site-verification=8adc2fc3d443365f5c3bc1b5d2d80d29
top of page
Zoeken
Foto van schrijverJuf Angelique

Kleuters en zelfbeeld

Bijgewerkt op: 4 feb.

Zelfbeeld heeft betrekking op de mate waarin kinderen zich bewust zijn van hun eigen bestaan, los van andere mensen en op de kennis die het kind van zichzelf heeft, bijvoorbeeld over uiterlijke kenmerken, gevoelens, capaciteiten, eigenschappen en motieven.

Voor het hebben van zelfkennis is het nodig dat een kind zichzelf ervaart als iemand met een eigen bestaan, los van andere mensen. In de kleuterperiode laten kinderen een toenemend ik-besef zien. Als gevolg van dit toenemende besef worden kinderen zich ook bewust van de eigen kwetsbaarheid. Het zelfbeeld is ook van invloed op het gedrag van een kind.

Kleuters met een negatief zelfbeeld kunnen bijvoorbeeld al last hebben van faalangst.

Als kinderen denken dat ze iets niet kunnen, terwijl ze het wel kunnen, dan kan dat de ontwikkeling van het kind enorm in de weg zitten. Dit vraagt dus om een goede ondersteuning bij de ontwikkeling van een realistisch en positief zelfbeeld.

In deze blog lees je er meer over.



Wat is zelfbeeld?


Carl Rogers, een Amerikaanse psycholoog en psychotherapeut, definieerde het begrip 'zelfbeeld' als het geheel van alle gedachten, ideeën en oordelen, die je over jezelf hebt.

Ieder mens ontwikkelt in de loop der jaren een zelfbeeld.


Het zelfbeeld blijft het belangrijkste aspect van een persoon. Het is immers dit beeld dat bepalend is voor je denken, voelen en handelen. Het is de hoeksteen van het gedrag dat we stellen. Kinderen die een positief zelfbeeld hebben, denken positief over zichzelf, houden van zichzelf, ontwikkelen eerder een gezonde levensstijl, stralen meer zelfvertrouwen uit en voelen zich gelukkiger. Ons zelfbeeld bepaalt ook hoe we omgaan met tegenslagen en hoe we onze talenten en mogelijkheden benutten.

 

Fundamentele emotionele behoeften


Er zijn vijf fundamentele, emotionele behoeften, die een belangrijke rol spelen bij het leren van jezelf te houden en jezelf te waarderen. Als deze fundamentele, emotionele behoeften van kinderen worden bevredigd, dan levert dat dus een belangrijke bijdrage tot de ontwikkeling van een positief zelfbeeld. Dat zijn:

Erbij horen: Kinderen zijn sociale wezens. Een gevoel van verbondenheid met andere mensen (andere kinderen) is daarom hun fundamentele behoefte. Kinderen ontwikkelen een gevoel van geborgenheid door het idee, dat ze tot een groep behoren. Een gevoel van erbij horen wordt ontwikkeld door de relatie met mensen, plaatsen en dingen. Maar bij kinderen vooral, wanneer ze zich bemind voelen door iemand die om ze geeft.


Uniek zijn: Ieder kind is uniek. Het is belangrijk, dat leerkrachten kinderen zien als zelfstandige wezens, om zo hun eigen, unieke ontwikkeling te stimuleren.


Macht hebben: Voor een sterk gevoel van macht moeten kinderen de indruk krijgen, dat ze hun omgeving kunnen beïnvloeden en enige controle over hun leven hebben. Er schuilt een sterke macht in het leren beheersen van een nieuwe taak. Bij het leerproces hebben kinderen hun leerkracht nodig, die ze steunt en bemoedigt bij het aanleren van nieuwe vaardigheden en het bereiken van doelstellingen.


Vrijheid van meningsuiting: Kinderen moeten kunnen zeggen wat ze denken, openlijk hun gevoelens kunnen uiten en kunnen vragen wat ze willen. Dit wil overigens niet zeggen, dat kinderen alles krijgen wat ze willen!

Vertrouwen in de ander: Als het kind vertrouwen in de ander heeft, heeft dit een gunstig effect op het zelfbeeld van het kind. Het kind dat vertrouwen in de ander heeft, zal vanuit een positieve en zelfverzekerde houding de ander benaderen. De kans is dan groot, dat de ander op een positieve wijze terug zal reageren. Deze reactie van de ander versterkt het positieve zelfbeeld van het kind.

 

Je zelfbeeld is niet van jezelf


Voor het hebben van deze zelfkennis is het nodig dat een kind enerzijds zichzelf ervaart als iemand met een eigen bestaan, los van andere mensen. Dit brengt vragen met zich mee, als: Hoe zie ik eruit? Wat kan ik goed? Wat kan ik niet goed? Wat vind ik leuk?


Maar er zijn ook nog andere factoren, die een bijdrage leveren tot de vorming van het zelfbeeld, zoals de sociale omgeving. Zelfbeeld ontstaat in interactie met anderen.

Kinderen vormen hun zelfbeeld aan de hand van interacties, rolmodellen, verhalen en beelden om hen heen. In de sociale wereld ziet een kind hoe andere mensen zich gedragen en krijgt hij/zij feedback op zijn/haar eigen gedrag. Alleen in een sociale context krijgt zijn/haar gedrag betekenis. Zijn/haar zelfbeeld ontwikkelt een kind op basis van de feedback van andere mensen. Al naar gelang de feedback die het kind van anderen ontvangt, vormt het een beeld van zichzelf. Ouders, broers/zussen, vriendjes, leerkrachten en omgevingsfactoren spelen dus allemaal een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het zelfbeeld van een kind.


Dat gebeurt op twee manieren:

  1. Door expliciete feedback: mensen die rechtstreeks tegen hem zeggen dat hij/zij iets goed of juist niet goed doet.

  2. Door impliciete feedback: uit reacties van mensen leidt een kind af wat ze van hem vinden.

De manier waarop de omgeving op gedrag reageert, geeft het kind een idee hoe er over hem/haar wordt gedacht: ondervindt hij/zij goedkeuring of afkeuring?

Het kind bouwt ook ideeën op over de reacties die het in zijn/haar omgeving oproept.

Het kijkt als het ware naar zichzelf door de ogen van een ander en bouwt aan de hand daarvan een zelfbeeld op. Hoe dichter de persoon die die feedback geeft bij het kind staat, hoe meer belang het kind zal hechten aan deze feedback.


Je zelfbeeld is dus niet van jezelf: dat krijg je van de andere mensen om je heen.

Jouw zelfbeeld is het beeld dat anderen van jou hebben, en aan jou teruggeven.

Stel je zou bijvoorbeeld opgroeien op een onbewoond eiland, dan heb je natuurlijk geen enkel vergelijkingsmateriaal of referentiekader om je eigen gedrag aan te toetsen.

Hoe de naaste omgeving reageert op het gedrag van een kind, is dus bepalend voor de manier waarop hij naar zichzelf kijkt. Dat betekent dus ook dat de omgeving met hun gedrag het zelfbeeld van het kind kunnen beïnvloeden.


Op jongere leeftijd zijn dat vaak familieleden, maar ook bijvoorbeeld een pedagogisch medewerker van de kinderopvang, een leerkracht op school of een voetbaltrainer.

In de puberteit worden de leeftijdsgenoten van een kind vaak meer bepalend voor zijn zelfbeeld. Kinderen worden dan minder gevoelig voor feedback van mensen die ouder zijn dan zijzelf. Het zelfbeeld ontwikkelt zich door tot in de adolescentie.


Het zelfbeeld van kinderen wordt ook gevormd door beelden en rolmodellen.

Dat kan gaan om mensen in hun omgeving maar ook over personages in boeken, films en media. Kinderen proberen zich te identificeren met de personages. Wanneer kinderen in kinderboeken personages tegenkomen waarmee zij zich kunnen identificeren, kan dat bijdragen aan het ontwikkelen van een positief zelfbeeld en eigenwaarde.

Een bredere representatie aan personages is bovendien goed voor alle kinderen! Kinderboeken die divers en inclusief zijn kunnen een bijdrage leveren aan het afbreken en voorkomen van vooroordelen.


Naast de opvoedings- en omgevingsfactoren zijn ook de kindkenmerken, zoals het temperament bepalend bij de ontwikkeling van het zelfbeeld.

Hoogsensitieve kinderen kunnen bepaalde zaken uit hun omgeving bijvoorbeeld eerder en intenser waarnemen, maar ook fout interpreteren. Als de leerkracht wat kortaf is, omdat deze moe is, dan kan dit kind dat bijvoorbeeld interpreteren als: de leerkracht is boos op mij, ik heb iets fout gedaan. Als dit soort situaties zich vaker voordoen, dan kunnen zij een negatief zelfbeeld ontwikkelen.


Verder kunnen hormonen ook invloed uitoefenen op je zelfbeeld. Een te laag gehalte aan serotonine in de hersenen werkt bijvoorbeeld negatieve gedachten in de hand, die leiden tot negatieve gevoelens.

 

Verschillende soorten zelfbeeld


Er zijn verschillende soorten zelfbeeld:

  1. Het sociale zelfbeeld: Dit ontstaat in interactie met anderen.

  2. Het emotionele zelfbeeld: Dit ontstaat door het waarnemen van eigen gevoelens bij een gebeurtenis.

  3. Het cognitieve zelfbeeld: Dit wordt bepaald door het beeld dat een kind heeft van het schoolse presteren.

  4. Het fysieke zelfbeeld: Dit gaat over uiterlijke kenmerken.

  5. Het materiele zelfbeeld: Dit zegt hoeveel belang iemand hecht aan de waarde van materiele dingen.

 

De ontwikkeling van het zelfbeeld


Zelfbeeld is geen vast gegeven. Het vormt zich door de gedachten, die het kind heeft gevormd over zichzelf, maar ook door ervaringen die het opdoet.

Zelfbeeld en een fundamenteel zelfvertrouwen hebben ook te maken met een veilige binding. Hoe een kind over zichzelf denkt, wordt ook beïnvloed door de manier waarop mensen over hem/haar denken, wat er tegen (of over) hem/haar gezegd wordt, hoe mensen op hem/haar reageren, hoe hij/zij gewaardeerd wordt.

Dit wordt ook wel het spiegeleffect genoemd.


Baby's:

Het proces van het ontwikkelen van je zelfbeeld begint al vanaf de geboorte.

Eerst zijn het de ouders of verzorgers die reageren op het kind.

Vanaf zijn eerste levensjaar vormt het kind zich al een beeld van zichzelf.

Voor baby's bestaat er niet of nog nauwelijks een onderscheid tussen hen zelf en de buitenwereld. In de tweede helft van het eerste levensjaar komt daar verandering in: het kind leert dan om zich een voorstelling te maken van zichzelf.

Rond 20 maanden begint hij zichzelf in een spiegel en op foto’s te herkennen.

Van een echt zelfbeeld is daarmee echter nog geen sprake.


Peuters:

Vanaf een jaar of drie ontstaat bij een peuter, vanuit een groeiend zelfbewustzijn, steeds meer het besef, dat hij-zij een onafhankelijk, zelfstandig individu, los van de rest van de wereld, is. Het zelfbesef is dan in ontwikkeling. Dit besef maakt het mogelijk, dat het kind over zichzelf kan nadenken en zichzelf kenmerken kan toeschrijven. Vanuit die ervaringen ontstaat uiteindelijk een zelfbeeld. Een peuter gaat steeds meer merken dat hij zelf dingen kan doen, waardoor het ook steeds meer een eigen wil ontwikkelt, wat zich soms uit in driftbuien en weglopen. Deze driftbuien ontstaan omdat het kind nog niet goed kan verwoorden wat het wil en hoe het zich voelt.

Peuters beginnen ook langzaamaan, vooral op basis van uiterlijke kenmerken, onderscheid tussen zichzelf en de ander te maken. Desondanks is het inleven in anderen en rekening houden met anderen, nog erg moeilijk. Peuters beschouwen anderen nog niet als personen met eigen gevoelens, gedachten en bedoelingen. Peuters (en jonge kleuters) zijn vooral nog egocentrisch, dat wil zeggen: op zichzelf gericht. Een peuter weet ook al wat mag en niet mag, maar houdt daar in zijn eigen handelen nog geen rekening mee.

Voorbeelden van kenmerkend gedrag in deze fase zijn:

  • Al het speelgoed is voor het kind zelf. Delen lukt nog niet

  • Andere kinderen uit hun spel halen en eisen dat ze met het kind meespelen ("ik wil het")

  • Lichamelijk contact zoeken en daar soms onbedoeld een ander pijn mee doen

  • Wel de regels kennen, maar zich er nog niet aan houden

  • Iets afpakken

  • Iets kapot maken

  • Met zand gooien en zich niet realiseren dat het voor een ander vervelend is

Tegen de tijd dat kinderen naar school gaan, hebben zij al veel meegemaakt wat hun zelfbeeld vormt.


Kleuters:

In de praktijk zie je dat de beginsituaties van kleuters op het gebied van zelfbeeld veel kunnen verschillen. De ene kleuter die net op school komt heeft al veel meer zelfbeeld dan de andere. Observatie van de ontwikkeling van het zelfbeeld vindt met name plaatst tijdens interactieve situaties. Dat zijn situaties, waarin sprake is van interactie tussen kinderen onderling of tussen kinderen en de leerkracht.

Om te observeren waar het kind ergens in zijn/haar ontwikkeling staat is het gebruik van ontwikkellijnen een handig hulpmiddel en houvast.

Deze leerlijnen zijn als het ware de wegen waar langs de ontwikkeling verloopt.

Op die leerlijnen bevinden zich verschillende mijlpalen of tussenstations.

Dit zijn vaste herkenningspunten, die aangeven of de ontwikkeling van een kind in de pas loopt met de gangbare ontwikkeling. In de praktijk blijkt overigens vaak dat de ontwikkeling van kleuters niet altijd zo stapsgewijs en gelijk aan de leerlijnen verloopt.

Soms slaan kinderen mijlpalen over en soms blijven ze wat langer in een bepaalde ontwikkelingsfase hangen om vervolgens weer een grotere sprong te maken.

De ontwikkeling van een kleuter verloopt namelijk niet lineair, maar met sprongen.

Je vindt de leerlijnen omtrent de ontwikkeling van het zelfbeeld van kleuters in mijn blog


Tot de kleutertijd draait het zelfbeeld voornamelijk rond de vraag: Hoe zie ik eruit?

In de kleuterfase ontwikkelen kinderen steeds meer hun eigen identiteit en ontdekken ze steeds meer wie ze zijn. Naarmate de kleuter ouder wordt neemt de kennis over zichzelf toe. De kleuter ontdekt zijn lichaam, het onderscheid tussen jongens en meisjes, kinderen en volwassenen enz. Een kleuter zal zijn zelfbeeld eerst nog concreet omschrijven aan de hand van de kennis en de vaardigheden dit het over zichzelf heeft: ik heb een bal, ik kan lopen, ik ben aan het kleuren. Geleidelijk aan wordt het beeld dat kleuters van zichzelf hebben iets genuanceerder. Vanaf de kleutertijd evolueert het zelfbeeld naar: Wat kan ik allemaal? en Wat heb ik allemaal? Ook in deze periode wordt het zelfbeeld nog gevormd vanuit de eigen beleving van een kind. Pas wanneer een kleuter wat ouder is leert hij om zichzelf iets meer psychologisch (Hoe voel ik mij?) te bekijken. Hij omschrijft zichzelf dan bijvoorbeeld als verlegen of vrolijk.


Aanvankelijk zijn kleuters daarbij totaal nog niet bewust met anderen bezig.

Ze vergelijken zichzelf en hun prestaties niet met anderen. Sterker nog: kleuters hebben de neiging om hun kennis en vaardigheden op alle gebieden te overschatten.

Het zijn eeuwige optimisten! Ze denken aanvankelijk ook dat iedereen hetzelfde vindt en denkt als zij zelf. Gedurende de kleuterperiode gaan ze wel steeds meer beseffen dat mensen kunnen verschillen in wat ze denken, voelen en willen. Hierdoor leren ze zich ook verplaatsen in de bedoelingen van anderen en dat ze kunnen aangeven of iets met opzet is gedaan.


Schoolkinderen:

De ontwikkeling van zelfbeeld gaat je hele jeugd, puberteit en adolescentie door.

Op latere leeftijd ontstaan er enorme verschillen tussen kinderen in hun zelfbeeld.

Sommige kinderen zijn tevreden met zichzelf, terwijl anderen zich slecht voelen over zichzelf. Naarmate een kind ouder wordt, gaan de reacties uit de omgeving een steeds grotere rol spelen bij het ontwikkelen van het zelfbeeld. Ze ontdekken dat hun omgeving een oordeel over ze heeft, dat niet altijd overeenkomt met hun eigen omgeving. Schoolkinderen gedragen zich dan ook meer naar wat de omgeving van hen verwacht. Vrienden worden heel belangrijk en de verwachtingen van vriendengroepen gaan ook steeds zwaarder wegen bij de beoordeling van zichzelf. Door negatieve oordelen vanuit de omgeving kunnen ze een negatief zelfbeeld ontwikkelen.

 

Een reëel positief zelfbeeld


Het gedrag van een kind wordt sterk bepaald door zijn/haar zelfbeeld.

Een leerling die positief over zichzelf denkt, zal zich anders voelen en zich anders gedragen dan een leerling die negatief over zichzelf denkt.


Een leerling met een positief zelfbeeld:

  • Denkt doorgaans positief over zichzelf

  • Vindt zichzelf de moeite waard

  • Straalt zelfvertrouwen uit.

  • Maakt contact met leeftijdsgenoten

  • Is vrij in de omgang met anderen

  • Durft verantwoordelijkheid te nemen

  • Durft nieuwe dingen en uitdagingen aan te pakken.

  • Toont initiatief

  • Durft taken aan

  • Durft iets te vragen

  • Durft ook nee te zeggen

  • Is assertief en komt voor zichzelf op

  • Staat stevig in zijn/haar schoenen

  • Kan met problemen omgaan

  • Kan omgaan met kritiek én met complimenten

  • Kan tegenslag en mislukkingen relativeren

  • Kan over het algemeen wel tegen een stootje

Wanneer het kind een reëel positief zelfbeeld heeft, denkt het kind dat het over het algemeen gewenst gedrag vertoont en dat is in werkelijkheid ook zo.

Dit is een gewenst zelfbeeld. Kinderen met een positief zelfbeeld treden de toekomst vol vertrouwen tegemoet.

Dit type zelfbeeld zie je wanneer een kind veel ontwikkelingsmogelijkheden en successen heeft en positieve aandacht krijgt met betrekking tot hoe het zich gedraagt.

Met die positieve reacties bouwt het kind positieve zelfkennis op.

 

Een niet realistisch positief zelfbeeld


Een positief zelfbeeld kan echter ook niet realistisch zijn.

Het kind heeft dan een verondersteld vermogen en denkt, dat het over het algemeen gewenst gedrag vertoont terwijl dat in werkelijkheid niet zo is.

Dit kan bijvoorbeeld zorgen voor overmoedigheid en het nemen van te grote risico's, werkhoudingsproblemen en een onjuiste taakuitvoering en het zichzelf te weinig openstellen voor opvoedingsvoorstellen, waardoor opvoedkundige contacten weinig effect zullen hebben.


Dit type zelfbeeld kan ontstaan als:

  • Begeleiders te weinig kritisch zijn, alles weglachen en een kind onvoldoende geconfronteerd wordt met het eigen functioneren en onvoldoende gewezen wordt op ongewenst gedrag en onvoldoende prestaties.

  • Soms kan het ook een gevolg zijn van pedagogische verwaarlozing: het kind is dan te vaak vergeten.

  • Daarnaast is het ook mogelijk dat een kind een stoornis heeft in het opnemen, verwerken en weer gebruiken van informatie. In dat geval krijgt het kind vanuit zijn omgeving misschien wel de juiste signalen met betrekking tot zijn/haar functioneren, maar die ervaringen zijn dan geen ervaringskennis geworden.

 

Een negatief zelfbeeld


Het is normaal dat een kind zich wel eens onzeker voelt. Waarschijnlijk herken je dat ook van jezelf. Onzekerheid is niet slecht, het helpt je om scherp te blijven en niet arrogant te worden. Veel kinderen hebben echter een beperkt zelfvertrouwen. Dit kan betrekking hebben op een bepaald gebied, zoals schoolvaardigheden. Het kan ook zijn dat een kind zich onzeker voelt op meerdere terreinen, bijvoorbeeld als het gaat om sportieve vaardigheden of contact leggen. Dit is een ongewenst zelfbeeld en kan leiden tot bijvoorbeeld faalangst of agressie gedrag. Als een kind wordt belemmerd door zijn onzekerheid, is het goed om hulp te zoeken. Bijvoorbeeld als het kind niets durft te zeggen in de klas, bang is om fouten te maken, moeite heeft met nieuwe situaties en/of niet voor zichzelf opkomt.


Onzekerheid kan zich op verschillende manieren uiten bij een kind. Het kan zichtbaar zijn als het kind veel dingen spannend vindt of verlegen is.

De volgende signalen kunnen erop wijzen dat een kind zich onzeker voelt:

  • Denkt te slecht over zichzelf, terwijl dat in werkelijkheid helemaal niet zo is.

  • Vraagt veel bevestiging van anderen. Het kind ervaart immers géén zelfwaardering en zal derhalve op zoek gaan naar waardering buiten zichzelf. Anderen kunnen met woorden en handelingen het kind veel of weinig zelfvertrouwen geven.

  • Kan doorgaans moeilijk omgaan met kritiek. Het kind heeft immers al een negatief beeld van zichzelf en kritiek van buitenaf versterkt dit negatieve (zelf)beeld van het kind alleen maar.

  • Vindt nieuwe situaties spannend

  • Vraagt teveel hulp of durft juist niet om hulp te vragen.

  • Is perfectionistisch, wil het graag goed doen en legt de lat te hoog

  • Is bang om fouten te maken, doet vooral dingen die meteen lukken

  • Geeft snel op als iets niet lukt

  • Is weinig gemotiveerd

  • Heeft een gebrek aan levenslust

  • Heeft sombere gevoelens

  • Denkt veel na, piekert

  • Komt niet voor zichzelf op of juist té

  • Is snel gefrustreerd en boos.

  • Wil geen complimenten aannemen

  • Treedt niet op de voorgrond

  • Wil niet opvallen, maakt zichzelf onzichtbaar

  • Trekt zich terug en maakt moeilijk contact met de omgeving (als een soort vluchtgedrag om geen teleurstellingen en negatieve ervaringen meer te hoeven ondervinden).

  • Geeft geen antwoord wanneer er iets wordt gevraagd

  • Praat negatief over zichzelf. Zegt regelmatig: ‘Ik kan het niet’, ‘Ik ben dom’, ‘Anderen zijn beter’

  • Neemt vaak een afwachtende, passieve houding aan

  • Kijkt eerst hoe anderen het doen

  • Gaat moeilijke dingen uit de weg en kiest dingen die te makkelijk zijn

  • Laat een gespannen, verkrampte houding zien

  • Klaagt vaak over hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid

  • Slaapt slecht

  • Blokkeert of gaat huilen als het moet presteren.

  • Wil niet meedoen en weigert opdrachten

  • Wil niet naar school, komt met tegenzin

  • Is verlegen

  • Is faalangstig

  • Vergelijkt zichzelf continu met anderen en denken dat anderen het altijd beter doen

  • Durft geen risico's te nemen

  • Toont vaak uitstel- en vermijdingsgedrag

  • Ziet niet in dat hij/zij van zijn/haar fouten heel wat kunnen leren

  • Schenkt enkel aandacht aan de voorbeelden die het negatieve zelfbeeld versterken.

  • Neemt een minderwaardige houding aan binnen de groep


Maar er zijn ook onzekere kinderen die juist meer extravert reageren en een houding aannemen om hun onzekerheid te camoufleren. Ze lijken door hun camouflagegedrag misschien niet onzeker, maar zijn in werkelijkheid juist bang om aangesproken te worden en wanneer iemand hen wil helpen, reageren ze fel en opstandig. ‘Aanval is de beste verdediging’, lijkt hun strategie te zijn.

Deze kinderen vallen op door gedrag, zoals:

  • Het door de klas roepen

  • Veel aandacht trekken

  • Anderen afleiden

  • Geluiden maken.

  • Stoer doen (als tegenreactie door het gebrek aan zelfwaardering)

  • Vertoont clownesk gedrag, overschreeuwt zichzelf

  • Is snel gefrustreerd en boos

 

Een diffuus negatief zelfbeeld


Soms heeft een kind een diffuus negatief zelfbeeld

Het kind heeft in dat geval geen idee over zijn/haar gedrag. Dit is een ongewenst zelfbeeld, die de ontwikkeling van een kind ernstig belemmert en kan leiden tot het niet kunnen ontwikkelen van een eigen ik, kinderstress of agressie gedrag.

Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen een onecht en echt diffuus zelfbeeld.


Een onecht diffuus zelfbeeld kan ontstaan als:

  • Een kind taalontwikkelingsproblemen heeft

  • Verbaal verwaarloosd wordt

  • Er sprake is van een stoornis op het gebied van de taalontwikkeling


Bij een echt diffuus zelfbeeld bezit een kind wel de verbale uitingsmogelijkheden.

Dit type zelfbeeld kan ontstaan als:

  • Een kind pedagogisch verwaarloosd wordt

  • De opvoeders het kind te weinig informatie geven over het handelen en functioneren.

  • Een kind problemen heeft met het opnemen, verwerken en weer gebruiken van informatie ten gevolge van een hersenfunctiestoornis.

  • Er sprake is van ernstige emotionele problemen, bijvoorbeeld ten gevolge van ingrijpende ervaringen en mishandeling.

  • Er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis

 

Twee culturen


Het vormen van een zelfbeeld is een proces dat alle kinderen doormaken en dat in ontwikkeling blijft. De kinderen die in twee culturen opgroeien, staan daarbij voor een extra uitdaging. Zij moeten de cultuur op school en de cultuur thuis integreren.

Dat kan soms verwarring opleveren en problemen geven voor hun zelfbeeld.

Een kind dat thuis bijvoorbeeld heel vrij gelaten wordt en waar het gewaardeerd wordt dat het kind zijn eigen gang gaat, kan op de (voor)school als een ongeremd kind ervaren worden. Of een kind dat thuis leert dat je hoort te luisteren naar volwassenen en als kind geen vragen moet stellen, kan het moeilijk vinden om een vinger op te steken of assertief te zijn. Door deze verschillen in waardering van het gedrag van de kinderen, krijgen ze verschillende reacties van hun omgeving. Het is voor kinderen dan verwarrend hoe ze zich moeten gedragen, maar het geeft hen ook onduidelijkheid over: ‘Wie ben ik?

En mag ik er zijn zoals ik ben?’


Voor de ontwikkeling van het zelfbeeld is het belangrijk dat zowel de schoolcultuur als de thuiscultuur aandacht krijgt. Weten waar je vandaan komt, hoe de migratiegeschiedenis jou en je familie hier heeft gebracht en enige verbinding houden met je eigen achtergrond helpen in het ontwikkelen van een evenwichtig zelfbewustzijn. In de groep kun je dit proces ondersteunen door meer diversiteit te brengen in de inrichting, materialen, activiteiten, voorleesboeken en muziek. Op deze manier kunnen kinderen zich herkennen en identificeren en wordt het integreren van twee culturen makkelijker.


Naast verschillen in waarden en gebruiken kan huidskleur ook invloed hebben op het ontwikkelen van een zelfbeeld. Kinderen vormen zich al vroeg een beeld van wie er ‘succesvol en geliefd’ is in onze samenleving en helaas wordt het beeld dat mensen met een andere huidskleur minder succesvol zijn nog te vaak gevoed.

Het is daarom mooi als kinderen al op jonge leeftijd de boodschap meekrijgen dat alle kleuren goed zijn. Als alle kinderen van jongs af aan positieve of neutrale opmerkingen krijgen over hun huidskleur, helpt dit hun positief zelfbeeld te ontwikkelen.

Een manier om kinderen deze boodschap mee te geven, is door dit zichtbaar te maken in de inrichting en materialen. Bijvoorbeeld door poppen in de huishoek met verschillende culturele uitstralingen. Naast het kijken naar spelmateriaal, is het van belang om voorleesboeken te kiezen die diversiteit uitstralen.

 

Tips voor de begeleiding


Zorg voor succeservaringen!

Kleuters , die vaak te maken hebben met tegenslagen en mislukkingen zullen zich gaan afvragen wat de volgende tegenslag zal zijn en steeds meer aandacht gaan schenken aan de voorbeelden die een negatief zelfbeeld versterken. Om een positief zelfbeeld te installeren of te bekrachtigen is het daarom belangrijk dat je als leerkracht waakzaam toekijkt of het kind voldoende succeservaringen kan opdoen. Bied bijvoorbeeld uitdagingen op motorisch, het verstandelijke en/of het sociaal emotionele vlak aan.


Waardeer inspanningen!

Waardeer het kind om zijn/haar inspanningen, ook al gebeurt het niet op de manier en het tempo dat je zou verwachten. Stem je eisen en verwachtingen af op zijn/haar ontwikkelniveau en temperament.


Bied structureel activiteiten aan rondom zelfbeeld!


De drie V's

Benader het kind positief en geef het kind de drie V's: vertrouwen, verantwoordelijkheid en vrijheid. Deze drie V's zijn van groot belang voor de ontwikkeling van het zelfbeeld. Kinderen die het vertrouwen krijgen, krijgen de vrijheid om te experimenteren en hun verantwoordelijkheid te nemen. Daardoor krijgen ze de kans om succeservaringen op te doen, wat bijdraagt tot het beeld dat ze van zichzelf vormen.


Geef het goede voorbeeld!

Als opvoeder heb je een voorbeeldfunctie voor kinderen, die jou imiteren.

Durf jezelf dus kwetsbaar op te stellen en je eigen fouten toe te geven.

 

Op zoek naar meer?


Boekentips:
















Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest

Kijk ook eens bij de tips in mijn blog: Faalangst

Heb je zelf ook nog aanvullingen of tips? Laat dan een reactie achter!

 

Bronnen


Apetrotse kinderen. (Jaartal onbekend). Mijn kind is onzeker.

Geraadpleegd op 30 april 2022


Blij met mij! academie. (Jaartal onbekend). Ontwikkel je talent voor kinderen.

Geraadpleegd op 30 april 2022.


Jose Kuijsters. Praxisbulletin nr 2. (2011). Aangeboden of aangeleerd?

Geraadpleegd op






1.950 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page