In het onderwijs aan kleuters nemen kringactiviteiten vaak een grote rol in gedurende de dag. Er zijn verschillende werkvormen om een kring te organiseren: een grote kring, een kleine kring en allerlei alternatieven daarop. In deze blog lees je er meer over.
De grote kring
In de kring leren de kinderen naar elkaar luisteren, maar ook zelf dingen te vertellen in een groep. In de kring worden verder ook educatieve onderdelen aangeboden.
De onderdelen die betrekking hebben tot bijvoorbeeld rekenen en taal.
Voor veel kinderen is de grote kring echter vaak te moeilijk of juist te makkelijk, te lang, te veel gepraat of te passief. Het levert per kind ook maar weinig spreekgelegenheid en mogelijkheden tot een actieve bijdrage en resulteert zelden tot een echt gesprek, waarin leerlingen zelf bijdragen en op elkaar reageren.
In de praktijk bestaat het vaak uit een vraagantwoordspel tussen leerkracht en leerling.
En dat is vaak niet effectief ten aanzien van hun betrokkenheid. Veel jonge kinderen voelen zich ook nog niet aangesproken tijdens een groepsactiviteit en/of hebben moeite zich te concentreren tijdens activiteiten met de hele groep.
Kringactiviteiten duren doorgaans vaak veel te lang. Omdat de meeste scholen heterogene groepen hebben, is het vooral voor de jongste kinderen een hele zit. Onderzoeken laten zien dat een kleuter tussen 5-6 jaar zich ongeveer vijf tot acht minuten hoog betrokken kunnen concentreren. Vanuit de breinontwikkeling van een kleuter bekeken is het dus kleuteronvriendelijk om langer dan 10 minuten in een kring nieuwe kennis aan te bieden.
Het is dan ook aan te bevelen om eens met elkaar naar de kringactiviteiten te kijken.
De vragen die je als leerkrachten met elkaar kunt beantwoorden, zijn:
Welke functies/doelstellingenseries onderscheidt je bij de kringactiviteiten? Met andere woorden: wat is het nut van de kringactiviteiten?
Welke vormen van kringactiviteiten onderscheid je?
Heb je ook afspraken gemaakt over de opbouw (introductie, uitvoering, samenvatting, evaluatie) van de verschillende soorten kringactiviteiten?
Stel dat je met meerdere soorten kringactiviteiten werkt. Welke kinderen nemen dan deel aan de diverse soorten kringen?
Welke knelpunten kun je zelf vaststellen met betrekking tot het functioneren van de kringactiviteiten?
Zijn alle voorwaarden voor een goed kringgesprek altijd vervuld?
Hoe volg je de ontwikkeling van het kind met betrekking tot het kringgedrag?
Hoe ervaar je de betrokkenheid van de kinderen bij de kringactiviteiten?
Vind je de daadwerkelijke betrokkenheid van de kinderen voldoende?
Hoe differentieer je tijdens de kringactiviteiten?
Omdat de meeste scholen in groep 1 en 2 een heterogene groepsindeling hebben, en er dus kinderen in een groep zitten die net vier zijn, maar ook kinderen die al zes zijn, moet je je afvragen of alle kinderen wel aan hun trekken komen. Meestal is er sprake van een soort “vaag, gemiddeld onderwijsaanbod”. Het is echter belangrijk, om bij heterogene groepen te weten welke aandachtspunten je voor de jongste kinderen hebt én welke doelstellingen je voor de oudste kinderen hebt. Daarbij kan het om inhoudelijke doelstellingen gaan op het gebied van taal, geletterdheid, gecijferdheid, enzovoort. Maar het kan ook gaan om doelstellingen op het gebied van het kringgedrag zelf.
De leerlijn uiten kan bijvoorbeeld bestaan uit de volgende stappen:
Stap 1: Leer het kind om vragen te beantwoorden.
Stel een duidelijke vraag en leer het kind een antwoord te geven op die vraag.
Stap 2: Leer het kind te vertellen wat het gedaan heeft, als dat wordt gevraagd. Laat het kind in de kring vertellen over het weekend of over gewone dingen die gebeurd zijn.
Stap 3: Leer het kind te vertellen wat het gaat doen, als dat wordt gevraagd.
Laat het kind vertellen wat het gaat doen: in de toekomst, straks, morgen, enzovoort.
Stap 4: Leer het kind om uit zichzelf iets te willen vertellen.
Bij stap 2 en stap 3 vraag je iets aan een bepaald kind.
En nu vraagt je wie er iets te vertellen heeft. Begeleid de wijze van uiten.
Stap 5: Leer het kind om iets geordend te vertellen.
Dus: te volgen voor anderen, duidelijk gesproken en voldoende luid.
Stap 6: Leer het kind om met een leergesprek mee te doen en bij het onderwerp te blijven.
De leerlijn techniek kan uit de volgende stappen bestaan:
Stap 1: Leer het kind op zijn/haar plaats te blijven.
Stap 2: Leer de regel aan: er is er maar één die praat, zodat het beter gaat.
Stap 3: Leer de luisterhouding aan: kijk naar het kind, dat wat vertelt.
Stap 4: Leer het kind samen te vatten wat anderen vertellen, naar aanleiding van vragen.
Je biedt dus hulpvragen.
Stap 5: Leer het kind samen te vatten wat anderen vertellen.
Maar nu moet het kind zelf samenvatten, zonder hulpvragen.
Stap 6: Leer het kind om vragen te stellen aan een verteller.
Doe dat voor en bespreek wat je kunt vragen.
Stap 7: Leer het kind om aanvullingen te maken.
Wat het kind zegt, moet te maken hebben met het gespreksonderwerp.
Stap 8: Leer het kind de kring rond te kijken als het zelf wat vertelt.
Stap 9: Leer het kind beurten te geven en een beetje gespreksleider te zijn.
Een kleine kring werkt vaak effectiever, zodat je beter kunt inspelen op de specifieke onderwijsbehoeften van de kinderen en de betrokkenheid omhoog gaat.
Bekijk ook of het wel effectief is om kringgesprekken aan het begin van de dag te doen.
Dat moment (het begin van de dag) is voor andere leeractiviteiten ook erg effectief.
Een kringgesprek zou evengoed aan het begin van de middag of aan het eind van de middag kunnen plaatsvinden.
De kleine kring
In een kleine kring gaat de leerkracht met circa 4-6 kinderen gedurende 10-25 minuten tegelijk in gesprek en is de rest aan het werk. Met een kleine kring kunnen er veel verschillende doelen worden nagestreefd. Het kan gaan om meer betrokkenheid, taalproductie, het ontdekken van overeenkomsten en verschillen, het uitbreiden van de woordenschat, jezelf presenteren, je zelfvertrouwen vergroten en durven praten voor een groep. Er wordt ook vaak voor de kleine kring gekozen wanneer er een activiteit plaatsvindt die specifiek op de jongste of oudste kleuters of een bepaald groepje kinderen gericht is.
Werken met een kleine kring wordt tenslotte ook vaak toegepast als een vorm van differentiatie. Dat gebeurt in de onderwijspraktijk zowel voor hoog- als laagpresteerders.
Als het gaat om laagpresteerders geeft de leerkracht in de kleine kring bijvoorbeeld vaak extra of verlengde instructie terwijl andere kinderen zelfstandig werken, als het gaat om hoog presteerders dan biedt een leerkracht in de kleine kring vaak verrijkingsstof aan.
Hoog presteerders profiteren echter meer van deze aanpak dan laagpresteerders en in veel gevallen is het eerder nadelig voor de laatste. Het apart groeperen kan een negatief effect hebben op hun zelfvertrouwen en het idee dat ze het toch niet kunnen, leidt vaak eerder tot berusting en gemakzucht en niet tot extra inzet. Nadelig is het ook dat leerkrachten onbewust voor groepjes laagpresteerders lagere doelen stellen, omdat de verwachtingen lager zijn. De kwaliteit van de instructie is daardoor soms ook minder.
Voor hun prestaties is het vaak beter om laagpresteerders in een heterogene setting te zetten, met leerlingen die het beter doen. In een heterogene setting worden ze meer uitgedaagd door beter presterende klasgenoten en juist dat leidt vaker tot extra inzet en beter presteren. Extra aandacht voor lager presterende kinderen in een kleine kring kan onder ideale omstandigheden wel tot extra leeropbrengsten leiden.
Factoren die meebepalend zijn voor positieve effecten zijn:
De kwaliteit van de extra aandacht: De effecten zijn altijd groter als apart groeperen gecombineerd wordt met het afstemmen van het leerproces op de leerling door te variëren in instructie, inhoud en begeleiding. De aanpak is eveneens succesvoller als de leerkracht de te realiseren doelen helder voor ogen heeft. Of de doelen gehaald zijn, moet steeds opnieuw worden vastgesteld. Ook komt het de kwaliteit ten goede als in een kleine kring gevarieerd les wordt gegeven en leerlingen zo veel mogelijk hun leerproces zelf kunnen sturen.
De tijd die beschikbaar is voor extra instructie: Extra instructie voor laagpresteerders is pas effectief als dat minimaal een uur per dag is, vier of vijf keer per week.
De inzet en opvattingen van de leerkracht: Deze wijze van differentiëren moet worden omarmd door de leerkracht.
Hoe organiseer je een kleine kring?
Maar hoe doe je dat?
Een kleine kring organiseren, zonder chaos voor de kleuters en stress voor jezelf?
Stimuleer allereerst de zelfstandigheid van de kinderen:
Zorg ervoor dat ze alle materialen zelf kunnen pakken en opruimen.
Gebruik een kiesbord om duidelijk aan te geven waar ze gaan werken.
Maak van tevoren afspraken over het wisselen van werk.
Pas de hoeken voldoende aan het niveau van de zelfsturing van de kleuters aan: gebruik bijvoorbeeld stappenplannen, een systeem om de spelrollen te verdelen en doe vooraf aan spelplanning.
Als het zelfstandig werken tijdens de werkperiodes eenmaal goed verloopt, kun je beginnen met kleine kringen.
Bereid de kleine kring goed voor:
Bekijk van tevoren de les, het doel en de differentiatiemogelijkheden die worden gegeven in de activiteitbeschrijving.
Maak groepen. Bedenk vooraf welke kinderen er in iedere groep mee moeten doen. Je kunt er ook voor kiezen dat de kleine kringen open zijn voor alle andere kinderen die mee willen doen. Doordat ze zelf gekozen hebben te participeren tonen ze vaak ook meer betrokkenheid.
Vermijd storende hulpvragen zoveel mogelijk:
Maak de afspraken voor het zelfstandig werken visueel.
Gebruik een visueel symbool, zoals een stoplicht of ketting waaraan de kinderen kunnen zien dat ze geen hulp mogen vragen van de leerkracht.
Gebruik een time timer waarop de kinderen kunnen zien hoe lang dat niet mag.
Leer de kinderen ook dat ze met hulpvragen naar een klasgenootje gaan.
Wijs bijvoorbeeld een regelkapitein aan en geef die ook een visueel herkenningspunt. Wanneer ze dan nog niet verder kunnen, pakken ze een ander materiaal (een puzzel of klei) waarmee ze zelfstandig aan de slag kunnen.
Laat de kleine kring niet langer dan 10 minuten duren en loop daarna weer rond om de andere kinderen te helpen.
Vermijd afleiding voor de kinderen in de kring:
De kinderen in de kleine kring moeten ongestoord kunnen meewerken. Als er rondom hen veel te zien en te horen valt, is dat moeilijker, hoe leuk het ook is wat je met hen doet.
En als ze dan nog eens extra moeite moeten doen om je te verstaan omdat je niet hun thuistaal spreekt, dan vraag je wel heel veel. Door het achtergrondlawaai heen moeten ze dan hun uiterste best doen om de andere te begrijpen.
Zoek voor de kleine kring dus een plaats waar de kleuters de andere kleuters niet zien.
Vermijd ook dat die andere kleuters erg luidruchtig bezig zijn.
Verplaats, indien mogelijk, de kleine kring naar een aparte ruimte. De kleuters zijn dan écht aandachtig en enthousiast en de leerkracht kan zich beter concentreren op de begeleiding. Dat betekent natuurlijk wel dat je dan een andere leerkracht moet kunnen inschakelen om de andere kleuters in de klas te begeleiden.
Een kleine kring door de kleuters zelf
De werkvorm van een kleine kring kan ook anders en breder worden georganiseerd, wanneer je niet één kleine kring, maar meerdere kleine kringen tegelijkertijd organiseert.
Op deze manier zijn alle kinderen actief en heb je zelf je handen vrij voor begeleiding of observatie. Bied de werkvorm meerdere kleine kringen in stappen aan.
Nodig 4-6 kleuters uit voor een kleine kring, die je zelf leidt en herhaal dit totdat alle kinderen meerdere malen aan zo’n kleine kring hebben deelgenomen en deze werkvorm wat meer vertrouwd is.
Nodig 4-6 kleuters uit voor een kleine kring en instrueer ze zodat zij zelf de kleine kring kunnen leiden (met aandacht voor de beurtwissel). Als leerkracht observeer je dit vanaf een afstand en geef je begeleiding waar nodig. Herhaal deze stap diverse malen.
Organiseer twee kleine kringen naast elkaar, instrueer perk kind en observeer vanaf een afstand. Geef begeleiding waar nodig. Herhaal dit ook weer diverse malen.
Wanneer deze stappen doorlopen zijn kun je de hele klas tegelijk uitnodigen voor diverse kleine kringen naast elkaar. Je observeert dit weer op afstand en geeft begeleiding daar waar nodig.
Kleuters zijn zelf in staat om een kleine kring te leiden als er aan een aantal voorwaarden wordt voldaan en de leerkracht deze vaardigheid uitlokt en aanleert:
Een weloverwogen samenstelling van de groep. Je kunt een groep bijvoorbeeld indelen naar niveau, zodat ieder kind op zijn eigen niveau kan deelnemen, je kunt ook heterogene groepen maken, zodat de kinderen elkaar kunnen stimuleren in hun zone van de naaste ontwikkeling, maar je zou ook de interesses van de kinderen als uitgangspunt kunnen nemen.
Spreek van tevoren een duidelijke manier van beurtwisseling af. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een handgebaar, het horen van een geluid of het klappen in je handen. Het is daarnaast belangrijk om visueel duidelijk te maken welke kind aan de beurt is tijdens de gesprekstijd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een vertelhoed, een ketting, een knuffel op schoot enz.
Geef het gesprek van tevoren een duidelijke aanleiding om tot een gerichte inhoud te komen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een prentenboek waaruit is voorgelezen, het door een kind laten voorlezen van een prentenboek, een weekendgesprek, vertellen over speelgoed van thuis enz.
Andere alternatieven voor de kleine kring
Het biedt kinderen houvast als iedere dag op dezelfde manier wordt begonnen.
Rituelen hebben het voordeel van een houvast.
Variatievormen hanteer je dan ook niet zomaar, omdat het maar eens een keer anders moet. Variatievormen moeten functioneel zijn en een beter middel om een doel te bereiken dan de klassieke (kleine) kring, waarbij alle kinderen van vier tot zes jaar met hetzelfde bezig zijn.
Wanneer het niet lukt om een kleine kring te organiseren, zou je ook voor een van de volgende alternatieven kunnen kiezen:
Kies voor een middelgrote kring en zet slechts een aantal haantje-de-voorste kinderen, die gesprekken vaak domineren aan het werk. Op deze manier krijgen de stille kinderen vanzelf meer spreekkansen.
Stel tijdens een gesprek dezelfde open vraag aan meerdere kleuters. Hierdoor kan je zowel de mondige kleuters als de stille kleuters een spreekkans geven. Bovendien komt er meer diepgang in het gesprek wanneer je de antwoorden van de kleuters met elkaar vergelijkt. Vaak nemen de taalzwakkere kleuters ook gemakkelijker het woord nadat een andere kleuter de vraag al een keer heeft beantwoord.
Kies voor een coöperatieve werkvorm, zoals de babbelvriendjes. De kleuters mogen dan een bepaalde vraag niet tegenover de juf beantwoorden, maar vertellen het antwoord aan elkaar in duo’s. De leerkracht bepaalt dan van tevoren welke duo’s babbelvriendjes waren, bijvoorbeeld door memorie kaartjes uit de delen en de kinderen hun babbelvriendje te laten zoeken. Zij geven elkaar dan een hand om dit duidelijk te maken. De leerkracht geeft vervolgens aan wie er mag beginnen met praten en wie luistert. Na een signaal kan er dan gewisseld worden.
Maak een binnen- en een buitenkring door hun stoelen om en om in de kring te zetten. De andere helft blijft dan zitten. De buitenkring begint dan bijvoorbeeld met vertellen en na een poosje wordt er omgewisseld.
Het doel van een bepaalde kringvorm kan zijn om de leertijd effectiever te benutten, zodat meer kinderen wat doen en minder kinderen passief meekijken en meeluisteren. Variatievormen kun je ook hanteren, omdat je speciale leerinhouden op een bepaalde manier aan de orde wilt stellen voor bepaalde subgroepen.
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog leuke suggesties?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën in een reactie op deze blog te delen!
.
.
.
Yorumlar