site-verification=8adc2fc3d443365f5c3bc1b5d2d80d29
top of page
Zoeken
Foto van schrijverJuf Angelique

Bewegend leren: mondelinge taal/activiteiten

Bijgewerkt op: 30 jun.

Jonge kinderen ontdekken al spelende en bewegend de wereld om zich heen.

Beweging voedt het jonge brein en maakt hem alert en weerbaar.

Op een actieve en bewegende manier leren wordt dan ook steeds populairder in het onderwijs. Het is niet alleen leuk en gezond, maar in beweging gaat het leren vaak makkelijker en is de betrokkenheid enorm. In deze blog geef ik je suggesties om bewegend leren in te zetten om de mondelinge taalontwikkeling bij kleuters te stimuleren.



Mondelinge taal:

Woordenschat en zinsbouw/bewegend leren


Woorden mikken

Benodigdheden:

- Woordkaarten, passende bij dit thema

- Hoepels

- Pittenzakken

Leg hoepels neer. Leg de woordkaarten in de hoepels. De kinderen krijgen een pittenzakje en gaan om de hoepels/cirkels heen staan. Noem of omschrijf nu een woord

De kinderen proberen hun pittenzak in de juiste hoepel te mikken.

Raak? Dan hebben ze een punt.

Variatie: Hang de kaarten aan een draad op!


In het hol, uit het hol

Benodigdheden:

- Voor ieder kind een hoepel

Vertel de kinderen dat ze een eekhoorn zijn en de hoepel hun nest. Ze gaan in het nest liggen. Noem vervolgens verschillende woorden op. Als het een woord is wat bij de herfst hoort, dan springen de eekhoorntjes rond hun nest. Hoort het woord niet bij de herfst, dan blijven ze liggen.


Vang de bal

Benodigdheden:

- Woordkaarten

- Een bal

Geef ieder kind een woordkaart. Deze leggen ze voor hun voeten neer. Noem een woord en gooi de bal naar het kind dat deze woordkaart heeft. Het kind wat de bal vangt noemt ook weer een woord en gooit de bal naar het kind met de betreffende woordkaart.


Dansen

Benodigdheden:

- Een vrolijk muziekje

- Hoepels

- Eventueel gele linten

- Woordkaartjes

Leg de kaarten verspreid door de speelzaal in de hoepels. Zet een vrolijk muziekje op.

De kinderen dansen (eventueel met een geel lint in hun handen). Als de muziek stopt roep je een woord en rennen de kinderen zo snel mogelijk naar de juiste hoepel.

Variatie: Leg de woordkaarten in de hoepels. In iedere hoepel eentje. Als de muziek stopt zoeken de kinderen zo snel mogelijk een hoepel. Vervolgens roep je een naam en roept dat kind het bijbehorende woord van zijn/haar woordkaart.


Het ren-je-rot spel

Benodigdheden:

- Hang of leg woordkaarten verspreid door de gymzaal.

Noem een woord en laat de kinderen naar het juiste woord rennen.

Variatie: Maak twee vakken. Hang bij het ene vak een afbeelding van een duim omhoog en bij het andere een duim omlaag. Houd een woordkaart omhoog en roep het juiste woord of het niet juiste woord. Als het klopt wat je zegt dan rennen de kinderen naar de duim omhoog. Als het niet klopt dan rennen ze naar de duim omlaag.


Stuiteren

Benodigdheden:

- Woordkaarten

- pionnen

- Een bal

Zet de pylonen steeds drie meter uit elkaar en leg er een woordkaart naast.

Laat de kinderen in slalom stuiterend langs de pionnen lopen.

Als ze langs een kaart lopen dan roepen ze welk woord erop staat hardop.


Hoepel springen

Benodigdheden:

- Leg voor elk team tien hoepels op een rij

- Woordkaarten

Leg in elke hoepel een woord. Het eerste kind begint en springt met twee voeten tegelijk van hoepel naar hoepel. Hij/zij zegt het bijbehorende woord dat in de hoepel staat.

Na de laatste hoepel mag hij/zij zo hard als hij kan terugrennen.


Kegelen

Benodigdheden:

- Woordkaarten

- Omgekeerde pionnen of kegels

- Een bal

- Een omgekeerde bank

Plak de woordkaarten op de pionnen of kegels en zet ze aan de ene kant van de gymzaal.

De kinderen gaan hier tegenover staan.

Laat de kinderen met de bal de pionnen of kegels omrollen of gooien.

Gebruik bij het rollen een omgekeerde bank als kegelbaan. Op deze manier rolt de bal de juiste kant op. Welke woordkaart hebben ze omgegooid?

Nu geef je opdrachten. Deel bijvoorbeeld opdrachtkaarten uit of roep welke pion of kegel de kinderen moeten proberen te raken. Lukt het? Dan mag de pion of kegel blijven liggen.


Stappen nemen

Benodigdheden

- Geen

De kinderen staan aan de ene kant van het speellokaal en aan de andere kant staat een kind. Hij is de verkoper. Dit kind noemt steeds winkelwoorden. Alleen bij het afgesproken woord, bijvoorbeeld 'peer' mogen de kinderen een stap nemen. Bij andere producten, staan ze allemaal heel stil. Wie is het eerst aan de overkant? Wie beweegt tijdens andere producten is af en moet gaan zitten.

 

Op zoek naar meer


Boekentips:















Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest

Heb je zelf ook nog leuke suggesties?

Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!

 

Bronnen



.

.

.


622 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page