Ontwikkeling is een proces dat geleidelijk verloopt en meestal langere tijd in beslag neemt. Kleuters ontwikkelen ook sprongsgewijs en in fasen. Om tot ontwikkeling te kunnen komen zijn ook een aantal basiskenmerken nodig. In deze blog vertel ik je er meer over!
Ontwikkeling
Kinderen zijn continu in ontwikkeling. Niet op alle gebieden tegelijk en niet op alle gebieden in hetzelfde tempo. Ontwikkeling is een proces dat geleidelijk verloopt en meestal langere tijd in beslag neemt. Kleuters ontwikkelen ook sprongsgewijs. Soms lijkt er sprake is van een stilstand of soms zelfs van een terugval, maar later blijkt het kind dan ineens een grote sprong vooruit gemaakt te hebben. Ontwikkelingsvorderingen zijn dan ook niet op korte termijn vast te stellen of te meten. Alleen door over een langere periode naar jonge kinderen te kijken, kan vastgesteld worden of een kind zich inderdaad ontwikkeld heeft.
Ontwikkeling op allerlei gebieden verloopt volgens een aantal fasen.
Deze mijlpalen zijn terug te vinden in de ontwikkeling van elk kind. Dit betekent overigens niet dat de ontwikkeling van kinderen volgens een vast lineair patroon verloopt. Ontwikkeling is vaak eerder een ingewikkeld netwerk van onderling samenhangende aspecten, die elkaar beïnvloeden. Bij het observeren van kinderen kan het werken met ontwikkelingslijnen wel helpend zijn om ordening aan te brengen in dit netwerk en inzicht te bieden in de ontwikkeling die een kind reeds heeft doorgemaakt en welke volgende stappen een kind moet nemen. De mijlpalen zijn daarbij als het ware de tussenstations, die een kind in zijn ontwikkeling passeert.
Kennis over de ontwikkelingslijnen en mijlpalen maak gerichte ondersteuning mogelijk.
Basiskenmerken
Willen kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen dan moeten ze:
Vrij zijn van emotionele belemmeringen:
Een kind dat vrij is van emotionele belemmeringen:
Zit lekker in zijn vel
Heeft zelfvertrouwen en weinig bevestiging van de leerkracht nodig
Heeft niet zozeer de bevestiging van de leerkracht nodig heeft
Doet actief mee
Aarzelt niet bij het maken van keuzes en durft ze zelf te maken
Wacht niet bij de start van een activiteit totdat de anderen zijn begonnen, maar begint zelf
Wil in de kring best als eerst aan de beurt
Geeft bij het bespreken van een taak zijn eigen mening
Voelt zich niet geremd en neemt initiatieven
Presteert op school overeenkomstig met thuis
Voelt zich niet alleen in de kleine, maar ook in de grote groep thuis
Durft zichzelf te tonen en ontwikkelt geen gedrag waarbij het zo min mogelijk opvalt
Staat open voor contacten met andere kinderen en de leerkracht
Luistert naar anderen en gaat in op voorstellen van andere kinderen
Aanvaardt aandacht in de vorm van een pluim of een troostend woord
Past zich bij wisselende situaties en tegenslag aan
Gaat in plaats van blijft hangen in gevoelens van teleurstelling op zoek naar oplossingen
Komt op voor zijn/haar eigen belangen en behoeften
Weet wat hij nodig heeft en daar ook naar durft te vragen
Laat een ontspannen lichaamshouding en bewegingen zien
heeft geen moeite met afscheid nemen
Komt graag naar school
Durft zich emotioneel te uiten
Heeft controle over zijn gevoelens en uit ze op een adequate manier
Is overdag zindelijk
Nieuwsgierig, ondernemend en onderzoekend zijn:
Een nieuwsgierig, ondernemend en leergierig kind:
Legt een gezonde mate van ondernemingslust aan de dag.
Zit vol leven
Toont veel energie
Laat vitaliteit zien in zijn gezicht, lichaamshouding en bewegingen
Heeft veel plezier in spel
Heeft zin in het werken met ontwikkelingsmaterialen en opdrachten
Wil actief ingaan op voorwerpen uit de omgeving
Is niet bang voor nieuwe taken, andere onderwerpen of opdrachten. Deze hebben juist een uitdagend effect
Zoekt naar nieuwe uitdagingen
Pakt naar onbekend materiaal
Kiest bij vrije keuze opdrachten niet steeds voor hetzelfde, maar steeds voor iets nieuws
Houdt niet vast aan een geijkte aanpak, maar streeft andere oplossingen dan de gebruikelijke na
Durft als eerste de beurt te nemen
Is niet zo snel bang om fouten te maken of stout gevonden te worden
Is niet snel ontmoedigd als iets niet lukt, heeft doorzettingsvermogen en blijft het proberen
Steekt veel energie in werkjes
Zelfvertrouwen hebben en over een stabiel, gezond zelfbeeld beschikken:
Een kind met zelfvertrouwen:
Straalt zelfverzekerdheid uit
Durft zich te tonen en te laten horen
Durft in de belangstelling te staan
Ziet nergens tegenop
Toont initiatief
Gaat uitdagingen aan
Durft risico's te nemen en fouten te maken
Durft trots op zichzelf te zijn
Reageert niet krampachtig, maar ontspannen op mislukkingen
Weet van zichzelf waar het wel/niet goed in is en handelt daarnaar
Gelooft in zijn eigen kunnen
Beleeft vaak plezier aan wat het doet en meemaakt
Neemt met plezier deel aan het onderwijs
Ziet nergens tegenop
Geniet merkbaar van zijn eigen prestaties
Komt voor zijn eigen belangen en behoeften op
Heeft weinig bevestiging van de leerkracht nodig
Deze kenmerken (ontleend aan de visie van basisontwikkeling), zijn steeds de voorwaarden voor een optimale ontwikkeling. Ze staan niet los van elkaar en overlappen elkaar ook gedeeltelijk. Deze gegevens zijn onmisbaar bij het interpreteren van de resultaten met betrekking tot de ontwikkelingslijnen. Bij observaties moet steeds in de gaten worden gehouden of deze basiskenmerken (nog steeds) aanwezig zijn. Is dat niet voldoende het geval dan zal daar eerst de prioriteit moeten liggen in de begeleiding van het kind.
Daarnaast biedt deze informatie houvast bij het vinden voor eventueel geconstateerde ontwikkelingsachterstanden. Overigens is het wel raadzaam om de basiskenmerken steeds te zien in relatie tot het karakter, het eigene van het kind en diensleeftijd. Een kind van vier heeft doorgaans meer behoefte aan veiligheid en bevestiging dan een kind van 6 jaar.
Betrokkenheid
Om ontwikkeling bij kleuters uit te lokken is betrokkenheid een belangrijk vertrekpunt.
Het begrip "betrokkenheid" is afkomstig uit het Ervaringsgericht onderwijs van F. Laevers.
In betrokken activiteiten geven kinderen het beste van zichzelf.
Betrokkenheid is meer dan alleen maar leuk bezig zijn. Het kind moet zijn activiteit ook emotioneel doorleven. Betrokkenheid komt ook alleen voor in het smalle gebied tussen iets al kunnen en nog net niet kunnen. De activiteit moet dus niet te makkelijk, maar ook niet te moeilijk zijn. Betrokkenheid gaat ook niet samen met leeftijd of intelligentie.
Betrokkenheid slaat ook niet op de inhoud van de activiteit, maar op de kwaliteit ervan.
Bij het observeren van betrokkenheid kijk je dus niet zozeer naar welk materiaal een kind gebruikt of wat het resultaat van de activiteit is, maar naar het bezig zijn van het kind.
Hoge betrokkenheid kenmerkt zich door een aantal aspecten, zoals
Een hoge concentratie, waarbij het kind alles om zich heen vergeet en opgaat in zijn spel of taak.
Een sterke intrinsieke motivatie waarbij het kind veel energie in zijn werk stopt en uit zichzelf gedreven is om de activiteit uit te voeren en iets onder de knie te krijgen. Er wordt meer dan routinematig gehandeld.
Openstaan voor de omgeving en wat deze hem te bieden heeft.
Intense mentale activiteit.
Voldoening die voortvloeit uit de onbedwingbare drang om dingen te onderzoeken en ondervinden
De grenzen van het eigen kunnen verkennen en zichzelf uitdagen
Veel eigen inbreng
Om de mate waarin kinderen betrokken met iets bezig zijn van elkaar te kunnen onderscheiden heeft Ferre Laevers de Leuvense schaal van betrokkenheid als indicator voor ontwikkeling ontwikkeld. Hij stelt dat wanneer kinderen hoog betrokken zijn er ook fundamentele ontwikkeling plaatsvindt.
Om de mate van betrokkenheid te kunnen onderscheiden heeft hij vijf schaalwaarden ontwikkeld, ieder voorzien van concrete gedrag. Schaal 1 beschrijft het minst betrokken gedrag. Schaal 5 beschrijft het hoogt betrokken gedrag. Wanneer een kleuter een schaalwaarde van 3,5 of hoger dan is dat voldoende om in ontwikkeling te zijn.
De Leuvense betrokkenheidsschaal helpt je de vraag te beantwoorden: Wordt hier wel geleerd? Mocht je twijfelen aan de opbrengsten van het spel, onthoud dan dat je dit terugziet in de intensiteit en betrokkenheid tijdens het spelen. Kinderen die intens betrokken aan het spelen zijn, zijn namelijk altijd aan het leren. Wanneer kinderen cognitief te weinig worden uitgedaagd dan zie je dit terug in lage scores op hun betrokkenheid.
Wanneer je dus in staat bent om de betrokkenheid van kinderen tijdens spel te beoordelen, dan kun je het onderscheid maken tussen kinderen die gewoon lekker bezig zijn en kinderen die zich ontwikkelen. Wanneer je tijdens een doelgerichte activiteit een lage betrokkenheid ziet, heeft deze dus ook weinig waarde voor jouw observatie. Laat daarom iedere observatie van kennis- en of vaardigheidsdoelen samengaan met de observatie van betrokkenheid.
Naast dat je de betrokkenheid kan observeren op kindniveau, kan dat overigens ook op groepsniveau. Als de groep grotendeels of als geheel minder betrokken is, dan vraagt dat om direct ingrijpen, omdat weinig betrokkenheid dus niet leidt tot leren.
De mate waarin kinderen betrokken zijn, schommelt wel gedurende de dag.
Het is voor leerkrachten dus niet alleen zaak te leren zien of een kind betrokken is en in welke mate, maar ook tijdens verschillende momenten. Houd daarnaast in de gaten dat een kleuter van 5-6 jaar gemiddeld maar 8 minuten hoog betrokken kan zijn.
Risicofactoren
Er zijn een aantal factoren in het fundamentele, basale handelen van kinderen, die mede bepalend zijn voor de leer- en ontwikkelingsmogelijkheden van een kind.
De herkenning van deze kenmerken is van essentieel belang, omdat het kan verklaren waarom kinderen achterblijven in hun ontwikkeling.
Impulsiviteit:
Een impulsief kind:
Wordt in beslag genomen door iedere toevallige indruk of opkomende gedachte, ook al heeft die niets te maken met waar het kind mee bezig is.
Werkt vaak onvoldoende volgens een inwendig plan
Laat veel ongerichte activiteit zien, handelt op basis van gissen en lukraak proberen.
Heeft vaak moeite met zelfsturing.
Begint vaak te snel
Is vaak overactief.
Laat vaak onvoorspelbaar gedrag zien.
Laat een verhoogde afleidbaarheid zien
Zit overal aan
Gaat snel zijn/haar eigen hang
heeft moeite met luisteren naar wat de leerkracht zegt
Passiviteit:
Een passief kind:
Laat weinig initiatief zien
Aarzelt bij het maken van keuzes
Pakt naar veiligheid
Doet alleen datgene wat wordt opgedragen
Doet nauwelijks actief mee
Voelt zich niet snel uitgedaagd door zijn omgeving
Kan zich moeilijk op iets nieuws instellen
Laat een primitief niveau van fantasie-/rollenspel
Laat weinig zelfcontrole op fouten zien
Laat door een gebrekkige oriëntatie weinig reflectie en veel onnodige fouten zien
Heeft een geringe belangstelling voor nieuwe dingen
Is te weinig nieuwsgierig, vragend en explorerend
Houdt vast aan geijkte keuzes en aanpakken, ook als deze inefficiënt zijn
Ziet snel ergens tegenop
Wacht totdat een ander is begonnen
Vermijdt moeilijkheden
Wil steeds stoppen met een werkje, doelgerichtheid ontbreekt
heeft geen wil om iets onder de knie te krijgen
Vertelt weinig spontaan
Is terughoudend tot soms angstig in contacten
Praat in hele korte zinnen, veel hier-en-nu-taal.
Geeft niet het beste van zichzelf, steekt weinig energie in werk
Beleeft weinig plezier aan activiteiten
Is weinig betrokken, spant zich nauwelijks in
Heeft veel stimulering van buitenaf nodig
Komt zelf met weinig inbreng/ideeën
Wil zo min mogelijk opvallen
Is geremd
Blijft vaak zinloos manipuleren met materialen
Een slechte selectieve aandacht:
Een kind met een slechte selectieve aandacht:
Kan de aandacht moeilijk op iets richten en gericht houden
Is snel afgeleid door prikkels in de omgeving
Laat veel interne/lichamelijke onrust zien
Pikt vaak teveel bijzaken op, waardoor hij de hoofdzakenuit het oog verliest
Luistert slecht naar instructies, mist de essentie
Luistert slecht tijdens het kringgesprek
Heeft moeite met het toepassen en vasthouden van regels
Reageert vaak niet ter zake doende
Dwaalt gemakkelijk af, staart in de ruimte, dagdroomt vaak.
Concentreert zich moeilijk op een onderdeel
Doet nauwelijks actief mee
Een gebrekkige analyse en structurering:
Een kind met gebrekkige analyse en structurering:
Heeft moeite met het opnemen en verwerken van informatie
Heeft moeite met het maken van een puzzel, kralenplank of mozaïek
Heeft moeite met oriëntatie op de bladspiegel
Heeft moeite met het vinden van dezelfde (letter-)vorm
Heeft moeite met het na stempelen van een woord
Heeft moeite met figuur-achtergrond scheiding
Heeft moeite met het maken van een kleurplaat
Heeft moeite met het begrijpen van ruimtelijke relaties in het platte vlak
Heeft moeite met het oppakken van de essentie uit een verhaaltje
Heeft moeite met rijmen en het herkennen van een klank in bijv. de eigen naam
Heeft moeite met zelfstandig plannen
Gaat slordig te werk, raffelt het af
Heeft moeite met het begrijpen van ruimtelijke relaties in het platte vlak
Geringe wendbaarheid:
Een kind met een geringe wendbaarheid:
Heeft moeite met het toepassen van het geleerde in nieuwe situaties: elke variant moet opnieuw worden uitgelegd.
Moet telkens opnieuw hetzelfde leren.
Heeft moeite met het oppikken van de essentie van een handeling, opdracht of situatie
Laat op school niet zien wat hij thuis wel kan.
Ziet wat er gebeurt, maar verbindt er voor zichzelf geen consequenties aan.
Gaat routinematig te werk
Heeft moeite met wisselende situaties
Grote vermoeidheid:
Kinderen die grote vermoeidheid laten zien:
Hebben een gebrek aan energie
Zijn fysiek en/of mentaal snel vermoeid
Deze risicofactoren komen vaak in combinatie voor.
Overigens is het niet zo dat bij elk kind waarbij de ontwikkeling trager verloopt ook alle signalen bij de risicofactoren (of in dezelfde ernst) te herkennen zijn.
De genoemde risicofactoren staan ook niet op zichzelf, maar zijn nauw verweven met de basiskenmerken en betrokkenheid en spelen tezamen een centrale rol in de ontwikkeling van jonge kinderen.
Deze drie onderdelen vormen de basisgegevens en dienen steeds gekoppeld te worden aan de interpretatie van de ontwikkelingsgegevens van een kind.
Ontwikkeling bij een bepaald ontwikkelingsaspect vindt namelijk altijd plaats in samenhang met deze basisgegevens. Wanneer het bij een kind dus schort aan basiskenmerken, betrokkenheid of wanneer het risicofactoren laat zien, dan zal dit ook terug te vinden zijn in lagere ontwikkelingsscores bij de diverse ontwikkelingslijnen.
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog leuke suggesties?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!
..
.
Comments