De bouwhoek is vaak een favoriete hoek van veel kinderen. Een standaard bouwset geeft oneindig veel mogelijkheden. De bouw-/constructiehoek moet een veelzijdige hoek zijn waar stimulerende activiteiten mogelijk zijn voor kinderen van verschillende ontwikkelingsniveaus zodat kinderen zich op hun eigen niveau kunnen ontwikkelen. In deze blog lees je er meer over!
Vrij spel en opdrachten
Spel is vrij van opdrachten. Wanneer we spreken van leren door te spelen, bedoelen we dat kinderen het geleerde moeten verwerken tijdens het spel, voor ze zich de nieuwe kennis en vaardigheden eigen maken en in een andere situatie kunnen gebruiken.
Jonge kinderen hebben ook nog heel veel behoefte aan het manipulerende vrij spel, zonder opdrachten. Het handelen en het opdoen van ervaringen staat daarbij centraal.
Het heeft in deze fase totaal geen zin om een planmatige manier van werken in te zetten.
Naarmate kinderen echter ouder worden, wordt het resultaat van de dingen die zij doen langzamerhand belangrijker en willen ze ook vaardigheden leren.
Ze maken plannen en zijn gemotiveerd om die plannen uit te voeren en willen oplossingen zoeken voor de problemen die ze bij de uitvoering tegenkomen.
Wanneer kinderen er klaar voor zijn kun je ze dus wat meer gaan uitlokken.
Uitlokken betekent echter niet hetzelfde als ervan uitgaan dat de kinderen de door jou gekozen leerdoelen of gegeven suggesties ook oppikken.
Als kinderen niet spelen wat jij door het toevoegen van deze voorwaarden had verwacht dan is dat helemaal niet erg. Die doelen en verwachtingen zitten vooral in je eigen hoofd en niet in het hoofd van de kinderen. Het hebben van een verwachting is niet erg; het betekent dat je oefent in het herkennen van interesses, behoeften en het niveau van kinderen. Verwachtingen mogen alleen geen opdrachten worden, want dan heb je geen spel meer.
Als kinderen spelen zijn ze namelijk doelloos bezig, dan gaat het meer om het proces, niet om het eindproduct. Je moet je niet focussen op de resultaten en je verwachtingen dus ook weer durven loslaten. Het spelen in hoeken is niet hetzelfde als ‘oefenen voor een toets’. Laat het kind dus altijd zoveel mogelijk zelf onderzoeken en ontdekken.
Bied activiteiten in de bouw-/constructiehoek zorgvuldig aan en vraag je daarbij steeds af welke leerervaring of welke ontwikkeling je op gang brengt.
Activiteiten in de bouw-/constructiehoek moeten betekenisvol voor kinderen zijn en ontwikkelingswaarde hebben. Bij de keuze ervan moet rekening worden gehouden met datgene wat de kinderen interessant vinden en hun ontwikkelingsniveau.
Zonder impressie geen expressie
Zonder impressie geen expressie! Constructief spel begint met inspiratie om de kinderen te prikkelen en om creativiteit op te roepen. Maar hoe doe je dat?
maken kinderen in de bouw-/constructiehoek steeds hetzelfde: uit gewoonte, een behoefte aan veiligheid en vertrouwen, omdat bepaalde technieken nog niet bekend zijn en/of het kind nog niet voldoende mogelijkheden kent. Soms heeft het ook te maken met de ontwikkeling van het kind. Het is aan de leerkracht om dat met observaties, en vanuit de kennis over de verschillende bouwstadia, in te schatten.
Bouwen vanuit de belevingswereld
Bij jonge kinderen start inspiratie altijd vanuit hun eigen interesse, belevingswereld en ervaring. Door ervoor te zorgen dat een bouw-/constructiehoek daarbij aansluit, krijgt de hoek meer betekenis bij de kinderen. Misschien is een kind bijvoorbeeld wild van auto’s of dinosaurussen en creëer je in dat geval meer betrokkenheid door het spel in de bouw-/constructiehoek rondom deze onderwerpen uit te lokken.
Om erachter te komen waar de interesse van een kind ligt en wat kinderen bezig houdt is het nodig om zorgvuldig, doelbewust en heel gericht te kijken naar wat er in de bouw-/constructiehoek gebeurt en met kinderen in gesprek te gaan.
De Eiffeltoren is natuurlijk een heel bijzonder gebouw, maar in de belevingswereld van de gemiddelde kleuter nog erg ver weg. Veel leuker en leerzamer is het om gebouwen in de buurt te bekijken en te fotograferen, zoals de kerk in het dorp, de flat in de wijk, de kraam op de markt of de winkel om de hoek. Deze bouwwerken zijn herkenbaar voor kinderen, zijn een onderdeel van hun leefwereld en daarom leuk om na te maken.
Hang de foto's die je van deze gebouwen hebt gemaakt op en laat de kinderen ze namaken. Ook een uitstapje (bijvoorbeeld naar een echte bouwplaats) werkt inspirerend. Of vraag de kinderen om een foto van hun eigen huis en plak deze op de blokken van de bouwhoek.
Thematisch bouwen
Het thema waarin je werkt, kan ook inspiratie bieden voor opdrachten in je bouw-/constructiehoek. Bedenk hoe je deze hoeken eventueel bij het thema van de klas kunt laten passen. Bij een goed gekozen thema valt heel veel te bouwen.
Als niets kunt bedenken voor je bouw-/constructiehoek kun je jezelf dus afvragen of je het thema wel goed gekozen hebt.
Probeer, om nog meer betrokkenheid te krijgen, los te komen van je eigen aanbod en vertrek vanuit de interesses van de kleuters. Laat de kinderen dus meedenken over het thema en de invulling van de bouw-/constructiehoek daarbij.
Las daarnaast ook eens een periode in waarbij er geen thema is, zodat je kunt observeren wat kinderen dan zelf kiezen om te spelen. Kinderen zijn namelijk heel goed in staat om zelf te bepalen wat ze gaan spelen, ook zonder kapstokjes zoals een thema of opdracht.
Observeer dingen zoals: Wat spreekt hen aan? Waar grijpen ze steeds weer naar terug?
Wanneer je de bouw-/constructiehoek aanpast aan een thema, is het niet nodig om alles weg te halen, maar kun je bepaalde materialen tijdelijk opbergen.
Het is ook niet nodig om de bouwhoek steeds helemaal op z'n kop te zetten.
Een kleine aanpassing kan ook al voldoende zijn.
Kinderen zullen het geen probleem vinden, dat je materialen weghaalt of erbij legt, omdat ze oog hebben voor wat wel en niet bij een thema past. Bovendien is het nieuwe toegevoegde materiaal een goed alternatief voor de vertrouwde dingen.
Berg de spullen weer op wanneer een thema is afgelopen en keer weer terug naar de standaardinrichting zodat weer een nieuw proces kan beginnen.
Het is overigens niet nodig om de bouw-/constructiehoek bij ieder thema te betrekken en aan te passen. Een ander uiterste en een gemiste kans is dan weer dat je bij ieder thema alleen de themahoek verandert en de rest onveranderd laat. Laat de hoek een week of zes staan, zodat je genoeg tijd hebt om de hoek samen met de kinderen te laten ontstaan, te laten groeien en op het einde ook geleidelijk kan afbouwen. Ook kun je de bouw-/constructiehoek door een kleine aanpassing laten overvloeien in een ander thema.
De kennis vergroten
Je kunt het spel verder ontwikkelen door de kennis die de kinderen over het onderwerp te vergroten. Wanneer kinderen de kennis over een onderwerp missen, dan kunnen zij dit immers ook niet goed vertalen naar spel. Kinderen zullen bijvoorbeeld minder goed in staat zijn een ziekenhuis te bouwen als ze daar zelf nog nooit zijn geweest.
Onderzoek daarom in gesprekken met kinderen de inhoud van het thema en/of de rollen:
Wat weten zij al over een ingebracht thema of probleem?
Wat willen ze nog leren?
Welke rollen horen daarbij?
Welke handelingen horen daarbij?
Welke taal hoort daarbij?
Bespreek de dingen, die zij nog niet weten wat uitgebreider.
Kinderen hebben deze kennis nodig om deze goed te kunnen spelen.
Deze kennis kunnen ze bijvoorbeeld verkrijgen door:
Boeken te lezen
Filmpjes te bekijken
Informatieve spelletjes te bekijken
Een leergesprek te houden
Gastsprekers uit te nodigen in de klas. Ouders kunnen bijvoorbeeld ook veel vertellen over hun beroep of hobby
Uitstapjes te maken
Houd de gedeelde herinneringen zoveel mogelijk met beeldmateriaal levend.
Inspiratie
Spelideeën komen niet altijd vanzelf. Geef kinderen dus inspiratie voor hun spel.
Deze input is vaak kort en krachtig en dient enkel als een suggestie. Het hoeft dus niet te worden uitgevoerd. Dit kan voor of tijdens het spel. De doelstelling daarvan is het spelmoment kwalitatief te verlengen en doelgericht te verdiepen.
Je kunt kinderen inspireren met:
Boeken en verhalen
Verhalen en/of prentenboeken kunnen ook aanleiding geven tot spel.
Zorg dat een voorgelezen boek of enkele illustraties daaruit een duidelijk zichtbare plek krijgen in de klas, om de herinnering aan het verhaal te ondersteunen.
Problemen
Wanneer kinderen daar in hun ontwikkeling aan toe zijn, kun je ze stimuleren door een bouwprobleem of een uitdaging te introduceren, zoals: Hoe groot moet het hok worden als de giraf erin moet passen? Hiermee spreek je het oplossingsgericht denken van kinderen aan. Deze problemen en uitdagingen kunnen ook geïntroduceerd worden met een verhalend ontwerp. Het verhaal (met een probleem/opdracht erin) kun je bijvoorbeeld laten vertellen door een (hand-)pop (bijv. muis zoekt een huis). Vraag daarna wie er wil helpen.
En maak dan achteraf als beloning de foto met de handpop erbij. Maak de problemen het liefst zo min mogelijk visueel, omdat het kind dan al in een bepaalde richting geduwd wordt.
Maak liever opdrachtkaarten/kaartjes en vertel het kind wat erop staat.
Print deze opdrachtkaartjes uit en lamineer ze of hang ze op.
Zorg voor opdrachten in verschillende niveaus.
Op de volgende websites vind je kaarten en posters met uitdagende opdrachten:
Beeldmateriaal
Inspireer de kinderen met behulp van beeldmateriaal. Beelden helpen om kinderen spelsuggesties te geven en ze te inspireren. Het nabouwen ervan vraagt echter wel veel voorstellings- en denkvermogen. Denk hierbij aan:
(Prenten-)boeken
Praatplaten
Posters
Foto's
Filmpjes
(Schematische) bouwvoorbeelden
Hoogtekaarten
Ontwerptekeningen (maak bijvoorbeeld samen met het kind een werktekening)
Maquettes
Plattegronden.
Hang het beeldmateriaal in je bouw-/constructiehoek op of verzamel ze in een mapje.
Hang daarnaast ook foto's van de eigen bouw-/constructiewerken van kinderen op of maak een inspiratieboek, waar de foto 's van de bouwwerken van de kinderen in komen.
Spreek vooraf af waar het werk aan moet voldoen om in het boek terecht te komen.
Vaak kunnen kinderen daar zelf hele goede criteria voor bedenken.
Door foto's te maken van hun eigen werken inspireer je kinderen tot beter bouwen en construeren en kunnen kinderen werken van anderen nabouwen.
Dat laatste is weer een hele goede oefening in het ruimtelijk inzicht.
Of laat kinderen met de iPad door middel van foto’s van hun werk een stappenplan voor iemand anders maken, zodat andere kinderen het gebouw kunnen namaken en beperk het aantal foto's wat ze mogen maken (bijv. maximaal drie).
Er zijn drie kernvragen die je kunt stellen bij het bespreken van beeldmateriaal:
Wat zie je op deze afbeelding?
Wat wil je gaan maken?
Wat heb je daarvoor nodig?
Wanneer je bijvoorbeeld bruggen wilt gaan maken kun je eerst een uitstapje maken naar een brug in de buurt (ervaring). Laat vervolgens foto’s van diverse bruggen aan de kinderen zien en ga daarover met de kinderen in gesprek.
Waarin verschillen de bruggen van elkaar?
Welke brug vinden de meeste kinderen het mooist?
Wie is er wel eens op een brug geweest? Of eronder?
En wie heeft wel eens een brug gezien die open kon?
Breid de bouw-/constructiehoek vervolgens uit met materialen die het bouwen van een brug uitlokken. Denk bijvoorbeeld aan: rietjes, bekers, planken.
Vraag de kinderen hoe ze zelf een brug zouden kunnen bouwen.
Is alles wat de kinderen daarbij nodig denken te hebben voorhanden?
Gebruik beeldmateriaal vooral ter inspiratie en verrijking.
Laat de kinderen zoveel mogelijk zelf bouwen in plaats van namaken.
Materialen
Een andere manier om kinderen te inspireren om tot rijk spel in de bouw-/constructiehoek te komen is om te zorgen voor inspirerende materialen. Kijk wat de kinderen maken en vraag jezelf af welke materialen je in het vooruitzicht zou kunnen stellen of zou kunnen toevoegen aan de bouw-/constructiehoek om tot nog rijker spel te komen. Soms kan het weglaten of weghalen van materiaal ook stimulerend werken.
Maak bijvoorbeeld eens een beginnetje dat inspireert tot verder bouwen of construeren, door middel van een getekend fundament.
Een fundament kan net dat ‘beginnetje’ zijn voor een volgende stap.
Trek bijvoorbeeld op een karton, een stuk zeil, plaatmateriaal in een bepaalde vorm of een lap, blokken om met een stift en laat de kinderen verder bouwen op deze fundering.
Leg deze bouwplattegronden ook eens op de bouwtafel. Teken bijvoorbeeld , wanneer het thema prinsen en prinsessen is, een groot vierkant op een vel papier en schrijf daar 'paleis' in. Laat de kinderen er daarna een paleis met blokjes op bouwen.
Met een cijfer in de omtrek kun je aangeven hoe hoog de kinderen moeten stapelen.
Ook kun je een plank die je met schoolbordverf beschildert als ondergrond gebruiken of een omtrek met tape op de vloer plakken waarop de kinderen verder moeten bouwen of construeren. Wanneer je het rond bouwen/construeren of het bouwen/construeren in de hoogte wil stimuleren kun je ook hoepels als ondergrond gebruiken en de kinderen binnen deze omtrek laten bouwen. Door op of tegen een spiegel te bouwen/construeren kunnen kinderen alle kanten van hun werk zien en een gebouw symmetrisch maken.
Voordoen
Demonstreer de materialen en het spel! Haal eerst eens samen de bestaande hoek leeg door te bekijken wat erin ligt en wat er niet bij het thema hoort.
Laat zien welke (nieuwe) materialen er staan en vraag eens wat je ermee kunt doen.
Probeer de kinderen uit te dagen met zoveel mogelijk suggesties te komen.
Bespreek ook wat er in de bouw-/constructiehoek gedaan kan worden en laat de kinderen zoveel mogelijk zelf ideeën aanreiken. Demonstreer daarna het spel.
Dit vergroot niet alleen de kennis van kinderen over het thema, de rollen en/of materialen, maar inspireert vaak ook weer tot ander spel. Bedenk van tevoren goed welke woorden je gaat toevoegen in je demonstratiespel. Laat de kinderen ook eens met dezelfde materialen in de kring hun eigen spel vormgeven. Bij het voorspelen geef je als leerkracht spelsuggesties, niet de opdracht om het spel letterlijk na te spelen.
Voorbespreken
Bespreek na het verdelen van de hoeken een werkjes samen met de kinderen wat ze gaan bouwen, wie welke rol heeft en wat voor materiaal daarvoor nodig is.
Probeer de kinderen uit te dagen met zoveel mogelijk suggesties te komen.
Dit kan houvast en duidelijkheid bieden voor kinderen die daar behoefte aan hebben.
Wanneer ze hun plan met jou en elkaar gedeeld hebben kunnen ze aan de slag.
Dit betekent overigens niet dat ze een einddoel moeten hebben.
Het is ook een plan als ze van plan zijn een stad te gaan bouwen (terwijl het uiteindelijk een racebaan wordt). Het van tevoren overleggen verbindt de kinderen met elkaar nog voordat ze aan het spelen zijn. Bovendien kun je op deze manier controleren of de kinderen een weloverwogen keuze hebben gemaakt of gewoon iets gekozen hebben omdat hun vriendje of vriendinnetje dat ook heeft gekozen. Als leerkracht kun je tijdens het overleggen de afspraken herhalen en je verwachting uitspreken (bijvoorbeeld aangeven dat je benieuwd bent of het gaat lukken om goed samen te werken).
Samenwerken
Kinderen leren niet alleen met maar ook van elkaar. Samenspel met andere kinderen zorgt ervoor dat er een uitwisseling van ideeën op gang komt en dat kinderen elkaar inspireren en stimuleren tot verbreding of verdieping van de bouwactiviteiten.
Je kunt dit stimuleren door een kind in de bouw-/constructiehoek aan een kind met meer ervaring te koppelen.
Differentiatie
Veel scholen werken tegenwoordig met kleine kringen om aan alle verschillende niveaus in de klas tegemoet te komen. Al die kleine kringen zorgen er echter ook voor dat veel leerkrachten het gevoel hebben dat ze weinig tijd meer hebben om het spel in de hoeken te observeren en te begeleiden.
Differentiëren in de hoeken is echter veel gemakkelijker, dan differentiëren in de kring. Tijdens het spelen hoeft geen enkel kind op jouw hulp te wachten en wanneer je de hoeken rijk hebt ingericht, hoef je je ook niet schuldig te voelen wanneer je een kind die dag niet hebt kunnen observeren of spreken. Het kind heeft dan wel precies aangeboden gekregen wat het nodig heeft, ervaringen op mogen doen en geleerd. En natuurlijk leren kinderen niet alleen van jou en van jouw invloeden op het spel, maar ook van de andere kinderen.
De bouwhoek is ook bij uitstek de hoek waar veel kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong te vinden zijn. Bij veel slimme kleuters zie je vaak een goed ontwikkelde ruimtelijke oriëntatie en daar sluit een bouw-/constructiehoek natuurlijk ook goed bij aan.
Door spelen in de hoeken belangrijker te maken dan leren in de kring, creëer je een situatie waarin differentiëren veel minder nodig is. De kring kun je dan gebruiken om aan te sluiten op wat de kinderen spelen. Een kleine kring is ook geen doel op zich, maar een middel, dat ook ingewisseld kan worden voor een ander middel.
Als je hiervoor kiest dan vergt het natuurlijk ook wel kennis van de leerlijnen, een goede kijk op de ontwikkeling van de kinderen, leerkrachtvaardigheden zoals het inrichten van een rijke leeromgeving en het (bege-)leiden van spel. Tenslotte is het van belang dat je observeert en aanpassingen maakt naar aanleiding van deze observaties.
Geschikte activiteiten
Geschikte opdrachten bij iedere ontwikkelingsfase kunnen zijn:
Gemiddeld met 4 jaar: Overbruggen, omheinen en insluiten
Bouw een brug. Zet bijvoorbeeld een handpop, voertuig of een dier voor een bak water of een blauw papier en vraag de kinderen hoe deze naar de overkant kan komen. Weten de kinderen wat een brug is? Waarom bouwen mensen bruggen en hoe kom je op een brug? Laat ook afbeeldingen van bruggen zien. Zien ze er hetzelfde uit? Wat zijn de verschillen en de overeenkomsten? Laat de kinderen een brug bouwen en maak wanneer dat goed gaat de afstand tussen de beide waterkanten eens groter. Een langere brug heeft op meerdere plekken ondersteuning nodig. Dit kan door blokken in het water te plaatsen (doe er een plastic zakje omheen). Wijs op een makkelijke op-/afgang. Is de brug hoog genoeg? Kan er ook iets onder de brug door varen?
Bouw een gevangenis voor de boeven.
Maak een hek voor de tuin.
Bouw een gesloten omheining voor de dieren in het weiland, zodat ze niet kunnen ontsnappen. Wat voor soort omheiningen kennen de kinderen? Waarom zijn er omheiningen? Zijn deze gesloten of open? Hoe kom je een omheining binnen? Welke vorm kan een omheining hebben? Hoe groot moet het stuk grond binnen de omheining worden? Wat is bijvoorbeeld groot genoeg voor twee dieren?
Bouw een hok voor de dieren. Differentiatie: Hoe zorg je ervoor dat de dieren ook weer uit de hokken komen?
Inspireer kinderen om na te denken over de naam en de functie van hun bouwwerk, bij voorkeur vanuit je eigen bouwwerk (“Kijk ik bouw een…”). Ga altijd mee in de betekenisgeving van het kind. Wanneer een kind bijvoorbeeld twee blokken heeft neergelegd en zegt dat het een trein is, beaam dit dan, ook als je vindt dat het niet op een trein lijkt. Ga in dit stadium ook niet vragen wat een kind aan het bouwen is, maar vertel dat je ziet hoe fijn er gebouwd wordt.
Gemiddeld tussen de 4 en 5 jaar: Patronen en symmetrie
Geef allerlei opdrachten met ondersteunend beeldmateriaal. Bijvoorbeeld: Bouw een boerderij, een toren, een huis, een bekend gebouw enz. Stop ze eventueel in een geheime envelop en laat de andere kinderen na afloop raden wat de geheime bouwopdracht was.
Maak het bouwen onderdeel van een verhaal. Vertel bijvoorbeeld een verhaal over een boot en ga gedurende het verhaal die boot samen bouwen. Het verhaal gaat zo leven en je helpt het kind op die manier om verhalen te verzinnen bij wat hij bouwt.
Laat de kinderen symmetrische (schoonheids-)figuren of mandala's met blokken maken. Maak hierbij ook eens gebruik van Loose Parts of mozaïek stukjes.
Bouw een twee-onder-een-kap. Gebruik een spiegel om deze symmetrisch te kunnen bouwen.
Bouw een kasteel/paleis. Bekijk eerst afbeeldingen van kastelen/paleizen. Besteed daarbij aandacht aan opvallende uiterlijke kenmerken, zoals torens, bijzondere gevels, brede deuren. Stel allerlei vragen: Welke vorm hebben de torens? Hoe ziet de ingang eruit? Zitten er ramen in? Zijn dat er veel of weinig? Combineer het bouwwerk bijvoorbeeld met een schoenendoos, waaruit je een poort snijd en stukjes wc rol voor de kantelen.
Gemiddeld met 5-6 jaar: Representerend spel
In deze ontwikkelingsfase kan de behoefte bij kinderen ontstaan om technieken te gaan leren. De kinderen ervaren dan een noodzaak om deze technieken onder de knie te krijgen, omdat zij hun bouwwerk steviger willen maken of verder willen uitbreiden.
Geschikte opdrachten voor deze fase zijn:
Bouw mensen of dieren (liggend of staand). Kleur deze eventueel in met gekleurde dopjes of stukjes mozaïek.
Bouw een leefomgeving na, zoals het bos, het strand, een eiland enz.
Bouw een voertuig
Bouw een huis of een ander gebouw met verdiepingen en kamers. Hoe groot moet het worden als de poppetjes erin moet passen?
Bouw een meubelstuk, zoals een stoel of kast.
Bouwen met andere bouwmaterialen, zoals boomstammen, stenen, kranten en plakband, ijslollystokjes, saté prikkers en klei, spaghetti en marshmallows, saté prikkers en piepschuim, bamboestokken met postbode elastieken en kleden, takken enz.
Bouw op een andere ondergrond, zoals zand, water, modder, hooi, een kar of een andere rijdende ondergrond, stenen enz.
Leer de kinderen de metseltechniek aan, waarbij de blokken verspringend op elkaar worden geplaatst. Laat de kinderen zien dat ze meer stevigheid kunnen creëren door als een te metselaar te bouwen op de voeg, in een halfsteensverband. Ga ook eens met de kinderen naar buiten en bekijk daar gemetselde muren. Gebruik hiervoor bouwstenen en tegels en leg een bouwsteen precies over de aansluiting van twee daaronder liggende bouwstenen. De tegels worden gebruikt om de overblijvende uiteinden aan te vullen. Begin met het metselen van een muur en laat daarna ook het maken van een hoek in het metselwerk aan bod komen. Wist je trouwens dat je voor deze ‘metseltechnieken’ de blokken ook aan elkaar kunt laten plakken met behangplaksel, klei en scheerschuim? Laat aan het einde van de dag de blokken weken in een sopje en ze zijn weer schoon. Metsel ook eens buiten met echte bakstenen en cement. Of metsel met suikerklontjes en poedersuiker of kleine blokjes en bloem met water.
Bouw een huis met een verdieping. Door daar bouwplanken bij te gebruiken kan een gedeelte van het bouwwerk worden afgesloten en ontstaat er een vloer, waarop de volgende verdieping kan worden gebouwd.
Bouw een huis met een schuin dak. Bekijk eerst verschillende daken, in het echt of op afbeeldingen. Waarom hebben huizen een schuin of een plat dak? Laat de kinderen daarna de blokken sorteren die zij denken nodig te hebben voor het bouwen van een huis met een schuin dak (kubussen en halve kubussen). Daarna gaan de kinderen het dak bouwen. Ze gebruiken een plankje om het gebouw af te dekken en gaan vervolgens vanuit de zijkanten met halve kubussen en kubussen steeds met een hogere laag naar elkaar toe bouwen zodat een puntdak ontstaat.
Bouw een huis met een trapgevel.
Bouw een huis met een schuin dak en een dakkapel of een schoorsteen: Laat een of twee kubussen op het dak weg en bouw in die uitsparing een toren.
Bouw een huis met een raam of deur. Laat in de gemetselde muur een uitsparing en zet daarin twee blokken rechtop. Overbrug deze met een derde blok en metsel daar vervolgens omheen. Dit is tevens de techniek van het bruggen bouwen.
Maak een bouwwerk met slechts 1 blok als basis (het bouwwerk staat dus op 1 blok).
Laat een deel van je bouw-/constructiewerk uitsteken/overhellen.
Stimuleer het rond bouwen. Veel kinderen vinden dat nog moeilijk. Geef ze dan ter ondersteuning een plattegrond, waarop twee cirkels met een rechthoek ertussen staan en waarop de kinderen een kasteel moeten bouwen. Je kunt het rond bouwen ook stimuleren met behulp van een hoepel.
Laat de kinderen in tweetallen elkaars bouwwerk nabouwen. Oefen het eerst makkelijk door het ene kind zichtbaar te laten bouwen en het andere kind dit na te laten maken. Maak het vervolgens moeilijker. Zet de kinderen met de ruggen tegenover elkaar of zet een schotje tussen de kinderen. Begin met weinig blokjes. Laat het ene kind iets bouwen en verwoorden wat het doet. Het andere kind probeert naar aanleiding van deze aanwijzingen het bouwwerk na te bouwen. Daarbij wordt een beroep gedaan op de kennis van ruimtelijke begrippen en het ruimtelijke voorstellingsvermogen. Haal het scherm vervolgens weg en bekijk of de bouwwerken hetzelfde zijn. Wat is goed en wat is minder goed gegaan? Wat was makkelijk en wat was moeilijk? Tip: Geef de kinderen als ondergrond een veld met 9 hokjes. Zet er eventueel al hoogtegetallen op (die aangeven hoeveel blokjes er op welke plek op elkaar moeten worden gezet). Dit geeft wat meer houvast over de plek waar gebouwd moet gaan worden.
Koppel het bouwen aan allerlei reken en meetopdrachten, zoals bouw een klein en groot huis, bouw van klein naar groot en leg er meetmaterialen bij
Koppel het bouwen aan het nabouwen van van bouwvoorbeelden, bouwtekeningen (schematisch en driedimensionaal), hoogtekaarten, plattegronden en maquettes. Meer informatie hierover vind je in mijn blog: Bouwtekeningen en plattegronden
Laat de kinderen de klas met blokken nabouwen. Bespreek: Stel je bent een vogel en je zou boven onze klas vliegen. Wat zie je dan? Een vogel ziet alles van bovenaf. Ziet het er voor een vogel hetzelfde uit als voor ons? Wat zou hij zien? Laat de kinderen eens op een trap of een tafel staan en naar beneden kijken. Hoe ziet het er van bovenaf uit? Kun je alles zien. Laat kinderen de meetkundige figuren benoemen. Maak zelf ook eens wat foto's van voorwerpen van bovenaf en bekijk deze samen met de kinderen. Laat de kinderen nu met blokken de klas namaken. Wat staat er allemaal in de klas? Waar moet het komen te staan? Bespreek de blokjesplattegrond na afloop. Klopt het? Staat alles op de juiste plek? Door kinderen te laten vertellen wat ze zien in hun omgeving stimuleer je de denkprocessen. Laat de kinderen de blokjesplattegrond ook natekenen en speel daar een zoekspel mee door iets te verstoppen en met een kruisje aan te geven en vervolgens door een ander kind te gaan laten zoeken. Variatie 1: Kunnen de kinderen hun eigen kamer op die manier ook maken? Variatie 2: Kunnen de kinderen op deze manier een plattegrond ontwerpen voor de dierentuin, de boerderij, een pretpark enz....?
Laat de kinderen van tevoren, tijdens het bouwen of achteraf een bouwtekening met een vooraanzicht of een plattegrond van hun bouwwerk maken en hang deze op. Zo kunnen ze oefenen met schematiseren en representeren. Bespreek in de kring hoe het bouwwerk op deze manier nog eens nagebouwd kan worden, en doe ook voor hoe dat moet.
Betrek eventueel ook andere hoeken bij de bouw-/constructiehoek. Laat de kinderen bijv. een ziekenhuis maken die bezocht kan worden door de kinderen uit de huishoek of laat de kinderen in de schrijfhoek een naambord maken.
Maak een labyrint op een Duplo/Lego grondplaat (teken deze van tevoren op papier) en neem een klein balletje, een autootje, een poppetje, een knikker of een ander klein voorwerp. Laat deze door het doolhof bewegen door de plaat heen en weer te bewegen. Je kunt op die manier ook met meerdere kinderen tegelijk een wedstrijdje doen: Wie krijgt zijn balletje het snelst door het doolhof? Variatie: Maak een labyrint van Kapla of van een deksel van een schoenendoos en kleine doosjes, die je op het deksel plakt.
Laat de kinderen een thema-gerelateerd voorwerp verstoppen in hun bouwwerk en loop langs om te raden waar het ligt. Daag ze uit om ook fopplekken te bedenken.
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog leuke suggesties?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!
Comments