Uit onderzoek blijkt dat er verschillen te zien zijn tussen het spel van jongens en meisjes.
Dit heeft deels te maken met de genetische verschillen tussen jongens en meisjes en deels met de gender stereotypen die in hun omgeving worden gemaakt.
Inzicht in deze verschillen is nodig om goed in te kunnen spelen op de behoefte van ieder individu. Je leest erover in deze blog.
De genetische verschillen tussen jongens en meisjes
Zijn jongens altijd fysiek en competitief? Kunnen meisjes altijd geconcentreerder aan een taak werken? Nee, dat is echt niet altijd zo. Natuurlijk zegt het geslacht niets over wie een kind is of waar zijn of haar talenten en interesses liggen.
Er bestaan echter wel degelijk genetische verschillen tussen jongens en meisjes.
Dat heeft te maken met hun breinontwikkeling.
Vastgesteld is dat de linkerhersenhelft langzamer groeit, dan de rechterhersenhelft en dat bij jongens deze tendens ook nog eens wordt versterkt onder invloed van het hormoon testosteron. Bij meisjes overheerst het hormoon oestrogeen, die de groei van de hersencellen aan de linkerkant juist bevordert.
De rechterhersenhelft probeert tijdens de groei verbindingen te leggen met de linkerhersenhelft. Bij jongens ontwikkelt de linkerhersenhelft dus langzamer en hierdoor leggen ze in de rechterhersenhelft juist meer verbindingen aan.
De verbinding met de linkerhersenhelft is bij jongens ook smaller dan bij meisjes.
Iedere hersenhelft kent ook zijn eigen specialisatie.
Hierdoor laten jongens en meisjes , los van hun individuele karakter, vaak ook andere ontwikkelingsfasen zien. Motorisch gezien zitten jongen bijvoorbeeld langer in de symmetrische fase. Onderzoek heeft aangetoond dat jongens van vier jaar gemiddeld in de sensomotorische leeftijd tussen drie en vier jaar zitten. Meisjes van rond de vier jaar zitten gemiddeld op de sensomotorische leeftijd van 4,6 jaar. Vanuit deze gegevens is het natuurlijk logisch dat een jongen van vier jaar een schaar nog maar lastig kan hanteren, terwijl dit bij een meisje al beter lukt. Jongens zijn veel langer grofmotorisch aan het werk. Die sensomotorische rijping is absoluut noodzakelijk. Stel dat een jongen van vijf jaar cognitief gezien prima groep 3 aankan, dan is het toch verstandig om hem niet met cognitief leren te gaan belasten, maar al zijn energie beschikbaar te stellen voor zijn sensomotorische balans.
De sterke verbinding tussen de linker- en rechterhersenhelft maakt dat meisjes over het algemeen ook taliger zijn. Voor taal heb je namelijk beide hersenhelften nodig.
Meisjes leggen eerder verbanden en kunnen ook makkelijker verschillende taken tegelijkertijd doen. Meisjes leren door informatie te verzamelen en door te praten over gedachtes, motivaties en gevoelens.
Jongens focussen zich vaak op een onderwerp of een beweging. Ze kunnen eindeloos bezig zijn met een bouwwerk. Het eindeloos herhalen, verdiepen en onderzoeken versterkt hun sensomotoriek. Jongens leren door te doen. Door fouten te maken en uit te proberen. Ze hebben ook iets meer tijd nodig om informatie te verwerken. Momenten van rust en aandacht zijn van groot belang. Natuurlijk geldt dat ook voor meisjes.
Meisjes en jongens verschillen niet in intelligentie. Echter, ons onderwijs wordt wel heel talig aangeboden en dat kan de prestatie van meisjes positief beïnvloeden.
De ontwikkeling van genderstereotypen
De verschillen tussen jongen en meisjes zijn deels genetisch bepaald, maar worden daarnaast ook beïnvloed door de omgeving waarin zij opgroeien.
Net zoals kinderen tussen nul en zes jaar vooroordelen over huidskleuren ontwikkelen, zo ontwikkelen ook hun genderstereotiepe ideeën zich tijdens de kleuterjaren.
Ze worden zich met andere woorden zowel bewust van hun geslacht (jongen of meisje) als van de gedragingen, het speelgoed, de activiteiten en de interesses die met dit geslacht geassocieerd worden. Onder meer sociale en cognitieve factoren spelen hierbij mee.
De meeste jonge kinderen trekken zich nog niet al te veel aan van welk geslacht ze zijn, maar intussen leren ze wel uit allerlei hints en signalen rondom zich heen wat hoort en verwacht wordt voor jongens en wat voor meisjes. Deze genderstereotype beelden die kleuters zich eigen maken, hebben een grote invloed op de spelontwikkeling.
Zo zoeken meisjes van vier, vijf jaar elkaar steeds meer op en spelen ze vaker in de huishoek. Ondertussen vindt ditzelfde fenomeen ook plaats bij jongens: ook zij zoeken elkaars nabijheid steeds meer op en krijgen vaker een voorkeur voor de bouw- en constructiehoek. Op zich is er niets mis met die voorkeur, maar er worden in deze hoeken natuurlijk wel verschillende vaardigheden geoefend, waardoor kinderen die minder vaak in een bepaalde hoek spelen ook vaker belangrijke eerste ervaringen en oefenkansen op dit vlak missen.
Zo draagt bouwen vooral bij aan het ruimtelijk inzicht en onderzoek wijst weer uit dat een goed ruimtelijk inzicht bijdraagt aan de latere rekenvaardigheden.
Daarnaast is het erg belangrijk dat jongens en meisjes kansen krijgen om samen te spelen.
Hoe kun je genderstereotypen voorkomen?
Jonge kinderen hebben al snel een voorkeur voor genderstereotiep spel.
Door al bij kleuters te werken aan flexibiliteit omtrent genderbeelden en ideeën kunnen we ieder kind laten ontdekken waar hij goed is en wat hij of zij leuk vindt en dat alles ongeacht hun geslacht. Maar hoe doe je dat? Onze samenleving heeft wat betreft genderstereotypen misschien een grote evolutie doorgemaakt, maar dit is nog niet altijd terug te zien in de klasinrichting van veel kleuterklassen, waar de huishoek voornamelijk gericht is op spelmogelijkheden rondom zorgen en waarbij de roze attributen vaak nog benadrukken dat dit de meisjeskant van de klas is en de bouwhoek de jongenskant.
Een indeling die nog stamt uit een tijd waarin deze opdeling heel logisch was: moeder de vrouw ging werken en vader zorgde voor het inkomen.
Hoe kom je tegemoet aan jongens en meisjes?
Ons onderwijs sluit over het algemeen beter aan bij de behoeften van meisjes, vaak ook omdat vrouwelijke leerkrachten in de meerderheid zijn.
Hier vind je een aantal praktische, algemene tips hoe je in groep 1-2 nog meer tegemoetkomen kan komen aan wat jongens en meisjes nodig hebben.
Kies je thema's bewust!
Maak bewuste keuzes in de thema’s die je centraal stelt.
Er zijn thema’s, zoals bijvoorbeeld dinosaurussen die jongens over het algemeen meer aanspreken. Anderzijds zijn er natuurlijk ook thema’s die meisjes over het algemeen meer aanspreken. Kies dus thema’s die zo veel mogelijk alle kinderen aanspreken.
Of bedenk bij een thema dat in eerste instantie meer geschikt lijkt voor meisjes welke aspecten juist voor jongens interessant zijn of andersom. Sta hier in je voorbereiding bij stil.
Prikkel de nieuwsgierigheid!
Jonge kinderen, en zeker kleuterjongens, zijn meestal erg nieuwsgierig.
Wat is dat? Hoe werkt dit? Waarom? Gebruik die nieuwsgierigheid bij de (kring)activiteiten. In hun spel zijn de kinderen constant bezig de wereld te begrijpen en te ontdekken.
Prikkel ze door ze te confronteren met voorwerpen die ze nog niet kennen en andere open materialen. Geef de jongens daarbij iets te doen: laat ze bouwen, tekenen of uitbeelden.
Gebruik hun beweeglijkheid en laat ze volop experimenteren.
Wees je er daarnaast ook van bewust hoe je een thema of activiteit introduceert.
Jongens houden vaak van een bepaalde spanning of zoeken naar een uitdaging.
Dat maakt dat ze ‘aan’ gaan en iets willen uitzoeken of oplossen.
Help bij focus en concentratie!
Jongens kunnen meer moeite hebben met focus en concentratie. Een taak opsplitsen in kleinere, meer overzichtelijke deeltaken kan dan helpen. Ook rustige achtergrondmuziek helpt soms om beter te focussen op een opdracht en om de concentratie vast te houden.
Zorg voor een schone lei!
Behandel, zeker bij jongens, iedere situatie als een nieuw incident, zelfs als het de dag daarvoor ook is misgegaan. Zorg altijd voor een schone lei. Jongens zijn namelijk allang weer vergeten wat er gisteren is voorgevallen. Ze leren door het te ervaren.
Het probleem moet op hetzelfde moment worden opgelost en niet later pas.
Maak dat wat je vertelt ook inzichtelijk!
Regelmatig vindt de taalontwikkeling bij jongens later plaats dan bij meisjes.
In hun spel zijn ze vaak ook wat meer gericht op zichzelf, dan op anderen en laten ze vaker parallelspel zien. Meisjes zijn in hun spel vaak wat meer gericht op anderen en laten vaker sociale interactie en meer zien. Maak daarom wat je vertelt voor jongens zo veel mogelijk inzichtelijk. Gebruik niet alleen woorden om iets uit te leggen, maar laat de begrippen zo veel mogelijk concreet zien en ervaren. Leg bijvoorbeeld niet uit wat een aubergine is, maar neem er een mee. Laat de aubergine zien, voelen, ruiken en proeven.
Bied bij onderwerpen waarbij dat niet lukt, zoveel mogelijk visuele ondersteuning met afbeeldingen of video’s. Daag de kinderen uit om hun ideeën te verwoorden en laat ze vragen stellen. Speel met ze mee en verbind taal aan hun spel.
Dit maakt taal betekenisvol en passend bij waar ze op dat moment mee bezig zijn.
Jongens zijn in hun communicatie overigens ook vaker wat meer competitief ingesteld.
Ze willen graag spullen verwerven en de beste zijn. Meisjes richten hun communicatie vaker op anderen ondersteunen, bevestigen en helpen.
Zorg voor voldoende ruimte!
Jongens hebben over het algemeen een voorkeur voor fysiek en competitief spel.
Dit zie je op het schoolplein meestal duidelijk terug. Ze willen bewegen en de beste zijn en maken het liefst overal een wedstrijdje van. Zodra ze zich met anderen kunnen meten is er al snel motivatie. Dit kun je in je voordeel gebruiken tijdens je lessen.
Meisjes hebben vaak minder bewegingsdrang en zie je vaak langere tijd in dezelfde hoek van het plein samen spelen, terwijl jongens veel meer ruimte in beslag nemen.
Zij trekken in grotere groepen over het hele plein en zijn minder lang op dezelfde plek te vinden. Neem deze voorliefde mee de klas in en houd er rekening mee bij de inrichting. Zorg bij voorkeur voor ruim opgezette hoeken met voldoende speelruimte.
Ook voor meisjes werkt dit beter. Lawaai, te weinig ruimte en frustratie veroorzaakt doordat je werk iedere keer wordt omgegooid kunnen sommige kinderen weerhouden om voor de bouw-/constructiehoek te kiezen.
Kijk door een genderbril naar de leeromgeving!
Jongens hebben vaker ook een voorkeur voor ruimtelijke en constructieve taken, meisjes vaker voor rollenspel. Kijk dus ook eens kritisch door een genderbril naar je leeromgeving. Zorg ervoor dat de hoeken in je klas voor iedereen aantrekkelijk zijn.
Probeer te voorkomen dat de jongens alleen in de bouwhoek te vinden zijn en de huishoek links laten liggen en de meisjes andersom.
Kijk eens kritisch met een genderbril op naar je klas! Turf het aantal jongens en meisjes eens dat naar een hoek gaat en neem de inrichting van die hoeken onder de loep.
In elke hoek zijn namelijk activiteiten die bepaalde doelen en vaardigheden stimuleren.
Zorg ervoor dat er een aanbod voor elk kind is. Dat betekent dat er zowel materialen liggen die constructief-, sociaal, fantasie- of ander spel uitlokken.
Het kan ook helpen om ‘stereotiep materiaal’ te mengen in de verschillende hoeken. Zet bijvoorbeeld een gereedschapskist of een oude laptop in de huishoek en leg bijvoorbeeld tenen, schelpen, stof en takjes, schrijfmaterialen, Barbies, poppetjes, sjaaltjes, dieren, knuffelbeesten en spulletjes van de huishoek of het poppenhuis in je bouw-/constructiehoek.
Op die manier betrek je meer creativiteit, fijn motorische vaardigheden en rollenspel in de bouw-/constructiehoek en dat spreekt meisjes vaak weer wat meer aan. Pimp de hoeken ook eens esthetisch op. Plak bijvoorbeeld foto's van de kinderen op de blokken.
Kom ook eens los van de klassieke hoekennamen, met een jongens- of meisjeslading.
Kies liever voor benamingen zoals de rode en de gele hoek, die zorgen niet voor een beperkende sociale druk. En er mag gerust een roze en blauwe hoek bij, zolang die maar een aanbod hebben voor iedereen.
Betrek zowel jongens als meisjes bij de inrichting van de hoeken.
Hoe moeten die hoeken er volgens hen uitzien? Wat willen ze er het liefste spelen?
Hoe kunnen ze deze hoeken leuker maken?
Grijp niet te snel in!
Leerkrachten zien vaak de gevaren in activiteiten van jongens en schrijven voor wat jongens niet mogen doen. Probeer dat eens om te draaien: zeg wat wél mag. Rem stoeigedrag bijvoorbeeld niet meteen af, maar kijk samen waar ze wel kunnen stoeien en wat toegestaan is. Het spel is zo meer afgebakend en dat geeft rust.
Kijk ook goed wie je samen laat spelen. Levelt dat?
Observeer en wacht gewoon eens af, maar grijp in wanneer dat nodig is.
Daag uit in de zone van de naaste ontwikkeling!
Meisjes hebben in groep 1 en 2 vaak een voorsprong wat betreft fijnmotorische activiteiten. Observeer de motoriek van de jongens goed, stem activiteiten af op hun vaardigheid en daag ze uit in de zone van de naaste ontwikkeling. Frusteer jongens niet met motorische opdrachten die nog te hoog gegrepen zijn. Werk dan juist liever nog even groter of met grover materiaal. Schilder bijvoorbeeld eens echt heel erg groot, grote vellen, met grote kwasten of zelfs met het hele lijf. Kijk hoe je motorische opdrachten interessant kunt maken, zodat ze passen bij de interesse van het kind. Jongens vinden het bijvoorbeeld vaak leuk om met een schroevendraaier schroeven in een plank met voorgeboorde gaatjes te draaien, om dinosaurussen te kleien of om een wedstrijdje te doen; wie kan het snelst was met wasknijpers aan een waslijn ophangen?
Investeer in de relatie met kinderen!
Jongens hebben vaak duidelijke grenzen nodig en willen weten wie ze voor zich hebben.
Ze werken niet zomaar voor een leerkracht, maar wel als ze een band met je voelen.
Dat is het beste argument om te investeren in die relatie. Die connectie bereik je niet binnen een dag. Je moet je als leerkracht eerst laten gelden en laten zien dat je sterk bent, de leiding neemt en voor een positieve sfeer in de klas zorgt. Als leerkracht geef je dan aan: ik ben de baas, ik zorg voor jullie en ik geef om jullie. En vooral: ik zie jullie staan!
Speel daarom mee, stel vragen, luister naar ze en verdiep je.
Waar liggen hun interesses? Welke behoeften hebben ze? Wat willen ze graag doen en wat willen ze leren? Ga daar ook in mee! Uiteindelijk is dat de beste manier om te kunnen afstemmen op de jongens in je groep. Hiermee straal je uit dat je de jongens ziet en hoort en creëer je ook een bepaald eigenaarschap. Deze tip geldt natuurlijk net zo goed voor de meisjes in je groep!
Zorg voor mannelijke rolmodellen!
Mannelijke rolmodellen zijn belangrijk voor jongens. Een mannelijke leerkracht in de onderbouw is dus heel erg wenselijk. Maar je zou ook kunnen kijken hoe je vaders meer bij je onderwijs kunt betrekken. Wellicht kunnen zij dingen van hun beroep laten zien.
Of kun je samen met vaders interessante buitenactiviteiten organiseren.
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog leuke suggesties?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!
Boeken
..
.
Comments