site-verification=8adc2fc3d443365f5c3bc1b5d2d80d29
top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverJuf Angelique

Faalangstige kleuters

Bijgewerkt op: 4 feb.

Falen is een cruciale onmisbare stap op het pad naar leren! In feite groeien en ontwikkelen onze hersenen op belangrijke manieren wanneer er fouten optreden.

Als kinderen echter denken dat ze iets niet kunnen, terwijl ze het wel kunnen, dan kan dat de ontwikkeling van het kind enorm in de weg zitten. Dit vraagt dus om een goede ondersteuning bij de ontwikkeling van een realistisch en positief zelfbeeld.

In deze blog lees je meer over kleuters met faalangst.



Onzekerheid versus faalangst


Het is normaal dat een kind zich wel eens onzeker voelt. Een beetje angst voor nieuwe situaties is niet erg en zelfs nuttig, omdat het helpt om scherp te blijven en kinderen daardoor beter hun best doen. Als kinderen vervolgens de nieuwe taak of situatie goed volbrengen of doorkomen (of als ze goed kunnen omgaan met de nieuwe eisen), dan is de basis gelegd voor de ontwikkeling van een gevoel van zelfvertrouwen.


Soms wordt een kind in zijn/haar ontwikkeling echter belemmerd door teveel onzekerheid.

Bijvoorbeeld als het kind bang is om fouten te maken.

Als een leerling ervaart dat bepaalde taken hem/haar minder goed afgaan ontwikkelt het vaak een negatief zelfbeeld en als het dan geen hulp krijgt dan kan het kind vanuit dat negatieve zelfbeeld dan weer faalangst gaan ontwikkelen.


Faalangst heeft dus alles te maken met het zelfbeeld van het kind.

Een kind kan zichzelf zien als positief: “Ik ben oké en ik doe ertoe,” of het kind kan zichzelf zien als negatief: “Ik presteer slecht, iedereen vindt mij stom en dat klopt ook, want ik ben stom. Dat vind ik zelf ook.” Door dit negatieve zelfbeeld presteren kinderen slecht.

Onzekerheid en een negatief zelfbeeld zijn een risicofactor voor het ontwikkelen van faalangst, maar lang niet alle kinderen die onzeker zijn, ontwikkelen faalangst.


Kinderen met faalangst hebben een heel eigen manier van denken. Zij focussen zich vooral op datgene wat fout kan gaan en leggen vooral de nadruk op het negatieve. Ze kijken eerst naar datgene wat ze NIET kunnen. Ze zijn erop gericht altijd het maximale resultaat te halen en leggen de lat vaak zo hoog, dat ze op voorhand al weten dat ze het niet goed zullen doen en geven vervolgens zichzelf de schuld als het niet verloopt zoals het moet.

Wanneer ze dan toch succes hebben, schrijven ze dit eerder aan het toeval toe.

Faalangst kan de ontwikkeling van een kind behoorlijk in de weg zitten.

 

(Soorten) faalangst


Letterlijk is faalangst de angst om te falen. Faalangstige kinderen hebben een ingewikkelde manier van denken. Ze denken dat anderen hen alleen de moeite waard vinden bij hele goede prestaties. Een kind met faalangst wordt voorafgaande aan een taak, waarbij er reële eisen aan hem/haar worden gesteld, al angstig dat het niet gaat lukken.

Succes wordt toegeschreven aan toeval. En mislukking wordt toegeaan eigen falen.

Deze kinderen vervallen dus in negatieve gedachtencirkels.

Ze denken dat ze de opdracht niet aankunnen, denken alleen maar daaraan en kunnen vervolgens de opdracht niet aan, omdat hun hoofd vol zit met die negatieve gedachten. Daarna worden ze hierin bevestigd, omdat de opdracht daardoor daadwerkelijk mislukt. Kinderen met faalangst zijn altijd op zoek naar bewijzen voor hun onkunde.

Door de faalangst presteert het kind minder goed dan hij/zij zou kunnen.

Faalangst komt alleen voor in bepaalde situaties en is altijd gekoppeld aan een taak, iets wat van je wordt verwacht en waar een beoordeling volgt. Bijvoorbeeld bij het praten in de kring, maar ook bij het stellen van een vraag aan de leerkracht tijdens de les.

Sommige kinderen hebben altijd, ook buiten een “taak”, last van angst.

Dit noem je geen faalangst. Eigenlijk zijn deze kinderen altijd min of meer angstig, en dus ook bij “taken.” Hun gedrag lijkt op faalangst, maar hun angst komt dus ook thuis voor.


Er zijn drie soorten faalangst:


Cognitieve faalangst

Dit is de angst in het leren, zoals bij schoolse taken. Wanneer een leerling een taak opgelegd krijgt die moeilijk is, is enige spanning terecht, maar stel dat een leerling opdrachten op zijn/haar niveau krijgt, die goed zijn uit te voeren. Als die leerling dan tóch bang is om fouten te maken, zoveel angst heeft voor een negatief resultaat, dat het daardoor vaak juist mislukt, dan is dit een aanwijzing voor faalangst.

Cognitieve faalangst kent net angst drie types.

  1. Vechters: Dit is een actieve vorm van faalangst. Deze kinderen werken hard en streven naar zo goed mogelijke resultaten. De resultaten zijn voor hen nooit goed genoeg. Ze spannen zich enorm in. Als de hoeveelheid leerstof toeneemt, lopen ze vaak vast.

  2. Vluchters: Dit is een passieve vorm van faalangst. Deze kinderen hebben ontdekt dat hun inspanningen nergens toe leiden, Hoe meer je je inspant, hoe groter elke keer de teleurstelling. Daarom doen zij juist niets meer. Ze gaan dagdromen of vertonen opstandig of clownesk gedrag.

  3. Bevriezers: Bij deze vorm van faalangst blokkeren kinderen.


Sociale faalangst

Dit is angst in de omgang met anderen. Als een kind sociale faalangst heeft, is het bang voor positieve en negatieve reacties uit zijn/haar omgeving. Daarnaast is het kind ook bang om afgewezen te worden door anderen of niet leuk genoeg te zijn.

Een kind met sociale faalangst vraagt zich af of of hij er wel toe doet en of hij/zij wel meetelt bij zijn klasgenoten om wie hij/zij is en wat hij/zij doet,


Motorische faalangst

Dit is de angst om fouten te maken bij motorische taken. Zoals tekenen, gym, knutselen.


In elke klas zitten wel kinderen met een vorm van faalangst.

Faalangst blijkt vaker bij meisjes voor te komen dan bij jongens.

Het komt ook voor bij kinderen die bovengemiddeld presteren.

 

Signalen van faalangst oppakken


Los van wat de oorzaak is van een beperkt zelfvertrouwen, is het belangrijk de signalen tijdig op te pikken en in een vroeg stadium in te grijpen, zodat faalangst kan worden voorkomen. Een vroegtijdige interventie is namelijk het effectiefst en bovendien kan deze laagdrempelig plaatsvinden binnen school.


Faalangst kan zich in twee totaal verschillende gedragingen uiten.

Enerzijds is er het actieve faalangstige kind, dat ontzetten hard werkt en streeft naar een zo goed mogelijk resultaat. Anderzijds is er het passieve faalangstige kind, dat nogal eens opstandig en afwezig gedrag laat zien, omdat hij/zij het idee heeft dat zijn/haar inspanning niet bijdraagt aan een beter resultaat. Hoe meer inspanning, des te meer teleurstelling, is hun motto. Daarom werken ze slordig en bereiden ze zich oppervlakkig voor.


Hoe ouder kinderen worden, des te beter zijn ze in staat om hun faalangst te verbergen.

Het is dan van belang om te letten op signalen, die op angst kunnen duiden.

Er zijn een aantal gedragingen die deze kinderen in meer of mindere mate zullen vertonen. Uiteraard vertoont een kind ze niet allemáál. Hieronder volgen een aantal zaken die je op kunnen vallen.

  • Faalangst gaat vaak gepaard met allerlei lichamelijke reacties, zoals teruggetrokken gedrag, opstandig gedrag, piekeren, slecht slapen, buikpijn, diarree, vaak moeten plassen, een snellere ademhaling, misselijkheid, geen eetlust, trillende handen, zenuwtrekjes, een black-out, hoofdpijn, zweten, hartkloppingen en een trillerig gevoel.

  • Faalangstige kinderen missen vaak de instructie en kijken je niet aan. Hun hoofd zit namelijk vol met “Ik snap dit toch nooit-gedachten.”

  • Faalangstige kinderen stellen heel veel vragen of ze stellen helemaal geen vragen over de nieuwe stof. Het heeft voor deze kinderen dus geen zin te vragen wie er nog vragen hebben. Ook de veel gehoorde vraag “Wie snapt het nog niet?” is vrij zinloos. Kinderen met faalangst gaan dit echt niet toegeven ten overstaan van de groep.

  • Faalangstige kinderen willen graag meerdere keren horen, dat ze hun werk goed hebben gedaan.

  • Faalangstige kinderen willen eerst graag bij anderen kijken hoe het moet.

  • Faalangstige kinderen zijn vaak afwachtend.

  • Faalangstige kinderen zeggen vaak "Ik kan het niet" en geven snel op

  • Faalangstige kinderen laten veel clownesk gedrag zien. Met grappen en grollen proberen deze kinderen hun faalangst te verbergen.

  • Faalangstige kinderen laten agressief, brutaal gedrag zien: door het aannemen van een agressieve brutale houding verbergen zij hun angst.

  • Sommige faalangstige kinderen weigeren opdrachten

  • Sommige faalangstige kinderen stellen zich erg afhankelijk op. Deze kinderen willen voortdurend geholpen worden, ook als dat helemaal niet nodig is.

  • Sommige faalangstige kinderen zijn stil en teruggetrokken. Ze zijn heel gesloten en kunnen zich soms moeilijk uitdrukken.

  • Sommige faalangstige kinderen gaan met tegenzin naar school

  • Sommige faalangstige kinderen zijn apathisch en droevig. Ze hebben een patroon van aangeleerde hulpeloosheid ontwikkeld. Als ze niet meteen worden geholpen, vervallen ze in een apathische en droevige houding.

  • Sommige faalangstige kinderen zijn overdreven hulpvaardig. Ze willen bij iedereen aardig gevonden worden. En als je anderen helpt hoef je ook zelf niet aan het werk.

  • Faalangstige kinderen worden vaak boos, huilerig en opstandig als het niet lukt


Vaak zijn leerlingen zélf moeilijk in staat te (h)erkennen en te benoemen wat hen dwarszit. Om duidelijk te krijgen waarom een leerling zich niet goed voelt of zich opstandig gedraagt, is het dus nodig hem/haar te observeren.

En door zijn/haar gedrag vervolgens te analyseren, kan een leerkracht een oorzaak voor de angst boven tafel krijgen. Let op signalen die kunnen aangeven dat er sprake kan zijn van angst onderliggend aan agressief of vluchtgedrag. Bespreek met de ouders of zij thuis ook agressief of vluchtgedrag zien bij hun kind en of dit gedrag tijdens dezelfde soort situaties als op school voorkomt. Overleg of er sprake kan zijn van een onderliggende angst.

Door het kind te observeren en door gesprekken te voeren met het kind en met zijn ouders, leer je hem/haar beter te begrijpen.


Het is erg belangrijk om eerst het gedrag van een leerling goed in kaart te brengen voordat je een aanpak bedenkt. Dat helpt om het gedrag van het kind beter te kunnen begrijpen. Soms blijken bepaalde interventies namelijk helemaal niet nodig. In het slechtste geval bereiken ze zelfs het tegenovergestelde. Een onzekere leerling apart zetten, veroorzaakt meestal bijvoorbeeld alleen maar meer problemen voor dat kind.

 

Tips voor de begeleiding


Onbewust helpen volwassenen nog al eens mee aan het in stand houden van de faalangst, door te hoge eisen of “verkeerde” eisen te stellen.

Faalangst kun je niet zomaar wegnemen, maar gelukkig kunnen volwassenen wel een positieve invloed op het kind uitoefenen en het kind helpen om een veerkrachtige groei mindset te ontwikkelen. Om kinderen met weinig zelfvertrouwen en/of faalangst te kunnen helpen, kun je de volgende tips uitproberen:


Zorg voor veiligheid!

Zorg ervoor dat je in de nabijheid bent als een kind iets spannend vindt.

Dat geeft het kind een gevoel van veiligheid. Het kind een knuffel, zakdoek of ander symbool van verbondenheid van thuis mee laten brengen kan ook helpen om veiligheid te bieden in de voor hem/haar bedreigende situaties.


Zorg voor een goed pedagogisch klimaat!

Het is belangrijk dat je relatie met het kind goed is. Accepteer de leerling zoals hij is.

Zorg ook voor een duidelijke structuur.


Vermijd overbeschermen!

Overbeschermen versterkt angsten bij kinderen. Wanneer je een kind continu beschermt en waarschuwt voor gevaar, ondermijn je zijn/haar zelfvertrouwen. Het zal gaan denken dat hij/zij het zelf niet aankan en deze bescherming dus nodig heeft. In plaats van dit steeds te benomen, kun je beter gewoon in de nabijheid zijn en de zaken in de gaten houden.


Erken en accepteer de faalangst bij de leerling en ouders!

Respecteer als leerkracht de aanleg van de leerling om faalangst te ontwikkelen.

Neem het kind serieus in zijn beleving en toon begrip. Ook al vind jij het misschien onterecht dat het kind zich druk maakt over een tegenslag of opmerking. Als je de angst beoordeelt of veroordeelt en meteen zegt: ‘Dat is niet zo’ en ‘Maak je er niet zo druk over’, kan het kind het idee ontwikkelen dat hij raar is en weer niet voldoet, zich steeds kleiner gaan voelen en niet meer durven praten over zijn/haar angsten.

Benoem daarom: ‘Ik zie dat jij dat grapje helemaal niet leuk vindt, ben je er boos over?’. Daarna kun je uitleggen hoe jij denkt dat het bedoeld is.

Als het kind zichzelf "stom" noemt wil jij natuurlijk het liefste laten weten dat het helemaal niet stom is en dat jij van hem houdt. Vaak staat het kind hier echter niet voor open, want ‘jij bent mijn juf en vindt me altijd goed’. Zeg daarom eerst: ‘Wat vind ik het naar voor je dat je je zo voelt’. Benoem daarna het gevoel achter de opmerking ‘ik ben stom’.

Het kind uit op dat moment dat het zich helemaal niet fijn voelt en wil daarin graag begrepen worden. Zeg bijvoorbeeld: ‘Ik zie dat je je boos voelt omdat het niet lukt’.

Het is erg belangrijk een een veilige omgeving te creëren, waarin de faalangst van een kind bespreekbaar is. Neem faalangst serieus, zodat het kind zijn/haar angsten ook durft te uiten. Daarna kan pas aan de angst gewerkt worden.

Heb ook geen angst voor angst! Wees niet bang als leerkracht om een leerling met faalangst te benaderen. Een leerling met angst heeft het meeste baat bij beschikbaarheid.


Leg uit!

Door een kind informatie te geven over hoe zijn/haar lichaam kan reageren op bepaalde angsten, zal het al minder angstig zijn. Als het kind bijvoorbeeld weet dat die rare kriebels in zijn/haar buik vandaan komen, zal het zich al veiliger voelen.


Werk aan een groeimindset!

Tips hiervoor vind je in mijn blog: Mindset


Geloof in het kind!

Kinderen die aangeven dat ze iets niet kunnen, zeggen eigenlijk: 'Ik geloof nog niet genoeg in mezelf en ik heb jou als leerkracht nodig, die in mij blijft geloven dat ik het kan, totdat ik ook in mezelf geloof.' Spreek positieve verwachtingen uit: ‘Ik vind het super van je dat je dit al wilt proberen’, klinkt bijvoorbeeld anders dan: ‘Ik denk niet dat jij hier al aan toe bent’.

Een klimaat waarin kinderen weten dat ze ertoe doen, dat ze gewaardeerd worden om wie ze zijn en waarbij ze alleen vergeleken worden met zichzelf kan een grote bijdrage leveren aan hun zelfvertrouwen. Laat een leerling wel altijd eindigen met het juiste antwoord.

Ook al is het een herhaling van een ander. Iedere leerling moet positief eindigen.


Geef het kind verantwoordelijkheid!

Geef verantwoordelijkheden die passen bij de leeftijd van het kind.

Laat het kind bijvoorbeeld meehelpen met klusjes of iets voordoen aan een ander kind waar het zelf heel goed in is. Laat het kind ook zoveel mogelijk zelf nadenken en oplossen.

Lukt er iets niet, reik dan niet meteen een oplossing aan en vraag: ‘Wat zou je kunnen doen?’ Een kind voelt zich competent als het zelf dingen kan. Stimuleer het kind ook om eigen keuzes te maken en vraag regelmatig naar de mening van het kind.


Richt de begeleiding op het zichzelf beter leren kennen!

Maak bijvoorbeeld een "Dit kan ik al" boekje of een poster of collage over zijn/haar talenten. Waar is het kind goed in, wat vindt het leuk om te doen, wat zijn zijn/haar kwaliteiten?


Oefen een stevige houding!

Hoe je erbij staat, heeft namelijk invloed op hoe je je voelt. Sta je stevig, dan voel je je automatisch een stuk zelfverzekerder. Rechtop staan, voeten een stukje uit elkaar, om je heen kijken, armen in je zij.


Help het kind om nieuwe dingen te proberen!

Let erop dat het kind geen situaties gaat vermijden. Hierdoor wordt zijn angst alleen maar vergroot. Door dingen uit te proberen doet het kind succeservaringen op en door succeservaringen groeit het zelfvertrouwen van een kind.

Kijk voor meer tips over het omgaan met spannende dingen in mijn blogs: Omgaan met veranderingen en: Angst bij kleuters


Help het kind om te ontspannen!

Als het kind gespannen is voorafgaand aan bijvoorbeeld een prestatiemoment, kun je de spanning verminderen door oefeningen.

Zoals door je buik ademhalen of je spieren spannen en ontspannen.


Geef effectieve complimenten!

Naast succeservaringen is de interactie met de leerkracht erg belangrijk.

Kinderen die ervaren dat een leerkracht ze ziet, prijst en in hen blijft geloven, voelen zich gewaardeerd en ontwikkelen ook een hogere zelfwaardering.

Heeft het kind moeite met het ontvangen van een compliment? Geef dan een indirect compliment: vertel bijvoorbeeld in het bijzijn van het kind aan een collega of een ander kind wat je zo waardeert aan het kind. Of vertel het compliment als jouw mening: ‘Ik vind de dieren goed gelukt’. Als het kind dit wegwuift, zeg je: ‘Dat is wat ik vind, jij mag er zelf iets anders van vinden’. Soms lijkt het alsof een kind jouw compliment niet aanneemt, omdat het dit ontkent. Toch kan het wel degelijk impact hebben en in zijn hoofd blijven zitten.

Blijf dus gewoon doorgaan met laten merken wat je aan het kind waardeert.

Meer hierover lees je in mijn blog: Complimenten en feedback


Laat het kind zichzelf ook complimenteren!

Stel het kind voor om te gaan leren aardige dingen over zichzelf te zeggen.

Je kunt uitleggen dat je je fijner voelt als je aardig over jezelf praat en dat dingen dan beter lukken. Stel het kind regelmatig de vraag: ‘Hoe vind je het van jezelf dat je …?’

Maak samen een plan wat het kind kan zeggen als iets even niet lukt, iemand boos is of een ander kind niet wil spelen. Bijvoorbeeld ‘Ik probeer het nog een keer’ of ‘De juf vindt mij altijd lief, ook als ze boos is’. Oefen dit regelmatig en spreek met het kind af na hoeveel keren ‘aardige dingen zeggen tegen mezelf’, jullie het gaan vieren.

Laat het kind zichzelf elke dag een complimentje geven. Zo leert een kind om aardige dingen tegen zichzelf te zeggen. .


Leer het kind omgaan met feedback!

Leg uit dat feedback bedoeld is om je iets te leren. Help je kind om ‘Oké’ te zeggen bij kritiek en te denken: ‘Hoe kan ik het anders doen?’.

Meer tips vind je in mijn blog: Complimenten en feedback


Blijf eerlijk!

Blijf eerlijk en spiegel een kind met een diffuus positief zelfbeeld gewoon met zijn eigen functioneren, zodat het zich bewust wordt van de realiteit. Bespreek dat in termen als: "dit moet er gebeuren", "dit heb je gedaan" en "heb je nu gedaan wat er moest gebeuren?". Dat kan in het begin even schrikken zijn voor een kind, maar is wel helpend en belangrijk voor de verdere ontwikkeling.


Maak duidelijk wat er van het kind wordt verwacht!

Ook willen veel onzekere leerlingen duidelijk weten wat er van hen verwacht wordt: per dag, per vak en per vraag.


Stel niet te hoge verwachtingen!

Stel niet te hoge verwachtingen wat betreft resultaten. De drang naar goede prestaties mag geen beslag leggen op het welzijn en zelfbeeld van een kind. Een minder goed rapport verandert niets aan het kind als persoon.


Besteed extra aandacht aan de positieve kanten van het kind!

Laat het kind zichzelf tekenen en erbij schrijven wat hij leuk vindt aan zichzelf.

Gooi over met een bal en noem allebei kwaliteiten van jezelf.

Laat het kind een foto maken van iets waar hij trots op is van zichzelf.

Of maak samen met het kind een poster of collage over zijn talenten.

Waar is het goed in, wat vindt het leuk om te doen, wat zijn zijn-haar kwaliteiten?


Help de leerling zijn/haar weerbaarheid te vergroten!

Naast het beschermen van de leerling is het van groot belang dat de leerling leert om beter met zijn/haar faalangst om te gaan. De leerkracht kan de leerling eventueel een sociale vaardigheidstraining aanbieden. Een contactsport als Taekwondo kan ook goed zijn voor het zelfvertrouwen van een kind. Het kan kinderen helpen om hun angsten te overwinnen, hun overtollige energie in goede banen te leiden en positief om te gaan met agressie.


Leer het kind om zichzelf aan te moedigen.

Leg uit wat er gebeurt als je zegt ‘Ik kan het!’ of ‘Ik kan het niet’. Vertel dat je je beter voelt als je aardige dingen tegen jezelf zegt, in plaats van ‘Ik kan het niet’ of ‘Ik ben dom’.

Ga samen met het kind stevig staan en zeg allebei tegen jezelf: ‘Ik kan dit, ik ga het gewoon nog een keer proberen!’. Vraag het kind: ‘Wat kun je (een volgende keer) zeggen tegen jezelf om jezelf aan te moedigen?’.

Grijp ook terug naar eerdere succeservaringen: ‘Weet je nog …., wat je toen hebt gedaan?’ of ‘Hoe is het jou eerder gelukt, toen je het ook moeilijk vond?’


Lees boekjes voor over het omgaan met faalangst!

Gebruik een boek om faalangst te bespreken.

Bruikbare boeken zijn bijvoorbeeld:


Stimuleer en beloon initiatieven en pogingen van het kind om iets zélf te doen!

Doe dit door het kind een beloning te geven of door het kind aan te moedigen. Prijs het kind voor wat het doet.


Zet het kind niet in het middelpunt!

Geef een kind met faalangst geen beurt vooraan in de klas.

Het kind zal dan vermoedelijk dichtklappen.

Laat het kind bij een beurt gewoon op zijn/haar plaats zitten.


Geef het kind meer tijd!

Organiseer meer tijd voor taken, e.d. Zo neem je alvast één stressfactor weg.


Buig negatieve gedachten om naar positieve!

Help het kind zijn/haar belemmerde gedachten om te buigen in helpende gedachten. Bijvoorbeeld in plaats van “Dat lukt me nooit.” in “Ik ga het proberen”.

Meer hierover lees je in mijn blog: Omgaan met piekeren en negatieve gedachten


Geef het goede voorbeeld!

Pak allereerst je eigen angsten aan! Probeer te letten op hoe je over jezelf praat, want kinderen zullen deze uitspraken en gedachten kopiëren. Sterker nog, ook de onuitgesproken dingen die je doet rondom bijvoorbeeld je lichaamsbeeld, zullen grotendeels van invloed zijn op hoe kinderen over zichzelf denken. Vertel als leerkracht ook eens iets wat je zelf fout hebt gedaan; hoe dat voelde en hoe je dat oploste. Wanneer je toont dat je zelf ook niet perfect bent, dan kan dat een hele geruststelling zijn voor een perfectionistisch kind.

Probeer zelf ook kalm te blijven als een perfectionistisch kind in paniek raakt

 

Op zoek naar meer?


Boekentips:
































Kijk voor meer suggesties ook eens mijn Pinterest

Heb je zelf ook nog aanvullingen of tips? Laat dan een reactie achter!

 

Bronnen


Gedragsproblemen in de klas. (Jaartal onbekend). Faalangst.

Geraadpleegd op 29 april 2022.





462 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page