Een kleuter stapt nog totaal onbevangen door het leven. Alles verwondert hem/haar nog: een vlinder, een grasspriet die wiebelt in de wind of een schil die in een krul onder een appel hangt als papa hem schilt. Naarmate het kind meer kennis verwerft, verdwijnt de verwondering. Dat is jammer, want hoewel je sommige dingen kunt ‘weten’, blijven er nog heel veel vragen over om je over te verwonderen. Daarom is het zo mooi om te filosoferen, na te denken en te praten over vragen waarop niet een juist antwoord te geven is en die je alleen kunt onderzoeken door erover na te denken in plaats van op zoek te gaan naar feiten. Kun met jonge kinderen ook filosoferen en hoe doe je dat dan? Je leest het in deze blog.
Wat is filosoferen?
Filosoferen is nadenken en praten over vragen waarop niet één juist antwoord is te geven. Bij filosoferen zoek je jouw eigen antwoord en deel je deze met anderen om te zien of het antwoord ook hout snijdt. Of je goede redenen hebt gegeven om te denken wat je denkt.
Filosoferen is echter geen discussie, waarbij je de tegenstander met argumenten wil overtuigen van jouw mening. Het is ook niet zo dat aan het einde van een filosofisch gesprek een helder antwoord op tafel ligt. Het gaat om de weg ernaartoe, niet zozeer om het antwoord.
Filosoferen is een bijzondere manier om een (kring)gesprek invulling te geven.
Kinderen vergroten hierbij hun woordenschat en de mondelinge taalvaardigheid groeit.
Ook leren ze beter naar elkaar luisteren, vragen aan elkaar te stellen, onder woorden te brengen wat ze denken, eigen ideeën te uiten en een mening te formuleren.
Doordat kinderen elkaar op een andere manier leren kennen, ontstaat er meer begrip voor elkaar. En het leuke is, bij filosoferen is alles goed. Foute antwoorden bestaan niet.
Filosoferen met jonge kinderen, kan dat?
Iedereen kan filosoferen. Al klinkt het misschien moeilijk.
Het is een aangeboren behoefte om te willen weten hoe het leven in elkaar zit.
Kinderen stellen niet voor niets honderden waaromvragen. Je kunt dus ook met jonge kinderen al aan het filosoferen gaan.
Juist kleuters zijn de beste filosofen die er zijn. Ze zijn namelijk nog niet zo bevooroordeeld en kunnen nog fantastisch divergent denken. Dat wil zeggen dat ze bijvoorbeeld wel twintig functies kunnen verzinnen voor een paperclip of een stapelbeker. Door te filosoferen wordt juist dit soort outside the box denken enorm gestimuleerd.
Er zijn ook tegenstanders van het filosoferen met kleuters.
Hun redeneringen zijn vaak ontroerend, origineel, creatief en ook verbazingwekkend slim.
Bezwaren die zij hebben zijn bijvoorbeeld dat kleuters niet logisch of abstract kunnen denken of dat ze inhoudelijk niet genoeg diepgang kunnen bereiken.
Natuurlijk is het ook zo dat peuters en kleuters werkelijkheid en fantasie nog door elkaar halen, maar dat is helemaal niet erg. Het is juist iets waarop je kunt inspelen.
Uiteraard heb je met kinderen van deze leeftijd ook andere gesprekken dan met oudere kinderen, maar als je goed luistert, zit er toch meer logica en abstractie in een gesprek dan op het eerste gezicht het geval lijkt te zijn. Het is eigenlijk vooral een kwestie van bereid zijn de uitspraken serieus te nemen en ze te zien als het resultaat van echt denkwerk.
Misschien klinkt de term “filosoferen” erg ingewikkeld, maar wanneer je het benadert als vragen waarop geen goed of slecht antwoord mogelijk is, kom je er al snel achter dat jonge kinderen ideale filosofen zijn.
De voordelen van filosoferen
Het mooie van filosoferen is dat je er behalve je hoofd verder niets bij nodig hebt, zelfs geen kennis. Het hebben van weinig kennis is zelfs een voordeel, want zonder kennis kun je zelf gaan bedenken hoe iets in elkaar zit en dan train je je denkspieren pas echt.
Een filosofisch gesprek heeft geen concrete doelstellingen, zoals een rekenles.
De doelen van het filosoferen zijn lange termijndoelen.
Filosoferen stimuleert het zelfstandig en kritisch redeneren en creëren. Een kind wordt er slimmer van. Onderzoek heeft aangetoond dat het IQ met enkele punten omhooggaat als je regelmatig filosofeert met kinderen. En regelmatig is dan wel echt wekelijks.
Filosoferen is ook goed voor de sociale, emotionele, morele- en taalontwikkeling.
Daarnaast worden kinderen door te filosoferen ook taalvaardiger en groeit hun woordenschat en mondelinge taalvaardigheid erdoor.
Ze leren beter naar elkaar te luisteren, vragen aan elkaar te stellen, zich in anderen te verplaatsen, onder woorden te brengen wat ze denken, hun eigen ideeën uiten en hun mening te formuleren, na te denken over normen en waarden. Als je er samen achter komt dat je ergens verschillend over denkt, maar dat beide meningen goede redenen hebben, dan word je vanzelf toleranter. Het is oké als iemand een andere mening heeft, want we zijn nu eenmaal allemaal verschillend. Zeker jonge kinderen kunnen het heel erg vinden als iemand het niet met ze eens is en zich naar aanleiding daarvan totaal ontdaan zijn.
Door te filosoferen laat je een kind zien dat mensen nou eenmaal ergens verschillend over kunnen denken.
Bovendien leren kinderen door te filosoferen kritisch en creatief te denken.
Filosoferen geeft bovendien een inkijkje in de denkwereld van een kind. Kinderen kunnen hun eigenheid ermee laten zien. Bovenal kan het filosoferen een heerlijk vrij gevoel geven. Er bestaan namelijk geen foute antwoorden.
Filosoferen doe je zo!
Filosoferen met kleuters is niet zo moeilijk als dat het lijkt, maar misschien wel even wennen, want als volwassene mag je nu eens niet uw mening geven. Het gaat om het denken van de kinderen en om hun antwoorden. De leerkrachten-pet gaat af en de gespreksleidersjas gaat aan.
Met deze jas aan mag je alleen vragen stellen en beurten geven.
Wanneer je de eerste keer met kinderen gaat filosoferen, is het fijn om even met de kinderen te bespreken wat filosoferen is. Het is hierbij belangrijk dat de kinderen weten dat er bij filosoferen geen goed of fout is. Er kunnen dus geen foute antwoorden gegeven worden, waardoor leerlingen alles kunnen zeggen. Ook mag jij als volwassene geen mening hebben. Laat alles vanuit de kinderen komen! Begin met een open houding ‘ik weet dat ik niks weet’.
Hanteer de volgende opbouw:
Stap 1: Een vast ritueel
Start met een vast ritueel: Zet bijvoorbeeld een denkhoed op, zet een denkbeer op zijn stoel in de kring of leg een groot vraagteken in de kring.
Stap 2: Begin met een goede vraag
Goed filosoferen staat of valt met een goede open prikkelende diepzinnige startvraag waarop geen eenduidig antwoord mogelijk is. Eigenlijk kan alles wat vragen, verwondering of verwarring oproept het begin van een filosofisch gesprek zijn. Denk aan een verhaal, prentenboek, tekenopdracht, filmpje, gedicht, quote, foto, schilderij enz.
Een belangrijk kenmerk van een filosofische vraag is dat hét antwoord niet op Wikipedia staat en dat er meerdere antwoorden mogelijk zijn.
Begin bij jonge kinderen met concrete dingen uit de wereld om hen heen. Bijvoorbeeld:
Waarom is water nat?
Wanneer is speelgoed van jou?
Waarom leef ik?
Waar ben je als je dood bent?
Van wie is de wereld?
Hoe is het om een poes te zijn?
Bestaan er roze bananen?
Wat is de mooiste kleur?
Is het leuk om prinses te zijn?
Kunnen planten voelen?
Kan je lichaam pijn hebben en jij niet? Wat is pijn? Is pijn erg?
Van wie is de wereld?
Waarom moeten we naar school?
Waar komen baby’s vandaan?
Wat is geluk?
Wat is eerlijk?
Waar blijft de dag van gisteren?
Kunnen koeien denken?
Waarom hoort een schotel bij een kopje?
Mag je soms liegen?
Kun je trouwen met je knuffel?
Ben je stout als je geen cadeautjes krijgt van Sinterklaas?
Kun je gelukkig zijn met niets?
Is een baas altijd een baas?
Kun je verdriet uitzetten?
Zijn we allemaal gelijk?
Is het belangrijk om veel geld te verdienen?
Wat is liefde?
Hebben dieren ook gevoel?
Kan een robot denken?
Zouden mensen zich goed gedragen wanneer er geen regels zouden zijn?
Wat is een goede reden om te liegen?
Wat betekent normaal?
Is het belangrijk om mooi te zijn?
Waarom hebben we kleren aan?
Is de koning belangrijker dan een vuilnisman?
Is er maar 1 jij?
Mogen jouw ouders voor jou kiezen wat je later wordt/met wie je trouwt?
Wat zijn jongensdingen?
Is iemand met meer geld belangrijker dan iemand met minder geld?
Mag je planten dood maken?
Waarom zijn er meer kinderen met een papa en een mama, dan een papa en een papa?
Kan een meisje met een meisje trouwen?
Wat is sterker? De wind of de zon?
Wat is vriendschap?
Hoeveel keer mag je achter elkaar trouwen?
Kun je verliefd worden op een robot?
Waar was je voor je geboorte?
Wat is gevoel?
Als mijn hersenen in jouw lichaam zouden zitten, ben ik het dan, of jij?
Wat is meer waard: een varken of tien eendjes?
Als dieren geluid maken, hebben zij dan ook een taal?
Wanneer mag je een belofte breken?
Is jouw mening altijd waar?
Waarom mis je iemand als diegene weg is?
Wie is de baas van het heelal?
Moet je jezelf schamen in je blootje?
Hoe bepalen we of een schilderij of een muziekstuk ‘mooi’ is?
Wat is er aan het eind van het heelal?
Waarom zijn mensen aardig tegen elkaar?
Kun je van jezelf houden?
Wanneer is iets mooi?
Is ‘meer’ altijd beter?
Is het mogelijk om alles te weten?
Kunnen je tranen opraken?
Waarom maken mensen ruzie?
Is het leuk om altijd te spelen?
Wat is slim?
Is een zebra zonder strepen nog steeds een zebra?
Wanneer is iets kunst?
Wat zou je veranderen als je de juf was?
Wat zou je veranderen als je de koning was?
Wat is het verschil tussen mensen en apen?
Kun je de baas over iemand zijn?
Als de juf je iets vraagt waar je geen zin in hebt, moet je het dan toch doen?
Wat is werk?
Kan een robot denken?
Wanneer ben je klaar met leren?
Heb je weleens een spook gezien?
Omwille van hun betrokkenheid is het nog betekenisvoller wanneer de kinderen zelf een filosofische vraag bedenken. Een zeer effectieve manier om zo’n vraag te bedenken is door kinderen uit te nodigen om de zin: "Ik vind…” af te maken.
Als niemand zijn (of haar) vinger opsteekt, mag de leerkracht de kinderen best iets meer uitdagen door te zeggen: ‘Heeft niemand van jullie dan een eigen mening?’
Er is altijd wel iemand die iets vindt. (Bijvoorbeeld: ‘Ik vind onze hond lief’).
Vanuit iedere mening kan minstens één filosofische vraag worden geformuleerd.
Onze filosofische kennis komt namelijk tot uitdrukking door de vorming van oordelen.
Vanuit het genoemde voorbeeld kan de filosofische vraag ‘Wat betekent liefde?’ worden geformuleerd. Vragen als ‘Wat betekent liefde voor een hond?’ of ‘Wat zijn de verschillen tussen liefde voor een dier en liefde voor een mens?’ kunnen eveneens als startvraag voor het filosofische gesprek dienen. Om een goede startvraag te formuleren kun je beginnen met: Waarom …?Wat is. .? Hoe zou het zijn als. .?
De gespreksleider introduceert deze hoofdvraag of het onderwerp waarover deze les wordt nagedacht. Bij jonge kinderen kun je dit ondersteunen en concreter maken met plaatjes.
Fantasievragen, zoals: “Kunnen wolken praten?” zijn ook geschikt, juist omdat de kinderen deze niet vanuit voorgekauwde kennis kunnen beredeneren. Fantasievragen kun je bijvoorbeeld samenstellen door willekeurig hulpwerkwoorden, zelfstandig naamwoorden en werkwoorden te combineren. Maak van het combineren van die woorden een spel. Je kunt dit doen met drie mandjes met strookjes waar je de woorden opschrijft, die de kinderen bedenken. In het eerste mandje moeten briefjes komen met de vier hulpwerkwoorden: kunnen, mogen, moeten, willen. In het tweede mandje komen briefjes met zelfstandig naamwoorden. Denk hierbij aan mensen, dieren, dingen, eten of fantasiewezens.
Noteer deze woorden in meervoud.
Dit kunnen woorden zijn als juffen, olifanten, stoelen, hamburgers of kabouters.
In het derde mandje komen werkwoorden, dus dingen die je kunt doen, zoals lopen, springen of voetballen. Trek vervolgens uit ieder mandje een woord.
Stap 3: Denken, graven en doordenken
De kinderen krijgen vrije denkruimte over de vraag.
Hier mag gespeculeerd en gefantaseerd worden.
Wie iets wil zeggen, krijgt de praatstok of knuffel. Als iemand anders wat wil zeggen, legt deze zijn vuist op zijn knie zodat diegene die de praatstok of knuffel heeft kan zien wie ook mee wil praten. Deze mag dan de praatstok of knuffel aan een ander geven.
Wanneer dit te lang duurt help je hierbij. Wanneer de dialoog een nieuwe impuls nodig heeft stel je vervolgvragen. Probeer daarna te verdiepen door middel van doorvragen. Iets bedenken is namelijk één ding, maar vervolgens uitleggen waarom je dat bedacht, is een stuk moeilijker. Bevraag hun antwoorden bijvoorbeeld met vragen als:
Hoe weet je dat zo zeker?
Zou het ook anders kunnen zitten?
Is dat (altijd) zo?
Hoezo dan?
Hoe kan dat nou?
Kun je een voorbeeld geven?
Stel nou dat het anders zit?
Is iedereen het daarmee eens?
Waarom denk je dat?
Waarom is dat zo?
Bestaat daar een regel voor?
Is dat altijd zo geweest?
Hoe zou je dat kunnen bewijzen?
Geldt dat voor alles?
Stel alleen maar open vragen. Ook wanneer je denkt: wat een onzin, dat kan helemaal niet, neem je het kind serieus en vraag je waarom een kind dat denkt. Denk vooral mee en niet tegen. Verder is het belangrijk om je nieuwsgierig op te stellen en een zogenaamde socratische houding aan te nemen. Dat betekent dat je jezelf realiseert dat je zelf net zo min precies weet hoe het leven in elkaar steekt.
Stap 4: De afronding
Na een tijd diep nadenken zijn de kinderen op een gegeven moment denkmoe. De concentratie is weg en er worden niet echt nieuwe antwoorden meer bedacht. Dan is het tijd om te stoppen. Bij filosoferen gaat het niet om een gezamenlijke conclusie.
Rond af door kritisch terug te kijken, te zoeken naar verschillen en overeenkomsten, de belangrijkste gedachten samen te vatten, een compliment te geven en te reflecteren: denk je er nu anders over dan eerst?
Heb je iets nieuws geleerd? Er kan eventueel nog een verwerkingsopdracht volgen, zoals een creatieve of spelopdracht.
Tips voor de leerkracht
Bij filosoferen gaat het niet om de dialoog tussen de leerkracht en de kinderen, maar om de dialoog tussen de kinderen onderling. In een goed filosofisch gesprek is de leerkracht opeens niet meer de persoon met alle antwoorden en beoordelingen.
Er wordt weinig uitgelegd en de kinderen zijn vooral aan het woord.
Voor kinderen is dit in het begin vaak lastig, omdat ze gewend zijn dat de leerkracht vaak het goede antwoord heeft. Filosofische gesprekken zijn qua inhoud zo open mogelijk en vooral niet voorspelbaar. Het is de bedoeling dat kinderen zelf gaan nadenken en autonome denkers worden. Dat kan alleen als je denkruimte geeft, met ruimte voor eigen meningen.
Meningen die misschien wel heel anders zijn dan de jouwe. Je weet dus nooit waar je zult uitkomen. Een valkuil bij het filosoferen is dat je als leerkracht teveel op de voorgrond bent.
Enkele tips om dit te verminderen:
Luister goed
Laat nooit merken wat je er zelf van vindt. Houd je eigen opvatting voor je.
Stel geen sturende, maar open vragen
Geef geen antwoorden.
Toets geen kennis en stel geen sturende vragen.
Wees nieuwsgierig en vraag door.
Probeer de gedachtegang van de kinderen te volgen.
Laat stiltes vallen, wacht waar de kinderen mee komen.
Stimuleer de kinderen om tijdens het filosoferen zelf ook vragen aan elkaar te stellen.
Word niet moralistisch, maar geef positieve feedback: “Wat leuk dat je dat vertelt! Of “Zo heb ik het nog nooit bekeken”.
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog leuke suggesties?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën in een reactie op deze blog te delen!
Bronnen
.
.
.
コメント