbeeld als een verschijnsel dat hoort bij een object.


Patronen:

Kinderen kunnen eenvoudige patronen in een rij van drie elementen maken en namaken.


Tussen 5 en 5,6 jaar:


Oriënteren en lokaliseren:

Ruimtelijke relaties worden steeds beter begrepen. Kinderen benoemen de positie van voorwerpen ten opzichte van elkaar, los van hun eigen lichaam.

Voorzetsels als op, in, naast, tussen, uit worden nu in passieve en actieve zin gebruikt.

Een kind doorziet nu ook de voor- en achtergrond op een plaatje.

Bij het zelf tekenen lukt dit nog niet.


Plattegronden:

In deze fase neemt de vaardigheid in het opnemen en verwerken van informatie in het platte vlak sterk toe. Kinderen kunnen nu eenvoudige bouwtekeningen maken en lezen.

Ze bouwen eenvoudige voorbeelden waarop alles zichtbaar is, vanaf een voorbeeld na.


Construeren:

Kinderen gaan met kleiner bouwmateriaal werken.

Ze bouwen doelgerichter met meer patronen en symmetrie.


Vouwen:

Kinderen maken een rechte en een schuine vouw, 16 vierkantjes en vliegers.


Vormen en figuren:

Kinderen classificeren voorwerpen in aangegeven meetkundige figuren, zoals "cirkel", "driehoek", "vierkant" en "rechthoek"


Schaduw en spiegelbeeld:

Kinderen spiegelen nu de beweging van anderen en veranderen schaduw of spiegelbeeld van een object door de positie van dit object te veranderen. Ze maken met behulp van een spiegel eenvoudige gespiegelde figuren


Patronen:

Kinderen maken eenvoudige meetkundige patronen in het platte vlak na.


Tussen 5,6 en 6 jaar:


Oriënteren en lokaliseren:

In deze fase benoemt het kind verplaatsingen van objecten in de ruimte en maakt het daarbij gebruik van ruimtelijke begrippen. De begrippen "links" en "rechts" worden, zowel passief als actief, op het eigen lichaam toegepast. Bovendien kan een kind nu ruimtelijke begrippen in combinatie toepassen (bijv. "Wijs op het plaatje het jongetje aan dat voor het kleinste huis staat").


Plattegronden:

Kinderen kunnen nu tweedimensionaal werken. Niet alleen datgene wat zichtbaar is in afbeeldingen, maar ook datgene dat niet of deels is weergegeven kan nu worden nagemaakt met driedimensionaal materiaal. Kinderen lezen en tekenen eenvoudige plattegronden en kunnen nu eenvoudige routes op een plattegrond volgen en herkenningspunten benoemen.


Construeren:

Kinderen bouwen nu doelgericht en spelen er rollenspel bij.


Vouwen:

Kinderen combineren nu vouwsels, maken muizentrapjes en vouwen volgens een aangeboden stappenplan.


Vormen en figuren:

Kinderen classificeren voorwerpen in aangegeven meetkundige figuren, zoals "kubus", "balk", "cirkel", "driehoek", "vierkant" en "rechthoek".


Schaduw en spiegelbeeld:

Kinderen veranderen schaduw of spiegelbeeld van een object door de positie van dit object , de lichtbron of de spiegel te veranderen. Ze spiegelen eenvoudige symmetrische vormen.


Patronen:

Kinderen maken meetkundige patronen met symmetrie en benoemen de regelmaat.


Tussen 6 en 6,6 jaar:


Oriënteren en lokaliseren:

In deze fase ontwikkelt een kind geleidelijk aan ook meer gevoel voor richting. Dit manifesteert zich bijvoorbeeld bij het gebruik van de begrippen "links" en "rechts".

In eerste instantie kan het kind deze begrippen toepassen vanuit het eigen lichaam. Vervolgens leert het kind deze begrippen ook aan te wijzen vanuit het eigen lichaam in relatie tot objecten (bijv. "Leg het boek maar links van je").

Vervolgens wordt het ook mogelijk om deze begrippen toe te passen, waarbij het eigen lichaam niet meer het vertrekpunt is (bijv. "Zet de auto maar rechts van het huis")

Pas nog later lukt het, door zich te verplaatsen in de ander, om deze begrippen ook op dingen buiten zichzelf toe te passen (bijv. "Leg jouw rechterhand op mijn linkerknie")

Het kind moet daarvoor ook kunnen spiegelen.


Plattegronden:

Kinderen kunnen in deze fase op het platte vlak werken en eenvoudige plattegronden lezen.


Construeren:

Kinderen maken bouwwerken volgens een aangeboden stappenplan.


Verschillende onderzoeken tonen aan dat het ruimtelijke denken van kinderen een belangrijke voorspeller is van toekomstig succes in de bètavakken en bèta beroepen, zoals wetenschap, techniek, ontwerpen en bouwkunde.


Het is wel belangrijk om bij de interpretatie van de ontwikkeling van de ruimtelijke oriëntatie, de invloed van de basiskenmerken, betrokkenheid en risicofactoren niet uit het oog te verliezen. Meer hierover lees je in mijn blog: Hoe kleuters zich ontwikkelen

Deze gegevens geven namelijk een indicatie of een kind lekker in zijn vel zit en zijn een voorwaarde om tot ontwikkeling te kunnen komen.

Wanneer het bij een kind aan deze basiskenmerken schort, dan zal dit dus ook terug te vinden zijn in lagere ontwikkelingsscores bij de ontwikkelingslijnen voor de ruimtelijke oriëntatie en waarschijnlijk ook bij een of meerdere andere ontwikkelingsaspecten.

 

Een beredeneerd aanbod


Een beredeneerd rekenaanbod maak je op basis van deze ontwikkelingslijnen.

Deze geven richting aan het rekenen in de kleuterperiode, doordat ze aangeven waar je naar toe werkt aan het eind van groep 2. Kies per periode (bijvoorbeeld van vakantie naar vakantie) een aantal subdoelen, die aansluiten op de vorige periode, zodat er een doorgaande lijn en een breed, gevarieerd aanbod ontstaat.


Als duidelijk is welke doelen en inhouden aan bod moeten komen, ga je kijken welke activiteiten daar bij passen. Houd daarbij wel rekening met het gegeven dat jonge kinderen anders leren an een schoolkind. Spel is voor hen erg belangrijk. Door te spelen krijgen jonge kinderen grip op de wereld om hen heen en ook het leren doen ze spelen en handelend.

Zorg ook voor succeservaringen. Het leerplezier en zelfvertrouwen van kinderen nemen toe, als ze merken dat ze het kunnen. Betrek ouders erbij en deel je doelen. Hang bijvoorbeeld een doelenposter op of verspreid de rekendoelen via de website of nieuwsbrief. Geef ouders ook suggesties om thuis op een speelse manier te werken aan de doelen.


 

Jongens en meisjes


Veel mensen hebben het stereotiepe beeld dat jongens een beter ruimtelijk inzicht zouden hebben dan meisjes. Toch blijkt dat dat niet zo is. Er zijn wel individuele verschillen,

Daarbij spelen aanleg, ervaring en oefening een rol.

Hoe vaker kinderen ruimtelijke activiteiten doen, hoe hoger ze scoren op ruimtelijk inzicht.

Stimuleer kinderen dus om te werken met blokken, gymmen, knutselen, tekenen, kleien, vouwen, puzzels maken en bordspellen. Wanneer je kinderen een breed aanbod aan ruimtelijke activiteiten aanbiedt, vergroot dat de kans dat je zoveel mogelijk kinderen aanspreekt, waardoor ze hun ruimtelijke talenten kunnen ontwikkelen.


Op latere leeftijd zie je overigens wel vaak verschillen tussen jongens en meisjes.

Naarmate meisjes ouder worden daalt namelijk vaak hun zelfvertrouwen in hun ruimtelijke inzicht. Bovendien zijn we vaak geneigd om jongens vaker ruimtelijke activiteiten aan te bieden dan meisjes, waardoor jongens hier meer ervaring in opdoen.

Door je er als leerkracht van bewust te zijn dat ruimtelijke vaardigheden niet vastliggen en niets te maken hebben met verschillen in geslacht, maar dat deze vaardigheden kunnen groeien door ervaring en oefening, kun je op jonge leeftijd wel het grote verschil maken door ieder kind ruimtelijke activiteiten aan te bieden, zodat ze hun ruimtelijke talenten kunnen ontwikkelen.

 

Het ruimtelijk inzicht stimuleren


Stimuleer kinderen daarom om te spelen met blokken en constructiematerialen, te ontwerpen en buiten te spelen. Heb je kinderen in de klas, die niet zo snel voor dit soort activiteiten kiezen? Voeg dan eens andere materialen aan deze speelplekken toe.

Denk hierbij eens aan wereldspelmateriaal, Loose Parts of lappen.

Ook gymmen, tekenen, knutselen, kleien, vouwen, puzzels en bordspellen stimuleren het ruimtelijk denken.


Een breed aanbod aan ruimtelijke activiteiten aanbied is erg waardevol.

Verschillende onderzoeken laten overigens zien dat het ruimtelijke denken van kinderen een belangrijke voorspeller is van toekomstig succes in bètavakken en bèta beroepen, zoals wetenschap, techniek, ontwerpen en wiskunde.

 

Op zoek naar meer?


Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest

Heb je zelf ook nog leuke suggesties? Laat dan een reactie achter!



.

.



3.127 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page