Prentenboeken zijn, wanneer je verder kijkt dan naar het verhaal en de plaatjes, ook uitermate geschikt om jonge kinderen contextrijke doelgerichte reken-wiskundige activiteiten aan te bieden. Als je met een rekenbril naar prentenboeken gaat kijken, kun je er eigenlijk altijd wel een rekenactiviteit aan verbinden. In deze blog lees je er meer over.
Prentenboeken en rekenen
In kleutergroepen worden vaak prentenboeken aangeboden. Door het voorlezen van prentenboeken wordt de woordenschat vergroot, vaardigheden omtrent het begrijpend luisteren geoefend en de mondelinge taalontwikkeling ontwikkeld.
Prentenboeken kunnen echter ook een positieve bijdrage leveren aan de rekenwiskundige ontwikkeling van kleuters. Ze bevatten vaak elementen die de reken-wiskundige begripsontwikkeling van kinderen kunnen ondersteunen en lenen zich goed voor zinvolle, uitdagende rekenactiviteiten. Door het voorlezen van prentenboeken kun je als leerkracht kinderen laten nadenken over reken-wiskundige inhouden en met hen in gesprek gaan op een hoger denkniveau. Doordat prentenboeken deze leerinhouden in een betekenisvolle context plaatst blijven de kinderen betrokken.
Uit onderzoek van prof. dr. Marja van den Heuvel-Panhuizen (Universiteit Utrecht) is bovendien gebleken dat kinderen die een voorleesprogramma met gewone prentenboeken volgden maar liefst 22% meer vooruitgang boekten op de rekenontwikkeling dan kleuters, die het gewone programma voor rekenen en wiskunde volgden.
Het effect was bij de meisjes maar liefst drie maal groter dan bij de jongens.’
Welke prentenboeken kies je?
Eigenlijk is ieder prentenboek geschikt, want bij ieder prentenboek is wel een rekenactiviteit te bedenken.
Ben je op zoek naar een prentenboek waarmee je specifiek één enkel begrip binnen het rekenen uit kan leggen, dan kun je bijvoorbeeld gebruik maken van de volgende titels:
Tellen en getalbegrip
Getalbegrip
Verhoudingen
Meten
Lengte, omtrek, oppervlakte
Inhoud
Gewicht
Tijd
Geld
Meetkunde
Oriënteren in de ruimte
Construeren
Vormen en figuren
Vanuit rekenogen bekeken
Bekijk het boek samen door een rekenbril.
Vraag daarbij niet steeds om uitleg om daarmee te toetsen of de kinderen wel alles begrepen hebben. Stel zoveel mogelijk open vragen en neem als leerkracht een vragende en onderzoekende houding aan, zodat de kinderen dit gaan overnemen en actief bij het verhaal betrokken raken. Hiermee stuur je de activiteit, zonder alles voor te kauwen.
Laat het boek het werk doen! Doordat kinderen hun eigen gedachten en redeneringen kunnen en mogen verwoorden ontstaat er inzicht.
Om denkprocessen goed in woorden te kunnen vangen, is een specifieke rekenwoordenschat onontbeerlijk. Sta daarom ook bewust stil bij de rekenbegrippen, die verband houden met het prentenboek en benoem ze.
Bied na het aanbieden van het prentenboek een rekenvervolg aan, die past bij het boek en de rekenvaardigheden die daarin aan bod zijn gekomen.
In herhaling schuilt namelijk een groot leereffect.
Dit vervolg kun je in de kring, maar ook tijdens het werken of het spelen in de hoeken aanbieden. Denk aan een rekenspelletje in de kring, een rekenspel, een verteltafel, een creatieve verwerking, het uitspelen van een verhaal enz.
Bekijk het boek eens vanuit tellen en getalbegrip:
Bekijk het boek met rekenogen. Komen er in het boek telsituaties voor of staan er getallen in? Breng deze dan onder de aandacht bij de kinderen.
Stel bijvoorbeeld vragen als: Hoeveel figuren staan er afgebeeld? Hoeveel van iedere soort? Bespreek de telstrategie. Is dat een handige manier? Of kan het ook anders? Is het bijvoorbeeld ook mogelijk om deze aantallen niet een voor een, maar verkort te tellen? Koppel het boek ook eens aan optel- of aftreksommen. Wanneer er bijvoorbeeld steeds een personage bij komt kun je vragen welke som erbij hoort. Laat ook gerust de somnotatie als een uitdagende kennismaking zien. Tel verder en terug.
Koppel een rekenvervolg over tellen en getalbegrip aan het verhaal. Indien het boek zich daarvoor leent kun je bijvoorbeeld het eerlijk verdelen laten naspelen met concreet materiaal, zodat ze het ook manipulerend kunnen ervaren. Vaak zijn de figuren in het boek niet gegroepeerd, waardoor het bij grotere aantallen lastiger is om te zien hoeveel het er van iedere soort zijn. Maak dit dan overzichtelijk door te gaan turven.
Besteed aandacht aan rekentaal over tellen en getalbegrip, zoals: Tellen, schatten, ongeveer, precies, exact, nauwkeurig, verkort tellen, cijfers, getallen, hoeveelheden, hoeveel, genoeg, meer dan genoeg, nul, geen, niets, iets, tiental, turven, staafdiagram, grafiek, getallenlijn, plus, erbij, bij elkaar, samen, optellen, min, eraf, aftrekken, overblijven, inwisselen, ruilen, vervangen, in totaal, delen eerlijk delen, vergelijken, vaststellen, bepalen, twee keer zoveel enz.
Bekijk het boek eens vanuit lichaamsbesef:
Bekijk het boek met rekenogen. Komen er in het boek dingen aan bod die over het lichaamsbesef gaan? Breng deze dan onder de aandacht bij de kinderen. Denk bijvoorbeeld aan de namen van de lichaamsdelen of aan de plek van de personages in de ruimte.
Stel bijvoorbeeld vragen als: Kun jij het personage nadoen?
Koppel een rekenvervolg over lichaamsbesef aan het verhaal.
Besteed aandacht aan rekentaal over lichaamsbesef, zoals de namen van de lichaamsdelen.
Bekijk het boek eens vanuit visueel/ruimtelijk inzicht:
Bekijk het boek met rekenogen. Komen er in het boek dingen aan bod die gaan over visueel-/ruimtelijk waarnemen/ Breng deze dan onder de aandacht bij de kinderen. Denk bijvoorbeeld aan de kleuren en nuances, vormen, richting, schaduwen, symmetrie, patronen, ruimtelijke begrippen en perspectief.
Stel bijvoorbeeld vragen als: Welke kleur is het? Welke vorm zie je? Waar bevindt het personage zich? Waar heeft de tekenaar gestaan toen hij deze prent tekende (wanneer er bijvoorbeeld iets van bovenaf is getekend).
Koppel een rekenvervolg over visueel-/ruimtelijk waarnemen aan het verhaal.
Besteed aandacht aan rekentaal over ruimte, zoals: Op, op elkaar, erop, voor, vooraan, voorkant, naar voren, van voren, ervoor, achter, achterkant, naar achteren, van achteren, erachter, zijde, zijkant, onder, onderkant, naar onderen, van onder boven, eronder, bovenkant, naar boven, van boven, erboven, andere kant, andersom, naar beneden, van beneden, links, linksaf, naar links, rechts, rechtsaf, naar rechts, terug, naast, ernaast, tussen, tussenin, ertussen, in het midden, middenin, door midden, de helft, over de helft, voor de helft, door de helft, halverwege, dichtbij, dichterbij, afstand, tussenruimte, schuin, recht, ver, veraf, ver weg, verder weg, afstand, ruimte, plaats, kleur, de namen van de kleuren en de kleurnuances, vorm, de namen van de vormen, tangram, perspectief, spiegelbeeld, spiegelen, gespiegeld, richting, weerkaatsten, schaduw, hoek, rand, plattegrond, route, overzicht, verstoppen, bovenaanzicht, kijklijn, zichtlijn, draaien, gedraaid, kantelen, gekanteld, vouwrand, vouwlijn, kniplijn enz.
Bekijk het boek eens vanuit tijdsbesef:
Bekijk het boek met rekenogen. Komen er in het boek dingen aan bod die gaan over tijd. Breng deze dan onder de aandacht bij de kinderen. Denk bijvoorbeeld aan: leeftijden, de klok, de dagen, de maanden, de seizoenen enz.
Stel bijvoorbeeld vragen als: Zou het ochtend, middag avond of nacht zijn? In welk seizoen speelt het verhaal zich af? Hoe oud zou het personage zijn? Hoe laat zou het hier zijn? Waarom denk je dat? Duurt de activiteit van het personage lang of kort? Hoeveel tellen duurt het denk je? Wat duurt er langer/korter?
Koppel een rekenvervolg over tijd aan het verhaal.
Besteed aandacht aan rekentaal over tijd, zoals: Tijd, tijdstip, aan het begin, op het einde, nog steeds, na, lang geleden, en toen, vorig, voorafgaand, volgend, opeenvolgend, jong, jonger, jongst, oud, ouder, oudst, hoeveel jaar, leeftijd, wekker, klok, horloge, stopwatch, uur, wijzers, hoe laat, snel, sneller, snelst, hoe snel, twee keer zo snel, langzaam, langzamer, langzaamst, hoe langzaam, hoe lang, nog lang, kort, korter, kortst, hoe kort, nog kort, hoeveel tellen, dagdeel, ochtend, middag, avond, nacht, dag, week, de namen van de dagen, morgen, overmorgen, gisteren, eergisteren, maand, de namen van de maanden, seizoen, de namen van de seizoenen, kalender, jaar, half jaar enz.
Bekijk het boek eens vanuit meten:
Bekijk het boek met rekenogen. Komen er in het boek dingen aan bod die gaan over meten? Breng deze dan onder de aandacht bij de kinderen. Denk bijvoorbeeld aan lengtematen, gewicht, inhoudsmaten en de verhoudingen.
Stel vragen als: Is het personage groot of klein? Licht of zwaar? Welk personage heeft een lange nek? Wie is er groter? Hoeveel .... passen er in ....? Hoe groot zou een personage in het echt zijn? Hoe kunnen we daar achter komen? Staan er bijvoorbeeld ook afbeeldingen in het boek of op de afbeelding van personages waarvan we de maat in het echt wel weten? Kunnen we die maat gebruiken om erachter te komen hoe groot deze dan is? Hoe? Bijvoorbeeld door te kijken hoeveel keer het personage daarin past en dan de echte maat ook zoveel keer achter elkaar te leggen.
Koppel een rekenvervolg over meten aan het verhaal.
Besteed aandacht aan rekentaal over meten, zoals: Lang, langer, langst, te lang, lang genoeg, even lang, langer dan, lengte, kort, korter, kortst, korter dan, te kort, kort genoeg, even kort, dik, dikker, dikst, te dik, dikker dan, dik genoeg, even dik, dun, dunner, dunst, dunner dan, te dun, dun genoeg, , even dun, klein, kleiner, kleinst, te klein, kleiner dan, klein genoeg, even klein, groot, groter, grootst, grootte, te groot, groot genoeg, groter dan, grootte, hoog, hoger, hoogst, te hoog, hoog genoeg, even hoog, hoger dan, tot welke hoogte, tot waar, laag, lager, laagst, te laag, laag genoeg, even laag, lager dan, even groot, smal, smaller, smalst, te smal, smal genoeg, even smal, smaller dan, breed, breder, breedst, te breed, breed genoeg , breedte, even breed, breder dan, passen, erin passen, afpassen, meten, omtrek, verhouding, inhoud, vol, voller, volst, voller dan, te vol, even vol, leeg, leger, leegst, te leeg, even leeg, leger dan, licht, lichter, lichtst, te licht, licht genoeg, even licht, lichter dan, zwaar, zwaarder, zwaarst, te zwaar, zwaar genoeg, even zwaar, zwaarder dan, vullen, maatbeker, gewicht, kilo, kilogram, meetlint, meetlat, meetstreep, verdeling, schaalverdeling, midden, gigantisch, evenwicht.
Hoe groot zou het personage of voorwerp in het boek of op de afbeelding in het echt zijn? Hoe kunnen we daar achter komen? Staan er bijvoorbeeld ook afbeeldingen in het boek of op de afbeelding van personages waarvan we de maat in het echt wel weten? Kunnen we die maat gebruiken om erachter te komen hoe groot het personage of voorwerp dan is? Hoe? Bijvoorbeeld door te kijken hoeveel keer deze daarin past en dan de echte maat ook zoveel keer achter elkaar te leggen.
Bekijk het boek eens vanuit vergelijken:
Bekijk het boek met rekenogen. Komen er in het boek dingen aan bod die gaan over vergelijken? Breng deze dan onder de aandacht bij de kinderen. Denk bijvoorbeeld aan meer/minder, verzamelen en sorteren, verschillen en overeenkomsten.
Stel bijvoorbeeld vragen als: Zie jij het verschil tussen? Zie jij de overeenkomst tussen? Waarvan zijn er meer/minder?
Koppel een rekenvervolg over vergelijken aan het verhaal. Vaak zijn de figuren in het boek niet gegroepeerd, waardoor het bij grotere aantallen lastiger is om te zien hoeveel het er van iedere soort zijn. Maak dit dan overzichtelijk door een staafdiagram (met blokjes) te maken. Zulke diagrammen zijn abstract, maar wanneer je stapsgewijs van een concrete handeling naar een abstracte weergave toewerkt, goed te begrijpen.
Besteed aandacht aan rekentaal over vergelijken, zoals: Veel, te veel, veel te veel, weinig, meer, meeste, minder, minste, minder dan, meer dan, 1 meer, 1 minder, vergelijken, hetzelfde, gelijk, dezelfde, overeenkomst, anders, ongelijk, verschillen, verzameling, bij elkaar horen, op elkaar lijken, diagram, grafiek, sorteren, ordenen enz.
Bekijk het boek eens vanuit de waarde van geld:
Bekijk het boek met rekenogen. Komen er in het boek dingen aan bod die gaan over geld? Breng deze dan onder de aandacht bij de kinderen. Denk bijvoorbeeld aan de waarde van geld.
Stel vragen als: Zou dat duur zijn? Wat zou duurder zijn?
Koppel een rekenvervolg over geld aan het verhaal.
Besteed aandacht aan rekentaal over geld, zoals: Euro, geld, betalen, duur, duurst, goedkoop, goedkoopst, korting enz...
Ik hoop dat ik je heb kunnen inspireren om prentenboeken en je rekenlessen eens op deze manier te gaan bekijken.
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog leuke suggesties? Laat dan een reactie achter!
.
..
.
.
Comments