Het is belangrijk, om tijdens het plannen van een thema, als leerkracht goed na te denken over de startactiviteiten. Startactiviteiten moeten ervoor zorgen dat de kinderen enthousiast worden voor een thema. Het is dan ook belangrijk dat de activiteiten, die je kiest pakkend en betekenisvol zijn en nieuwsgierigheid opwekken.
Wanneer kinderen zelf enthousiast zijn voor een thema, zullen zij meer tot leren komen.
Ook zijn de startactiviteiten belangrijk om de voorkennis te activeren en leervragen voor het thema op te stellen. Door het opstellen van de leervragen en het maken van een plan kan vervolgens de rest van het thema worden vormgegeven.
Thema’s kunnen op veel verschillende manieren gestart en afgesloten worden.
In deze blog geef ik je suggesties om het thema Herfst te openen en/of af te sluiten.
De belevingswereld van de kinderen
Vertrek vanuit de belevingswereld van de kinderen. Vraag de kinderen bijvoorbeeld:
Hou je van de herfst?
Wat vind je het leukst van de herfst?
Zie je bij jou in de tuin al herfst? Waaraan?
Wat trek je in de herfst aan?
Thematafel
Richt een thematafel in. Denk hierbij aan:
Knuffels van bosdieren en kabouters
Boeken over de Herfst
Posters/afbeeldingen over de herfst
Voorwerpen, zoals: nootjes, herfstbladeren, takken, boomschijven, mais enz.
Knutselwerkjes van de kinderen
Lampjes
Woordkaarten over de herfst Download hier!
Maak tijdens je thema foto's van de activiteiten en hang deze op.
Creëer hiervoor een stukje projectmuur. Op die manier kun je met de kinderen terugkijken op een thema en kunnen ze elkaar vertellen over hun activiteiten en elkaar inspireren.
Aankleding van de klas
Breng je lokaal in de sfeer van het thema. Denk hierbij aan:
Een raamschildering: Beschilder de ramen of hang grote geplastificeerde A3 afbeeldingen op. Gebruik raamverf of krijtstiften. Krijtstift kan je gemakkelijk van de ramen afvegen met alleen een nat doekje. Voor het opzetten vergroot je een afbeelding onder het kopieerapparaat en plak deze aan de andere kant van het raam. Trek deze vervolgens over.
Laat de kinderen zelf een raamschildering maken/inkleuren
Een deurversiering: Versier de deur bijvoorbeeld met een "gordijn" van gekleurde (in de herfstkleuren) repen crêpepapier. Hang er eventueel kartonnen herfstblaadjes aan. Of verander de deur in een bosdier of herfstboom.
Maak een spoor van pootafdrukken van bosdieren door het lokaal.
Maak een slinger van herfstblaadjes.
Laat de kinderen plastic/pluchen herfstdieren meenemen en versier daar je lokaal mee.
Voorwerpen
Haal allerlei voorwerpen de klas in, die met de Herfst te maken hebben en waarmee je de nieuwsgierigheid van de kinderen kunt opwekken.
De kinderen komen de klas binnen en zien deze voorwerpen liggen.
Vervolgens zal een gesprek ontstaan over deze voorwerpen. Wat zijn dit voor voorwerpen? Wat kunnen we met deze voorwerpen doen?
De kinderen vinden bijvoorbeeld een kaboutermuts of bladeren/nootjes en een spoor van pootjes in de klas. Van wie zou dit kunnen zijn? Iedereen denkt mee en maakt er een tekening van. De volgende dag wordt er een tipje van de sluier opgelicht met behulp van een brief of filmpje of een andere hint. Langzamerhand wordt gedurende het project duidelijk van wie het voorwerp is. Concludeer dat er een kabouter of een dier uit het bos op bezoek is geweest.
De voorwerpen kunnen in een doos of koffer geplaatst worden. Deze geheimzinnige doos staat in de klas als de kinderen binnen komen. Iedere keer komt er wat uit de doos tevoorschijn. Wat is het? Wat kunnen we er mee doen? De kinderen zullen op ideeën komen en nieuwsgierig zijn naar de rest van de voorwerpen.
De kinderen nemen zelf spullen van thuis mee en vertellen erover.
Een verhalend ontwerp
Start het thema met een verhalend ontwerp. Dit betekent dat je een thema uitwerkt aan de hand van een verhaal of een verhaallijn, die de rode draad voor je lessen vormt en waarbij leerlingen actief meedoen en zelf ontdekkend leren, door op zoek te gaan naar oplossingen. Enkele variaties:
Er komt een handpop (kabouter of bosdier) op visite. Hij heeft een vraag/probleem.
De kinderen ontvangen een brief van een boswachter, kabouter of een bosdiertje waarin hen om hulp wordt gevraagd. De kinderen bedenken zelf een oplossing voor het probleem en kiezen met welk materiaal ze dit gaan doen. Ze kunnen bijv. bouwen in de bouwhoek, iets maken van constructiematerialen, iets knutselen enz...
Er komt een pakketje binnen voor de klassenpop. Hoe komt dat pakketje hier? Wie zou de afzender zijn? Hoe kom je dat te weten? Maak het pakketje open. Er zit bijvoorbeeld een sjaal en een brief van oma in, waarin ze schrijft dat ze de sjaal heeft gemaakt, omdat het in de herfst kouder gaat worden. Lees de brief voor en wijs de woorden aan als je ze voorleest. Vraag de kinderen daarna of ze zelf ook andere kleren aanhebben dan een poosje geleden.
Drama
Drama kan op diverse manieren worden ingezet bij het openen/afsluiten van een thema. Enkele variaties:
De leerkracht komt als een boswachter of bosdier de klas binnen
De leerkracht beeldt samen met een aantal leerkrachten een boek over de Herfst uit.
Een poppenkastvoorstelling over de Herfst.
De kinderen kunnen zelf een voorstelling verzorgen.
Een boek
Start het thema met het voorlezen van een boek over de herfst.
Vraag kinderen uit de hogere groepen om (in groepjes) te komen voorlezen over de herfst.
De kinderen presenteren hun lievelingsboek over de herfst.
Houd een boekverkiezing. Leg een collectie van boeken over de herfst aan. Vraag hiervoor kinderen om boeken mee te nemen van thuis, duik in de schoolbibliotheek en leen boeken bij de openbare bibliotheek. Laat de kinderen in de boeken snuffelen en houd dan een verkiezing. Wat is het beste boek?
Laat de kinderen samen een boek ovede herfst maken. Stel groepjes samen van ongeveer vier kinderen. Neem de tijd om aan het boek te werken. Reserveer bijvoorbeeld gedurende een week elke dag een uur om aan het boek te werken.
Dag 1: Bekijk eerst samen een bestaan prentenboek. De jongste kleuters kunnen de wie- en waar-vragen beantwoorden. Iets oudere kinderen kunnen een onderscheid maken in ‘begin’, ‘midden’ en ‘eind’ van het verhaal en op zoek gaan naar het ‘probleem’ dat zich vaak afspeelt in de verhalen en de bijbehorende oplossingen.
Dag 2: Wanneer de kinderen een prentenboek beter hebben bekeken gaan ze zelf aan de slag. Ze bedenken eerst hoe de hoofdpersoon uit hun boek eruit ziet en hoe hij zich gedraagt. Ze geven hem een naam en bedenken waar hij woont. De kinderen gaan daarna aan de slag met verschillende teken-, schilder- en knutselmaterialen en maken de hoofdpersoon.
Dag 3: Vervolgens bedenken ze een begin voor hun prentenboek. Op de eerste bladzijde van een prentenboek wordt uitgelegd over wie het verhaal gaat en waar deze persoon woont. De karaktereigenschappen van de hoofdpersoon worden soms ook al duidelijk. Wanneer je merkt dat de kinderen niet goed verder komen, kunt je voorstellen de verhaallijn van een bestaand prentenboek te gebruiken.
Dag 4: Vandaag wordt het midden van het verhaal gemaakt. Dit kunnen meerdere pagina's zijn. In het midden ontstaat een probleem. Wanneer de kinderen het moeilijk vinden, laat je ze naar bestaande prentenboeken kijken.
Dag 5: De kinderen maken de laatste bladzijde(n) van het verhaal, waarin het probleem opgelost wordt. Laat ze ook nu weer kijken naar bestaande prentenboeken. Laat de kinderen controleren of de teksten kloppen en of alle
afbeeldingen in de goede volgorde liggen. Laat ze het verhaal eens van begin tot eind hardop te lezen, om te controleren of het goed klinkt.
Dag 6: Het boek krijgt een kaft met een titel en een titelblad waarop de naam van de kinderen staan die aan het boek gewerkt hebben.
Dag 7: De kinderen mogen hun prentenboek presenteren. Je kunt de zelfgemaakte boeken daarna ook in je leeshoek leggen of laten rouleren.
Het is ook bijzonder leerzaam om met kinderen een boek over de herfst te maken waarin ze zelf de hoofdrol spelen. Laat de kinderen nadenken over een interessant onderwerp. Voor kleuters is het handig om beeldmateriaal als uitgangspunt te nemen. Laat de kinderen foto’s of kopieën meenemen naar school. Ze bepalen eerst de volgorde van het verhaal dat ze willen vertellen. Welke foto komt aan het begin van het boek en welke als laatste? De foto’s kunnen leidend zijn voor het verhaal dat ze willen vertellen. Laat de kinderen beschrijven wat ze op de foto’s zien en schrijf de tekst erbij. Eventueel kunnen er nog tekeningen bij gemaakt worden. Als laatste maken de kinderen de kaft. Deze moet in één oogopslag laten zien dat het boek over dat ene kind gaat. Als alle boeken klaar zijn, kan er een boekpresentatie zijn. Plan twee keer per dag kort een moment waarop de kinderen hun boek aan de rest van de groep presenteren. Op die manier kunnen ze de keuzes die ze gemaakt hebben verantwoorden. Daarnaast kunnen de kinderen met hun boek ook anderen inspireren. Laat het een boek worden waar ze echt trots op zijn.
Een speurtocht
Organiseer een speurtocht in of rondom de school.
Enkele variaties:
Een aantal leerkrachten/volwassenen verkleden zich als bosdier en lopen in en om de school heen. De kinderen zoeken de bosdieren op. Het gevonden dier geeft ze vervolgens een letter of een deel van een plaatje. Nadat alle bosdieren gevonden zijn, wordt de naam of het plaatje in elkaar gepuzzeld.
In de klas, school of rondom de school hangen overal afbeeldingen van blaadjes, nootjes, bosdieren, kabouters, paddenstoelen etc... De kinderen zoeken deze. Bij ieder plaatje vinden ze bijvoorbeeld een stukje van een puzzelplaatje.
De kinderen volgen een spoor van nootjes of pootafdrukken van een bosdier. Onderweg moeten zij allerlei opdrachten uitvoeren. Aan het eind wacht een bosdier (een volwassene die verkleed is en klaar zit) met een mooi prentenboek over de herfst om voor te lezen.
Maak een geluidenspeurtocht door de klas of school met geluiden, die passen bij afbeeldingen of voorwerpen, die de kinderen onderweg tegenkomen. De kinderen volgen de route door naar de audiofragmenten te luisteren.
De wintervoorraad van eekhoorn Pluim is kwijt. De kinderen moeten een speurtocht doorlopen, die hen naar de vindplaats leidt. Schrijf in een brief dat de kinderen de wintervoorraad moeten gaan zoeken. Laat aanwijzingen achterin de brief. Als ze die opvolgen dan zullen ze de wintervoorraad kunnen vinden. Print op gekleurd papier de cijfers 1 tot en met 10 uit. Stop de cijfers in insteekhoesjes. Maak ook een foto van de vindplaats en print de foto uit en knip deze in tien stukken. Stop in ieder hoesje een stuk van de foto. Laat de kinderen in de klas of door de school op zoek gaan naar de cijfers. Zodra ze allemaal zijn gevonden maakt de groep de puzzel om de vindplaats te achterhalen.
Geef de kinderen (of per groepje) een ‘afstreepblad’, met allerlei figuurtjes erop. Verspreid door de school hangen kaarten, met daarop een van die figuurtjes (bijvoorbeeld bosdieren, kabouters, paddenstoelen, nootjes enz). Dat figuurtje is omcirkeld. En dat betekent, dat de kinderen dit figuurtje op hun ‘afstreepblad’ moeten afstrepen. Bovendien staat er op die kaart: een afbeelding van de actuele locatie (dus waar de kinderen nu zijn; bijvoorbeeld: het klimrek) en een pijl, met daarachter een afbeelding van de plaats, waar de volgende kaart zich bevindt (dus waar de kinderen vervolgens naartoe moeten; bijvoorbeeld: de huishoek). Op iedere plek moeten de kinderen een opdracht uitvoeren. Als de kinderen alle gevonden figuurtjes op hun ‘afstreepblad’ hebben doorgestreept, houden ze één figuurtje over. De vraag is dan natuurlijk of ze het juiste figuurtje hebben overgehouden! Uiteraard begint elk groepje bij een andere kaart. Als kinderen bij hun beginkaart terug zijn, dan weten ze, dat ze kunnen stoppen met zoeken. Laat de kinderen in kleine groepjes, onder begeleiding van bijvoorbeeld een kind uit de bovenbouw of een ouder, de zoektocht maken.
Een gast
Nodig eens een gast uit, die de kinderen meer kan vertellen over dit thema.
Laat de kinderen van tevoren leervragen bedenken.
Denk bij dit thema eens aan:
Een boswachter
Misschien werkt een ouder uit je groep wel als boswachter of kennen ze iemand?
Bedenk samen met de kinderen vragen, zoals:
Hoe word je een boswachter?
Wilde u altijd al boswachter worden?
Wat is er leuk aan?
Wat is er niet zo leuk aan?
Waar moet je goed in zijn ?
Wat doe je allemaal als boswachter?
Een uitstapje
Maak eens een uitstapje. De kinderen kunnen het thema dan al direct van dichtbij beleven en ervaren en er later verder over praten.
Onmisbaar in dit thema is natuurlijk een uitstap naar buiten: een boswandeling of gewoon rondom de school.
Om de omgeving nog gerichter waar te nemen geef je de kinderen een tas en een zoekblad mee en laat ze naar allerlei herfstdingen zoeken.
Of geef de kinderen een zintuigenblad mee en laat ze het bos op die manier met al hun zintuigen onderzoeken.
Je kunt ook cirkels in het zand tekenen met een stok en kinderen er mandala's van natuurlijke materialen in laten maken
Speel jeu de boules met dennenappels.
Speel bomentikkertje; de tikker staat in het midden, de andere kinderen bij een boom. Op een teken veranderen ze van boom. Wie geen boom aanraakt mag getikt worden.
Wandel door plekken met droge bladeren. Wat hoor je dan?
Til eens een vochtige bladermassa op en bekijk en ruik aan de onderkant.
Sta eens stil bij holle bomen of bomen met holletjes tussen de wortels. Wie zouden daar wonen?
Bekijk de stam en de bladeren van de bomen met een vergrootglas.
Bekijk de vruchten onder de bomen. Uit welke boom zijn ze gevallen?
De kinderen gaan met een insectenpotje en een vergrootglas op zoek naar kleine beestjes. Print een bingokaart waarop allerlei kleine kriebelbeestjes staan en waarop de kinderen de gevonden kriebelbeestjes kunnen afstrepen.
Als het vochtig of mistig is zie je de spinnenwebben goed. Als het droog is kan een plantenspuit helpen.
Een natuurbingo: Zet een route uit en maak bingokaarten of eierdozen met afbeeldingen. Maak meerdere bingokaarten met voorwerpen, dieren of planten die in het bos of rondom de school te vinden zijn. Zorg ervoor dat de kaarten niet hetzelfde zijn. Elke groep gaat met een kaart op pad en loopt dezelfde route. Welke groep vinkt het meeste af van de kaart? Het bingospel met de eierdozen is ook prima te combineren met het verzamelen van spullen uit de natuur. Op de eierdoos plak je plaatjes van de voorwerpen die de kinderen moeten zoeken. Elke groep probeert om het eierdoosje hiermee gevuld te krijgen. Denk hierbij aan items als een kastanje, dennenappel, houtschors, boomblad, enzovoort.
Bekijk na afloop de herfstspullen, die de kinderen onderweg hebben gevonden. Benoem hoe alles heet. Van welke spullen zijn er veel/weinig?
Een kabouter pad
Een kabouter pad is een ontdek pad in een natuurlijke, waarbij kabouters de weg wijzen en leerlingen vertellen over de bijzonderheden die daar te beleven zijn. Het is een werkvorm waarbij leerlingen in groepjes onder begeleiding met opdrachten de omgeving verkennen.
Er zijn door het hele land kant en klare kabouter paden, maar je kunt er ook zelf eentje in de omgeving van school of in het bos een kabouter pad uitzetten. Maak in dat geval kabouters met opdrachten en bevestig ze aan een boom of op houten paaltjes. Je kunt ook houten kabouters maken, bijvoorbeeld van een stukje boomstam en deze onderweg 'verstoppen'.
In plaats van kabouters onderweg kun je de kinderen ook een zoekkaart meegeven en ze vragen om te zoeken naar alle dingen die op hun kaart staan. Dat kunnen bijvoorbeeld allerlei soorten/kleuren paddenstoelen zijn of allerlei andere dingen die je in de omgeving ziet. Verdeel de kinderen in groepjes en vraag ouders om de groepjes te begeleiden.
Extra leuk: Vraag de kinderen om verkleed te komen als kabouter of zorg zelf voor kaboutermutsen. Begin bijvoorbeeld met een gezamenlijk verhaal over een kabouter en een kort gesprek over kabouters. Wat zijn kabouters? Waar wonen ze? enz.
Vervolgens leg je de bedoeling van het kabouter pad uit aan de kinderen.
Bij elke kabouter die ze tegenkomen is een opdracht of spel te doen. Download hier!
Een leergesprek
Bij het opstarten van een thema is het belangrijk dat de voorkennis wordt geactiveerd.
Deze kan bijvoorbeeld geactiveerd worden door een leergesprek.
Inventariseer wat de kinderen al weten en nog willen leren over de Herfst.
Daarna kan er een woordveld worden gemaakt of kunnen de weetjes op stroken worden genoteerd en opgehangen bij: wat weten we al?
Dit woordveld wordt gedurende het thema verder aangevuld . Als dit met een andere kleur gebeurt kunnen de kinderen hun eigen proces ook zien.
Stel vervolgens samen met de kinderen leervragen op. Ga in op wat ze zich afvragen.
Noteer deze vragen op (stroken op) de vragenwand: Wat willen we nog leren?
Vertel dat jullie gedurende het thema zoveel mogelijk van die vragen gaan proberen te beantwoorden. Laat de vragen zoveel mogelijk uit de kinderen komen en stimuleer ze met startvragen zoals:
Waarom...?
Hoe...?
Welke...?
Wanneer....?
Wat als...?
Waar...?
Hoe kun je...?
Als....dan....?
Bespreek hoe we de antwoorden op deze vragen zouden kunnen vinden?
Deel ze eventueel daar op in:
Wat kun je opzoeken in een boek of op internet?
Wat kun je navragen bij een ouder of deskundige?
Wat kun je zelf gaan onderzoeken?
Waar kun je iets voor ontwerpen?
Maak ook een opzoekhoek bij de vragenmuur. Zet daar bijv. boeken over de Herfst en tablets, waarop de kinderen bijv. video's kunnen kijken.
Naarmate de kinderen meer over .de Herfst leren, kunnen ze deze vragen vervangen door de feiten. Verplaats deze stroken dan naar: "Dit zijn we te weten gekomen".
Een praatplaat
Je kunt ook een leergesprek voeren aan de hand van een praatplaat over de herfst.
Laat de kinderen vertellen wat zij daarop zien. Stel ook vragen, zoals: waar zie je...?
Wat doet... ? Hoeveel... zijn er? enz.
Als afsluiting kun je een leuk spelletje doen, zoals "Ik zie, ik zie wat jij niet ziet" of raadsels bedenken over dingen op de praatplaat.
Een quiz
Organiseer een quiz over de herfst. Wat weten ze al of nog van het onderwerp af?
Verzamel boeken bij het thema de herfst (bij voorkeur die in de klas voorgelezen zijn). Leg de boeken in de kring. Verdeel de kinderen in groepjes en geef elk groepje een teldopje. Speel een boekenquiz, waarbij de kinderen antwoord op een vraag geven door een dopje op een van de boeken te leggen. Suggesties voor kijkopdrachten: een gekopieerde afbeelding uit een van de boeken, een voorwerp dat in een boek voorkomt, een voorwerp dat bij een boek past. Suggesties voor vragen: een vraag over een van de verhalen of enkele kernwoorden uit een boek. De groepjes overleggen over het juiste antwoord en leggen hun dopje op het boek van hun keuze. De groepjes die goed geantwoord hebben, verdienen een snoephartje. Het groepje dat het eerst vijf snoephartjes verzameld heeft, wint de quiz.
Een feest
Sluit het thema eens feestelijk af met een natuurfeest.
Zorg voor versiering, zoals blaadjesslingers
Maak een uitnodiging
Zorg voor herfstliedjes
Houd een playbackshow op herfstliedjes
Houd een stoelendans op herfstliedjes
Laat de kinderen verkleed als een bosdier naar school komen.
Organiseer een bosdieren-photoshoot.
Organiseer een modeshow. Laat de kinderen verkleed over een rij van tafels of een rode loper hun verkleedkleding showen. Speel zelf de omroeper of laat een kind vertellen over de outfits van je klas.
Ga sjoelen. Je kunt het gewone sjoelen omtoveren in Herfst sjoelen door iedere sjoelsteen te versieren met een Herfstplaatje of deze op de puntentelling te plakken.
Speel spelletjes met nootjes
Speel "Ezeltje prikje" in de variant: "Eekhoorn prikje" met een afbeelding van een eekhoorn en een losse staart. Die mogen de kinderen er met een blinddoek om op gaan prikken. Maak de staart uit van papier en plak er klittenband op. Vervolgens mogen de kinderen proberen de staart op de juiste plek op het bord te plakken.
Organiseer een voorstelling voor de ouders: De kinderen mogen een herfstdansje laten zien, een toneelstukje doen of een liedje over de herfst laten horen.
Speel bingo, maar in plaats van getallen staan er plaatjes van de Herfst op de bingokaart. Je kunt deze heel simpel zelf maken. Zoek naar 30 leuke plaatjes en verwerk 15 plaatjes in meerdere bingokaarten. Zet alle plaatjes op een andere plek en op de ene kaart staan weer een paar andere plaatjes dan op de andere. Zo voorkom je dat je hele klas tegelijk bingo heeft. Doe de 30 bijbehorende plaatjes in een zakje en trek steeds een plaatje. Een kant-en-klare bingo over de herfst vind je in deze download.
Koken/bakken
Laat de kinderen iets bakken of koken.
Denk bij dit thema eens aan:
Appelmoes: Maak hier een talige activiteit van door veel vragen te stellen, zoals: wat hebben we nodig om appelmoes te maken? Wat hebben we nodig om de appels te schillen? Hoe noem je dat wat aan de binnenkant in de appel zit? Eten we dat op? Wat gebeurt er met de pitjes van de appel als je ze in de grond stopt?
Champignons
Een tentoonstelling
Organiseer een tentoonstelling, waar de kinderen hun zelfgemaakte werkstukken kunnen presenteren. Maak samen met de kinderen een planning:
Wat moet er van tevoren gebeuren?
Wat hebben we nodig? Er kunnen bijvoorbeeld uitnodigingen, affiches, naambordjes en wegwijzers worden gemaakt. Wat kunnen we allemaal laten zien en aan wie?
Er kunnen bijvoorbeeld foto's, knutselwerken, muurkranten, toneelstukjes, optredens en PowerPoint presentaties worden getoond.
Laat de kinderen meehelpen met het uitstallen van de werkstukken en het rondleiden van de gasten. Oefen dit van tevoren in de kring.
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog leuke suggesties?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!
.
.
Комментарии