Kinderen die een positief zelfbeeld hebben, houden van zichzelf en stralen meer zelfvertrouwen uit. Kinderen met voldoende zelfvertrouwen komen aan exploratie en leren toe. Onzekerheid ontstaat vanuit een slecht negatief zelfbeeld van het kind.
Die onzekerheid kan voorbijgaan, maar het kan ook zijn dat deze uitgroeit tot een aanzienlijke faalangst, die het exploreren en leren belemmeren.
In deze blog lees je er meer over.
Bouwen aan zelfvertrouwen?
Zelfvertrouwen staat voor eigenwaarde. De manier waarop je naar jezelf kijkt.
Dit kan positief of negatief zijn. Herken je ze? Kleuters die steeds roepen: "Ik kan het niet" en bepaalde werkjes of taken vermijden? Of kleuters die juist roepen: "daar ben ik de beste in!" en soms ook overmoedig met iets starten?
Het hebben van eigenwaarde draagt bij aan levensgenot. Hoe onzeker of zelfverzekerd een kind zich kind voelt, bepaalt voor een groot deel hoe hij zich gedraagt.
Mensen met een sterk besef van eigenwaarde herstellen sneller na een moeilijke periode in hun leven. Bovendien wordt een lager besef van eigenwaarde in verband gebracht met alle mentale problemen. Er ontstaat dan vaak een vicieuze cirkel. Een laag besef van eigenwaarde verhoogt enerzijds de kans op psychische problemen.
En anderzijds tasten psychische problemen het besef van eigenwaarde aan.
Eén van de grootste misverstanden over eigenwaarde is dat mensen hun eigenwaarde moeten opbouwen. In feite bezitten mensen echter al een absolute intrinsieke waardigheid die nooit kan veranderen. Dieren hebben ook een natuurlijk besef van eigenwaarde en twijfelen niet aan zichzelf. Maar mensen verwerven gedachten die hun eigenwaarde in twijfel kunnen trekken. Het lijkt daardoor alsof hun eigenwaarde daalt, maar dat is onmogelijk. Alleen het besef van eigenwaarde kan minder sterk aanwezig zijn.
Eigenwaarde hoef je dus niet zozeer op te bouwen, maar het natuurlijke, al aanwezige, besef van intrinsieke waarde kun je wel versterken.
Onzekerheid
Onzekerheid hoort erbij; elk kind is weleens onzeker. Jonge kinderen die veel last hebben van onzekerheid, hebben vaak nog weinig zelfvertrouwen.
Onzekerheid hoort bij nieuwe dingen leren, want dit gaat altijd met vallen en opstaan. Begrijpelijk dat je dan onzeker wordt. Het is dus geen ramp als een kind wel eens roept dat hij iets niet kan of helemaal van slag is als iets niet gelukt is. Onzekerheid zorgt er namelijk ook voor dat je scherp blijft en harder je best gaat doen, omdat je iets graag wilt kunnen of ergens beter in wilt worden.
Als kinderen vervolgens de nieuwe taak of situatie goed volbrengen of doorkomen (of als ze goed kunnen omgaan met de nieuwe eisen), dan is de basis gelegd voor de ontwikkeling van een gevoel van zelfvertrouwen.
Het ene kind is wat zekerder over zijn zaakjes dan een ander. Dit heeft te maken met een optelsom van zowel aanleg, vaardigheden en met omgevingsinvloeden.
Een onveilige hechting
Een basis voor zelfvertrouwen wordt al gelegd in de baby- en peutertijd.
Het begint met een veilige hechting, waarin het kind kan terugvallen op zijn ouder(s) en ervaart dat de wereld veilig is en mensen te vertrouwen zijn. Als het kind dreumes en peuter wordt en er een balans is tussen zelf durven ontdekken en kunnen terugvallen op papa of mama, helpt dat in zijn zelfvertrouwen. Als er thuis niet goed een hechtingsband tot stand kon komen of als het kind later een hechtingsfiguur is verloren (zoals bij adoptie of complexe scheiding), zal het kind bang zijn om zich nog aan iemand toe te vertrouwen. Het weten dat de ander er voor hem is en altijd voor hem zal blijven, is er dan onvoldoende. Indien er daarbij sprake is van internaliserende of externaliserende problemen, spreek je van een problematische gehechtheid. Vaak hebben kinderen met onvoldoende zelfvertrouwen moeite om zich aan de volwassenen toe te vertrouwen. Zij laten zelf bepalend gedrag zien, zijn motorisch onrustig, hebben concentratieproblemen en kunnen moeilijk zelfstandig werken of samenspelen. Zij kunnen hun emoties nog onvoldoende reguleren en ervaren snel stress. Vaak zijn deze kinderen hyperalert en nog zo bezig met het in de gaten houden van anderen, dat zij nog onvoldoende kunnen herkennen wat zij zelf voelen.
Opgedane ervaringen
Zelfvertrouwen ontwikkelt het kind ook door het oplossen van ontwikkelingstaken, door de ervaringen die het opdoet: het kind ontdekt wat hem/haar wél en niet goed afgaat.
Al doende krijgt het kind informatie over zijn/haar eigen competenties.
Wanneer een kind tevreden is over zijn/haar eigen prestaties en ook anderen hun waardering daarvoor laten blijken, gaat het zelfvertrouwen gepaard met zelfwaardering: ik ben iemand, die de moeite waard is! De hoeveelheid zelfwaardering van een kind bepaalt dus de mate van zijn/haar zelfvertrouwen.
Vervelende gebeurtenissen
Het kan ook zo zijn dat een kind dingen heeft meegemaakt, waardoor het onzeker is geworden. Zoals ziekenhuisopnames, pesten, geen aansluiting kunnen vinden.
Een stoornis
Onzekerheid kan ook voorkomen bij een stoornis.
Wanneer het kind een stoornis heeft in het opnemen, verwerken en weer gebruiken van informatie, krijgt het kind vanuit zijn omgeving misschien wel de juiste signalen met betrekking tot zijn/haar functioneren, maar die ervaringen zijn dan geen ervaringskennis geworden. Een kind met bijvoorbeeld autisme, dat moeite heeft met het inschatten van sociale situaties, kan behoorlijk onzeker worden wanneer er van hem verwacht wordt mee te doen in het reguliere spel. Een kind met ADHD kan door zijn beperkte impulsbeheersing en onhandigheid erg nerveus worden bij motorische opdrachten.
Karakter en mindset
Oorzaken van onzekerheid zijn ook te vinden in het karakter en temperament van het kind. Sommige kinderen hebben bijvoorbeeld een introvert karakter of hebben een hoge lat voor zichzelf, waardoor ze zich sneller onzeker voelen.
Daarnaast gaat het om mindset: hoe denkt het kind over leren, fouten maken, iets nog niet kunnen? Het kind kan een vaste mindset (ik ben er nu eenmaal niet goed in) hebben of een groei mindset (door te oefenen, kan ik er beter in worden). Meer hierover lees je in mijn blog: Mindset Wat je denkt is wat je bent. Kinderen die negatief over zichzelf denken, zijn vaker onzeker, durven minder vaak nieuwe dingen uit te proberen, zien goede gebeurtenissen als iets tijdelijks en wat buiten zichzelf ligt, geven bij tegenslag zichzelf de schuld en denken dat het altijd hen overkomt.
Deze kinderen ontwikkelen eerder faalangst. Maar ook het omgekeerde is waar: kinderen met een positieve mindset hebben vaker een gezonde dosis zelfvertrouwen, durven nieuwe uitdagingen aan te gaan en staan veerkrachtiger en gelukkiger in het leven. Als een kind een optimist is, schrijft het goede gebeurtenissen aan zichzelf toe. Zoals: ‘Ik heb een goed cijfer gehaald, omdat ik veel geleerd heb’. Tegenslagen ziet het kind als iets wat weer over gaat en probeert het op te lossen.
Omgevingsinvloeden
Oorzaken van onzekerheid worden ook gevonden in de mensen in de omgeving van een kind. Een kind vormt namelijk een beeld van zichzelf door interactie met anderen.
Het kind krijgt van anderen in allerlei situaties informatie over wie het is. De manier waarop mensen over hem/haar denken, wat er tegen (of over) hem/haar gezegd wordt, hoe mensen op hem/haar reageren, hoe hij/zij gewaardeerd wordt hebben invloed op zijn/haar zelfbeeld. Dit wordt ook wel het spiegeleffect genoemd.
Misschien vertoont het kind vaak ongewenst gedrag en krijgt het dit ook vanuit zijn omgeving te horen. Het kind kan ook het gevoel hebben dat hij er sociaal niet meer bij hoort en denkt dat hij/zij daardoor niets waard is. Of het kind heeft nooit of te weinig te horen gekregen hoe men over de prestaties en het gedrag van het kind denkt en/of dat hij veel dingen wel goed doet, weet of kan. Het kan ook zo zijn dat de omgeving van het kind juist te hoge eisen aan hem/haar stelt, het kind leerstof aangeboden krijgt, die te moeilijk is en hij/zij zich bewust is van het falen op dit gebied en/of dat het kind steeds op een onrechtvaardige manier met anderen vergeleken wordt.
Uiteraard speelt ook mee hoe mensen in de omgeving van het kind zelf met ‘falen’ omgaan: zijn zij aardig voor zichzelf of ziet het kind dat zij zichzelf veroordelen als ze iets fout doen?
Soms zie je een plotse omslag. Deze kan allerlei oorzaken hebben en soms is het moeilijk om die op het moment zelf te ontdekken. Vaker kom je er na afloop achter wat erachter heeft gezeten. Soms betekent het:
Een voorbode van ziek worden
Gewoon heel moe zijn of een hoofd vol spannende dingen hebben, hetgeen zorgt voor een dipje
Een aankondiging van een sprong in de ontwikkeling
Dat er iets is gebeurd in de klas met een ander kind of een nare ervaring. Dat hoeft niks groots te zijn, maar het kan soms voor een dip zorgen
Dat het even allemaal te veel is in het leventje van je kind en dat heeft z’n weerslag op schoolwerk of hoe een kind zich voelt
Nu kun je tot in het oneindige op zoek gaan naar een oorzaak, maar de vraag is of je daar nu je energie in moet stoppen. Soms horen deze periodes erbij en vaak gaan ze na een paar weken ook weer over. Het is wel belangrijk om het in de gaten te houden, maar er ook niet te veel aandacht aan te besteden. Maak het niet te groot en haal de druk even van de ketel. Wellicht gaat het binnenkort vanzelf weer beter. Blijft het te lang duren, dan is het wel aan te raden uit te zoeken wat erachter zit en hoe je/hij ermee kan omgaan.
Onzekerheid is niet altijd even duidelijk te merken voor de omgeving.
Het kan zich namelijk op veel verschillende manieren uiten.
Van niks alleen durven te doen tot boos worden of snel huilen.
Sommige kinderen doen negatieve uitspraken over zichzelf of over iets wat ze gemaakt hebben. Het ene kind wordt opstandig door onzekerheid, terwijl het andere zich terugtrekt.
Signalen van verminderd zelfvertrouwen
Signalen van een verminderd basisvertrouwen kunnen heel divers zijn, echter is alles te herleiden tot de angst om zich toe te vertrouwen. Verwarrend is dat een kind op school heel ander gedrag kan laten zien dan thuis. Ook kunnen kinderen tot twaalf jaar bij de verschillende opvoeders ander hechtingsgedrag laten zien. Vanaf twaalf jaar wordt hechtingsgedrag meer een persoonlijkheidstrek, die de jeugdige bij iedereen op min op meer dezelfde manier laat zien. Dit is overigens tot op volwassen leeftijd nog te veranderen.
Binnen het hechtingsgedrag kun je de volgende groepen onderscheiden:
Vermijdende gehechtheid
Een groep kinderen met weinig zelfvertrouwen exploreert te veel en gedraagt zich te zelfstandig. Het hechtingsgedrag wordt door deze kinderen geminimaliseerd vanuit een tekort aan basisvertrouwen in anderen. Ze lijken nergens bang voor en laten overmatig zelfbepalend gedrag zien. Op school uit zich dat vaak in verzet tegen opdrachten en regels.
Angstig-ambivalent gehecht
Bij een andere groep kinderen is de stressgevoeligheid duidelijk zichtbaar. Deze kinderen maximaliseren hun hechtingsgedrag vanuit een tekort aan basisvertrouwen in zichzelf.
Zij klampen zich vast aan opvoeders en leerkrachten. Ze huilen snel en uiten zich boos.
Vaak is er sprake van faalangst.
Gedesorganiseerde gehechtheid
Een derde groep kinderen laat opvallend tegenstrijdig gedrag zien, een combinatie van bovengenoemde categorieën. Het kind zoekt op onvoorspelbare wijze toenadering, stoot contact af en kan verstarren. Er is vaak sprake van een laag zelfbeeld, controlerend gedrag, moeite in contact met andere kinderen en het kind oogt gespannen. Veel van deze kinderen hebben rekenproblemen.
Binnen al deze groepen zie je veel concentratieproblemen en motorische onrust.
Er zijn echter ook kinderen met weinig zelfvertrouwen die op school helemaal niet opvallen. Zij doen alles wat de leerkracht vraagt, maar blijken ook teveel stress te ervaren.
Zij laten internaliserende problematiek zien en kunnen bijvoorbeeld heel verlegen zijn en dichtklappen bij vragen.
Kleuters en onzekerheid
Een kind van 4 jaar is net gestart op de basisschool. Dit is een periode waarin een kind veel onzekerheid zal voelen, omdat zijn/haar vertrouwde en veilige omgeving enorm veranderen.
De wereld van het kind wordt groter en hij/zij moet een manier vinden om hiermee om te gaan. Daarnaast worden er ook steeds meer eisen aan hem/haar gesteld, zoals wachten op je beurt en zichzelf met woorden uitdrukken. Veel kinderen laten vlak na de start op de basisschool dan ook een verandering in gedrag of terugval in hun ontwikkeling zien. Sommige kinderen worden angstig, slapen minder goed of plassen weer in hun broek of bed. Andere kinderen worden thuis opstandig of krijgen veel meer driftbuien.
Dit heeft allemaal te maken met veiligheid en de daarmee samengaande onzekerheid die ze voelen. Ze zien ineens zoveel nieuwe dingen die ze nog moeten leren.
Geen wonder dat ze onzeker zijn. Gelukkig zijn deze veranderingen in gedrag wel tijdelijk. Naarmate het kind meer gewend is aan de nieuwe omgeving, zal zijn/haar zelfvertrouwen toenemen. Dit kan heel snel gaan, maar dit kan ook maanden duren. Dat is heel normaal.
Wanneer kleuters 5 jaar zijn, dan uit onzekerheid zich vaak in snel huilen, boos worden als iets niet lukt of niet voor zichzelf opkomen.
Op deze leeftijd speelt de sociaal emotionele ontwikkeling een belangrijke rol bij onzekerheid. Kinderen van 5 jaar worden zich steeds bewuster van hun eigen ‘ik’ en zijn enerzijds nog erg egocentrisch (op zichzelf gericht) en primair in het omgaan met hun emoties. Daarnaast krijgen ze steeds meer interactie met leeftijdsgenoten en kunnen ze zich ook steeds beter inleven in anderen. Het ene kind heeft al meer empathie ontwikkeld en houd al rekening met de ander, terwijl het andere kind dit nog totaal niet doet.
Deze verschillen zijn op deze leeftijd heel normaal.
Veel kinderen van 5 jaar zitten op zwemles. Dit kan voor sommige kinderen ook een bron van stress en onzekerheid zijn. Het grote bad, het water, alle harde geluiden, een strenge zwemjuf en even niet dicht bij je veilige mama of papa kunnen zijn. Genoeg ingrediënten om je onzeker te voelen. Zeker als je dan ook nog iets moet gaan leren wat erg moeilijk is. Niet gek dat zwemles voor weerstand kan zorgen, want onder deze weerstand zit altijd een gevoel van angst of onzekerheid.
Kleuters van zes jaar worden zich steeds bewuster van zichzelf. Ze gaan zich beseffen wat ze kunnen en wat ze nog niet kunnen. Ook worden ze zich bewuster van hun uiterlijk.
Dat kan logischerwijs ook onzekerheid met zich meebrengen.
Kinderen ontwikkelen rond deze leeftijd ook gevoelens van schaamte en trots.
Ze kunnen ook nog snel wisselen van emoties. Het ene moment kan het kind heel boos zijn, terwijl hij vlak daarna weer heel blij is. Zo is het ook met onzekerheid. Het ene moment voelen ze frustratie of angst, terwijl ze even later weer heel trots kunnen zijn op iets wat ze gemaakt hebben. De meeste kinderen gaan rond de leeftijd van 6 jaar naar groep 3.
Deze overgang kan ook onzekerheid opleveren. Het kind is gewend aan de kleuterklas, hi/zijj kent de juf en weet wat er van hem/haar verwacht wordt. Deze veiligheid verandert.
In groep 3 worden er meer eisen gesteld. Zowel op leergebied als gedragsmatig; je moet stil zitten, je moet je vinger opsteken, zelfstandig werken. Zeker als het leren lezen niet vanzelf gaat, ontstaat er bij veel kinderen extreme onzekerheid.
Deze onzekerheid kan zich ook uitbreiden naar andere gebieden, maar meestal worden kinderen vanzelf weer zelfverzekerder als ze merken dat ze vooruitgaan.
Onzekerheid versus faalangst
Zelfvertrouwen is een basis is voor de sociale, emotionele en verstandelijke ontwikkeling van een kind: Een kind met zelfvertrouwen is in staat om een beroep op de leerkracht te doen in situaties, dat het hulp nodig heeft. De leerkracht kan het kind dan verder helpen met de opdracht. Het kind ervaart, dat het na de hulp van de leerkracht weer verder kan met het oplossen van de opdracht. De opdracht wordt volbracht en dit geeft het kind een positief, voldaan gevoel over zichzelf. Het kind zal daarom bij een volgende gelegenheid wéér de hulp van de leerkracht inroepen, als dat nodig is. Enzovoort.
Ondanks dat onzekerheid bij een normale ontwikkeling hoort en lang niet altijd zorgelijk is, kan het wel zorgelijk worden als die onzekerheid gaat overheersen en een kind een negatief zelfbeeld ontwikkelt. Kinderen met een laag zelfbeeld denken negatief over zichzelf.
Ze zijn bang niet goed genoeg te zijn en denken dat ze veel niet kunnen, zelfs als ze ergens wel goed in zijn. Dat negatieve zelfbeeld kan dan het gedrag van een kind in grote mate gaan bepalen. Bijvoorbeeld doordat hij of zij niks meer durft te zeggen en/of te doen, bang is om fouten te maken, moeite heeft met nieuwe situaties, niet voor zichzelf opkomt, niks alleen wil doen of weigert om alle nieuwe taakjes te doen op school.
Het kind kan vanuit een negatief zelfbeeld en zonder hulp weer faalangst gaan ontwikkelen, waardoor het geen nieuwe, positieve ervaringen meer opdoet omdat hij of zij door deze faalangst blokkeert. Dit zorgt ervoor dat de ontwikkeling van het kind wordt belemmerd en ernstig kan stageneren. In dat geval is het goed om hulp te zoeken. Onzekerheid is dus een risicofactor voor het ontwikkelen van faalangst, maar lang niet alle kinderen die onzeker zijn, ontwikkelen faalangst. Voor een leerkracht is het dus heel belangrijk om te weten welke leerlingen hier last van hebben en wat je hier vervolgens aan kunt doen.
Meer over faalangst lees je in mijn blog: Faalangst
Tips voor de begeleiding
Zelfvertrouwen ontwikkel je niet van de één op andere dag, maar het is een lang proces.
Als volwassene kun je veel bijdragen aan het ontwikkelen van het zelfvertrouwen van een kind. Voor onzekere kinderen is het belangrijk om hun zelfvertrouwen te vergroten.
Kinderen die steeds meer zelfvertrouwen opdoen, zul je zien groeien.
Ze zullen steeds meer durven en gaan stralen. Dit is geweldig om te zien!
Door lange tijd goed aan te sluiten bij de mogelijkheden van een kind, vertrouwen uit te stralen en hem/haar op de juiste manier te stimuleren, zal het zelfvertrouwen van een kind toenemen. Hoe jonger het kind is, hoe meer invloed je als volwassene daarop nog hebt.
Maar hoe doe je dat? Complimentjes geven en zeggen dat je van proberen kunt leren en dat doorzetten loont zijn prachtige mindset-tools, maar ze helpen vaak te weinig en veranderen het gedrag van een kind niet of nauwelijks. Hieronder volgen tips!
Accepteer het kind!
Het mooiste wat je kunt doen is te proberen een kind te accepteren zoals hi/zij is en hem/haar te ondersteunen om die karaktereigenschappen op een goede manier in te leren zetten. Als je de karaktereigenschappen accepteert, doet dat namelijk ook heel veel met het zelfvertrouwen van een kind. Het karakter van een kind is namelijk niet wat het kind DOET, maar wie je kind IS. Als een kind keer op keer commentaar krijgt op wie hij/zij is, zónder dat het kind daar nou echt iets wezenlijks aan kan veranderen, dan gaat dat aan een kind knagen. Het zelfbeeld wordt namelijk niet bepaald door hoe je over jezelf denkt, maar is voornamelijk opgebouwd door hoe andere mensen over jou denken en wat andere mensen over je zeggen.
Erken!
Jonge kinderen kunnen een drama maken om iets heel kleins. Dat lijkt overdreven, maar voor kinderen kunnen kleine dingen heel belangrijk zijn. Door deze gevoelens te erkennen, leer je een kind dat hij of zij ertoe doet. Het kind zal zijn/haar gevoelens dan ook makkelijker kunnen uiten en accepteren. Denkt een kind dus negatief over zichzelf, durft het iets niet, vindt het dat anderen toch beter zijn? reageer dan niet met: ‘Dat kun je wel!’.
Om het kind meer zelfvertrouwen te geven, helpt het om eerst te laten merken dat je snapt hoe het kind zich voelt. Zo geef je een kind ruimte om zijn gevoelens te uiten en te accepteren. Daarna komt er ruimte voor een oplossing.
Zeg bijvoorbeeld: ‘Ik zie dat je ervan baalt, je had graag willen winnen’.
Kies voor een constructieve aanpak!
Natuurlijk moet een kind ook dingen leren en leren hoe het op een andere manier kan aanpakken en hoe hij/zij die karaktereigenschappen dan positief kan inzetten, maar zorg dat je dat constructief doet en dat je niet alleen vanaf de zijlijn roept wat er moet veranderen. Help het kind door het voor te doen, door te laten zien hoe het anders kan en laat het kind het nadoen en nazeggen. Daar leert een kind veel meer van.
Door eerst te benoemen wat je feitelijk ziet en dan positief voor te zeggen wat de verwachting is, geef je het kind het gevoel dat je het ziet: ‘Jij hangt op tafel. Ga maar op jouw stoel zitten, zo kan je beter schrijven.’ Vaak kan het dan beter de controle loslaten en ervaart het de door de leerkracht gestelde grenzen als minder afdwingend. Als het kind zich gevolgd weet door de leerkracht, kan het vaak ook gemakkelijker weer de leerkracht volgen. Het gaat zich dan vaak beter concentreren en komt meer aan leren toe.
Biedt een veilig en positief groepsklimaat!
Om zelfvertrouwen te ontwikkelen heeft een kind een veilige omgeving nodig.
Naast liefde en waardering is daarbij het bieden van duidelijkheid ook van belang.
Veiligheid wordt geboden door grenzen te stellen en binnen die grenzen ook keuzemogelijkheden te geven. Kinderen die weten waar ze aan toe zijn, voelen zich namelijk veiliger. Dit kan onder andere door vaste rituelen (zoals het dagritmepakket) te hanteren en duidelijke regels te stellen en structuur te bieden. Een positieve benadering hierbij is goed voor het zelfvertrouwen van een kind. Daarmee bied je kinderen een prettige omgeving en een sfeer waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen.
Werk aan een groeimindset!
Tips hiervoor vind je in mijn blog: Mindset
Geloof in het kind!
Kinderen die aangeven dat ze iets niet kunnen, zeggen eigenlijk: 'Ik geloof nog niet genoeg in mezelf en ik heb jou als leerkracht nodig, die in mij blijft geloven dat ik het kan, totdat ik ook in mezelf geloof.' Geef het kind vertrouwen. Als een kind voelt dat jij vertrouwen in hem of haar hebt, zal hij/zij ook meer op zichzelf kunnen vertrouwen.
Gebruik dus je spiegelneuronen. Dit zijn neuronen die actief of actiever worden wanneer je waarneemt wat iemand anders doet op dezelfde plek in de hersenen als bij degene die de actie uitvoert. Actie slaat dan op bewegen, praten, maar ook op wat iemand voelt.
dat betekent dat je bent gebouwd om te voelen dat een ander vrolijk of verdrietig is, of vertrouwen in je heeft. Wanneer jij als leerkracht dus uitstraalt dat je gelooft dat het kind het kan, dan kan het kind dat 'meevoelen'. Spreek positieve verwachtingen uit: ‘Ik vind het super van je dat je dit al wilt proberen’, klinkt bijvoorbeeld anders dan: ‘Ik denk niet dat jij hier al aan toe bent’. Heb vertrouwen in je kleuters; ze groeien en ontwikkelen zich allemaal, maar wel op hun eigen manier en tempo. Een klimaat waarin kinderen weten dat ze ertoe doen, dat ze gewaardeerd worden om wie ze zijn en waarbij ze alleen vergeleken worden met zichzelf kan een grote bijdrage leveren aan hun zelfvertrouwen.
Sluit aan bij het kind!
Sluit wel altijd goed aan bij de mogelijkheden van het kind. Elk kind is anders en ontwikkelt zich op zijn of haar eigen manier. Ga kinderen dus niet met elkaar vergelijken en verwacht niet meer van het kind dan passend is bij zijn of haar ontwikkeling. Ook al kunnen andere kinderen van dezelfde leeftijd misschien al meer. Een kind heeft recht om zich te kunnen ontwikkelen op zijn eigen tempo en binnen zijn eigen mogelijkheden.
Geef het kind individuele aandacht!
Daarnaast doe je er goed aan om als leerkracht het kind het gevoel te geven dat het gezien en gehoord wordt. Dat geldt uiteraard voor de hele klas, maar hoe doe je dat nog specifieker voor een kind met te weinig basisvertrouwen? Laat dagelijks vaak merken dat je het kind echt ziet, dat kan met name door het gedrag vriendelijk te benoemen.
Laat het kind merken dat hij of zij belangrijk is. Dat hij/zij erbij hoort en dat hij dingen op zijn eigen manier mag doen. Probeer elke dag een paar momentjes van individuele aandacht te geven. Luister naar het kind, doe samen iets of laat het kind een klusje voor je doen.
Het hoeven maar korte momentjes te zijn.
Geef het kind verantwoordelijkheid!
Geef verantwoordelijkheden die passen bij de leeftijd van het kind. Laat het kind ook zoveel mogelijk zelf nadenken en oplossen, stimuleer het om eigen keuzes te maken en vraag regelmatig naar de mening van het kind. Laat het kind bijvoorbeeld meehelpen met klusjes, zelf zijn rits dichtmaken of iets voordoen aan een ander kind waar het zelf heel goed in is. Kinderen voelen zich competent als ze zelf dingen kunnen en groeien ervan als ze iets zelf mogen doen. Geef ze dus de ruimte om te oefenen en te proberen en neem niet steeds alles over omdat het dan bijvoorbeeld sneller gaat. Onbewust geef je anders de boodschap af: “jij kan dit niet”. Dit kan onzekerheid oproepen. Laat het kind dus zelf proberen.
Het zal niet meteen lukken of hij kan fouten maken, maar daar leert hij/zij van. Je kan het kind wel helpen en ondersteunen, zonder iets meteen helemaal over te nemen.
Richt de begeleiding op het zichzelf beter leren kennen!
Maak bijvoorbeeld een "Dit kan ik al" boekje of een poster of collage over zijn/haar talenten. Waar is het kind goed in, wat vindt het leuk om te doen, wat zijn zijn/haar kwaliteiten?
Oefen een stevige houding!
Hoe je erbij staat, heeft namelijk invloed op hoe je je voelt. Sta je stevig, dan voel je je automatisch een stuk zelfverzekerder. Rechtop staan, voeten een stukje uit elkaar, om je heen kijken, armen in je zij.
Help het kind om nieuwe dingen te proberen!
Door succeservaringen groeit het zelfvertrouwen van een kind.
Kijk voor meer tips over het omgaan met spannende dingen in mijn blogs: Omgaan met veranderingen en Angst bij kleuters
Geef effectieve complimenten!
Naast succeservaringen is de interactie met de leerkracht erg belangrijk.
Kinderen die ervaren dat een leerkracht ze ziet, prijst en in hen blijft geloven, voelen zich gewaardeerd en ontwikkelen ook een hogere zelfwaardering. Geef vooral complimenten over het proces en vermijd complimenten over prestaties zoveel mogelijk. Die laatsten zorgen ervoor dat de berg die het kind ervaart de volgende keer alleen maar nog groter wordt, omdat het kind weet dat de prestatie wordt gewaardeerd. Onbewust slaat het kind dan op, dat het de volgende keer minstens zo goed, en het liefst nog beter moet.
Wanneer je echter complimenten geeft over het proces, dan leert het kind dat inzetten en doorzetten, ook al is het moeilijk, worden gewaardeerd. Zeg dus wel: "Wat vond ik het knap dat je doorzette toen het niet meteen lukte", maar niet "Wat heb je een mooi werkje gemaakt". Heeft het kind moeite met het ontvangen van een compliment? Geef dan een indirect compliment: vertel bijvoorbeeld in het bijzijn van het kind aan een collega of een ander kind wat je zo waardeert aan het kind. Of vertel het compliment als jouw mening: ‘Ik vind de dieren goed gelukt’. Als het kind dit wegwuift, zeg je: ‘Dat is wat ik vind, jij mag er zelf iets anders van vinden’. Soms lijkt het alsof een kind jouw compliment niet aanneemt, omdat het dit ontkent. Toch kan het wel degelijk impact hebben en in zijn hoofd blijven zitten.
Blijf dus gewoon doorgaan met laten merken wat je aan het kind waardeert.
Meer hierover lees je in mijn blog: Complimenten en feedback
Laat het kind zichzelf ook complimenteren!
Stel het kind voor om te gaan leren aardige dingen over zichzelf te zeggen.
Je kunt uitleggen dat je je fijner voelt als je aardig over jezelf praat en dat dingen dan beter lukken. Stel het kind regelmatig de vraag: ‘Hoe vind je het van jezelf dat je …?’
Maak samen een plan wat het kind kan zeggen als iets even niet lukt, iemand boos is of een ander kind niet wil spelen. Bijvoorbeeld ‘Ik probeer het nog een keer’ of ‘De juf vindt mij altijd lief, ook als ze boos is’. Oefen dit regelmatig en spreek met het kind af na hoeveel keren ‘aardige dingen zeggen tegen mezelf’, jullie het gaan vieren.
Laat het kind zichzelf elke dag een complimentje geven. Zo leert een kind om aardige dingen tegen zichzelf te zeggen.
Laat kinderen elkaar complimentjes geven!
Help kinderen met de volgende startzinnen:
Jij bent...
Jij bent goed in ...
Jij bent aardig omdat ...
Jij bent een goede vriend omdat ...
Leer het kind omgaan met feedback!
Leg uit dat feedback bedoeld is om je iets te leren. Help je kind om ‘Oké’ te zeggen bij kritiek en te denken: ‘Hoe kan ik het anders doen?’.
Meer tips vind je in mijn blog: Complimenten en feedback
Blijf eerlijk!
Blijf eerlijk en spiegel een kind met een diffuus positief zelfbeeld gewoon met zijn eigen functioneren, zodat het zich bewust wordt van de realiteit. Bespreek dat in termen als: "dit moet er gebeuren", "dit heb je gedaan" en "heb je nu gedaan wat er moest gebeuren?". Dat kan in het begin even schrikken zijn voor een kind, maar is wel helpend en belangrijk voor de verdere ontwikkeling.
Maak duidelijk wat er van het kind wordt verwacht!
Ook willen veel onzekere leerlingen duidelijk weten wat er van hen verwacht wordt: per dag, per vak en per vraag.
Besteed extra aandacht aan de positieve kanten van het kind!
Laat het kind zichzelf tekenen en erbij schrijven wat hij leuk vindt aan zichzelf.
Gooi over met een bal en noem allebei kwaliteiten van jezelf.
Laat het kind een foto maken van iets waar hij trots op is van zichzelf.
Of maak samen met het kind een poster of collage over zijn talenten.
Waar is het goed in, wat vindt het leuk om te doen, wat zijn zijn-haar kwaliteiten?
Help de leerling zijn/haar weerbaarheid te vergroten!
Naast het beschermen van de leerling is het van groot belang dat de leerling leert om beter met zijn/haar faalangst om te gaan. De leerkracht kan de leerling eventueel een sociale vaardigheidstraining aanbieden. Een contactsport als Taekwondo kan ook goed zijn voor het zelfvertrouwen van een kind. Het kan kinderen helpen om hun angsten te overwinnen, hun overtollige energie in goede banen te leiden en positief om te gaan met agressie.
Leer het kind om zichzelf aan te moedigen.
Leg uit wat er gebeurt als je zegt ‘Ik kan het!’ of ‘Ik kan het niet’. Vertel dat je je beter voelt als je aardige dingen tegen jezelf zegt, in plaats van ‘Ik kan het niet’ of ‘Ik ben dom’.
Ga samen met het kind stevig staan en zeg allebei tegen jezelf: ‘Ik kan dit, ik ga het gewoon nog een keer proberen!’. Vraag het kind: ‘Wat kun je (een volgende keer) zeggen tegen jezelf om jezelf aan te moedigen?’.
Grijp ook terug naar eerdere succeservaringen: ‘Weet je nog …., wat je toen hebt gedaan?’ of ‘Hoe is het jou eerder gelukt, toen je het ook moeilijk vond?’
Stimuleer en beloon initiatieven en pogingen van het kind om iets zélf te doen!
Doe dit door het kind een beloning te geven of door het kind aan te moedigen. Prijs het kind voor wat het doet.
Leer het kind in mogelijkheden te denken!
Dit kun je bijvoorbeeld doen door te vragen: ‘Hoe zou jij het willen?’. En: ‘Hoe zou je dat kunnen gaan lukken?’ en ‘Wat zou je vandaag daar al aan kunnen doen?’.
Stimuleer het probleemoplossend denken!
Los niet alles meteen zelf op, maar vraag kinderen hoe ze het kunnen oplossen?’.
Als een kind merkt dat het zelf in staat is om dingen op te lossen en te laten lukken, groeit zijn/haar zelfvertrouwen. Lees hier meer over in mijn blog: Probleemoplossend denken
Geef het kind grip op negatieve gedachten!
Positief denken is een belangrijke vaardigheid die je helpt om veerkrachtig met situaties om te gaan. Leer kinderen dat je invloed hebt op je gedachten én kunt kiezen voor groene gedachten. Meer hierover lees je in mijn blog: Omgaan met piekeren en negatieve gedachten
Betrek het kind erbij!
Leerkrachten zijn bij hobbels vaak geneigd om zelf een plan te maken om het probleem aan te pakken. Het is echter waardevol een kind hierbij te betrekken. Neem de tijd om samen met het kind een doel te bepalen en bespreek eerst wat het kind allemaal al kan met een bepaald werkje of in een bepaalde hoek. Daarna vraag je wat het kind zou willen leren. Tenslotte bespreek je hoe het kind dit gaat oefenen. Je kunt hierdoor nog gerichter complimenten geven over het proces.
Zet spel in!
Kleuters groeien en ontwikkelen middels spel vanzelf. En juist omdat spel geen prestatiedoel in zich heeft krijgt het zelfvertrouwen van het kind er vaak een boost door.
Tijdens spel heb je het gevoel dat je iets voor je plezier doet. Je moet niets en wordt niet gecontroleerd en hoeft ook niet "hoger" te komen. Je bepaalt alles zelf in spel en ontdekt daarbij een heleboel nieuwe dingen. Dat zorgt voor autonomie en het brengt een kind dichtbij de eigen intrinsieke motivatie. Een kleuter zal daardoor ook niet snel zeggen: "Ik kan niet spelen!" Wanneer kinderen bovendien in de rol van een superheld kruipen, dan is dat een prachtige manier om zich net zo sterk te voelen als een superheld.
Geef het goede voorbeeld!
Probeer te letten op hoe je over jezelf praat, want kinderen zullen deze uitspraken en gedachten kopiëren. Sterker nog, ook de onuitgesproken dingen die je doet rondom bijvoorbeeld je lichaamsbeeld, zullen grotendeels van invloed zijn op hoe kinderen over zichzelf denken. Wees dus een positief voorbeeld. Laat als volwassene zien dat je wel invloed hebt en zelf in staat bent om ervoor te zorgen dat je je fijn voelt. Hoe je dit doet? Denk zelf in oplossingen: ‘Wat ik nu nog niet kan, kan ik leren’, ‘Foutje, volgende keer probeer ik het beter te doen’.
Bied structureel activiteiten aan rondom zelfvertrouwen!
Suggesties hiervoor vind je in mijn blogs: Activiteiten om de emotionele ontwikkeling te stimuleren en Activiteiten om het zelfvertrouwen te stimuleren
"Ik ben de beste"!
Een kind dat juist denkt dat het alles kan en zichzelf overschat door bij alles te zeggen dat hij/zij de beste of de snelste is kun je ook helpen met bovenstaande tips.
Dit gedrag is vaak ook een uiting van onzekerheid. Deze kinderen willen het vaak goed doen en twijfelen daarover, dus zorgen ze er op die manier voor dat ze niet kwetsbaar zijn.
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog aanvullingen of tips? Laat dan een reactie achter!
Bronnen
Manon Megens. Jufmaike.nl. (2017). Complimenten geven, hoe doen we dat?
Geraadpleegd op 28 april 2022.
Linda Willemsen. Klasvanjuflinda.nl. Complimenten geven, doe dit niet teveel!
Geraadpleegd op 28 april 2022.
Komentarji