De prikkelverwerking verloopt bij iedereen weliswaar via dezelfde stappen, maar ook op een andere manier. Als je zintuigen de prikkels juist registreren en je hersenen de prikkels volgens de juiste prioriteit en in een goed tempo kunnen verwerken, dan klopt de balans, waardoor je prima kan functioneren.
Soms is de prikkelverwerking echter uit balans en ervaar je te weinig prikkels.
In deze blog vertel ik je meer over onderprikkeling.
Onderprikkeling
Bij de term 'overprikkeling' kunnen veel mensen zich wel iets voorstellen.
Maar dat er ook veel onderprikkelde kinderen (en volwassenen) zijn is voor velen vaak nog onbekend. Daardoor wordt het gedrag van deze kinderen regelmatig ook verkeerd ingeschat en worden er regelmatig niet effectieve hulpmiddelen aangeboden. Een stuiterend kind tot rust proberen te brengen is bijvoorbeeld niet altijd de oplossing. Misschien is dit kind juist op zoek naar extra prikkels, omdat hij/zij die nodig heeft om op te kunnen letten.
Hoe ontstaat onderprikkeling?
Als je zintuigen de prikkels juist registreren en je hersenen de prikkels volgens de juiste prioriteit en in een vlot tempo kunnen verwerken, dan heb je geen last van zintuiglijke prikkels en kun je prima functioneren.
Het kan echter ook voorkomen, dat je minder op de informatie via je zintuigen reageert waardoor er weinig prikkels doorgelaten worden in de hersenen en deze prikkels zo zwak doorkomen, dat je ze niet (voldoende) in de gaten hebt. Je krijgt dan als het ware onvoldoende prikkels in je lichaam om alert te zijn en te blijven. Alleen heel sterke en voor jou interessante prikkels worden doorgelaten.
Hierdoor reageer je ook minder op je omgeving en onderneem je niet of te laat actie om eventuele schade te voorkomen. Je valt bijvoorbeeld en je huid registreert die prikkel, maar dat signaal wordt vervolgens niet doorgegeven aan je hersenen, waardoor je de schaafwond niet of minder voelt. Vaak registreren kinderen die onderprikkeld zijn alleen de hele sterke prikkels of de prikkels, die hen interesseren.
Zelfregulering
Wanneer de prikkelverwerking uit balans is en we daardoor te sloom zijn om een activiteit te doen, dan voelt dat (onbewust) niet prettig en gebruiken we onze zintuigen ook vaak om onszelf weer te activeren en een juiste alertheid te verkrijgen of te behouden.
Dankzij deze zelfregulatie blijven we dus in balans en blijven we niet te sloom.
Deze zelfregulering passen we allemaal wel eens toe.
Bijvoorbeeld wanneer je in een saaie vergadering zit en je aandacht wegzakt door even met je been te wiebelen, te gaan tekenen of een slok water te drinken.
Dat reguleren gebeurt vaak onbewust vanuit eerdere zintuiglijke ervaringen, waarmee we geleerd hebben wat werkt en wat niet werkt. Onbewust doen we dus wat werkt.
De zintuigen die kinderen het meeste gebruiken om hun spanning te reguleren zijn beweging, evenwicht en tast.
Deze zelfregulering kan de reden zijn van bepaald gedrag wat je ziet.
Wanneer kinderen prikkels te zwak ervaren gaan ze vaak zelf (onbewust) op zoek naar meer prikkels. Dit kun je bijvoorbeeld herkennen aan het wiebelen op een stoel.
Kinderen laten dit gedrag dus niet zien om vervelend te doen, maar om alert te blijven.
Niet alle onderprikkelde kinderen passen deze zelfregulering overigens in iedere situatie toe. Er zijn bijvoorbeeld ook onderprikkelde passieve kinderen, waarbij je niets ziet.
Deze kinderen doen niets om prikkels op te zoeken of juist buiten te sluiten.
Hierbij is het lastige dat je als volwassene weliswaar weinig aan het kind ziet, maar dat er intern wel heel veel gebeurt.
Combinaties
Soms staan de hersenen als het ware scherp afgesteld en laten ze weinig prikkels door aan de hersenschors. Soms staan de hersenen niet zo scherp afgesteld en laten ze te veel prikkels binnen. De hersenen maken voor alle zeven zintuigen apart een beslissing welke prioriteit ze hebben . Het kan bijvoorbeeld zijn dat de hersenen alle geluiden behandelen als zeer belangrijk, waardoor een kind deze sterk of te sterk waarneemt.
Tegelijkertijd kan het zo zijn dat de hersenen visuele prikkels als onbelangrijk of saai zien en ze daarom amper of niet opmerken. Dan ben je overgevoelig voor geluiden en ondergevoelig voor visuele informatie. Er zijn allerlei combinaties mogelijk van onderprikkeld, precies goed en overprikkeld zijn.
Vertezintuigen en onderprikkeling
We kunnen onze zeven zintuigen indelen in vertezintuigen en nabijheidszintuigen.
Dat klinkt misschien bijzonder, omdat de zintuigen zich allemaal in ons lichaam bevinden.
Het verschil zit in de manier waarop de prikkels bij de zintuigen binnenkomen.
Bij vertezintuigen komen prikkels van buiten je lichaam.
Daarom noemen we het gehoor, zicht en reuk de vertezintuigen.
Bij nabijheidszintuigen komen de prikkels vanuit of op je lichaam. Daarom noemen we tast, smaak, evenwicht en beweging (proprioceptie) nabijheidszintuigen.
Bij onderprikkelde kinderen komt informatie via de vertezintuigen niet altijd voldoende binnen.
Door op zo'n moment ook de nabijheidszintuigen te gebruiken, geef je een sterkere prikkel, die de hersenen weer activeert, waardoor de kans groter is dat de informatie geregistreerd en verwerkt kan worden.
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog leuke suggesties?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!
.
Comments