site-verification=8adc2fc3d443365f5c3bc1b5d2d80d29
top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverJuf Angelique

Kleuters met hechtingsproblemen

Bijgewerkt op: 11 feb.

Hechting is het aangaan van een speciale relatie met de persoon die het kind meestal verzorgt. De hechting is nodig om te ontwikkelen tot een emotioneel gezonde volwassene. Want de hechtingsrelatie dient als model voor de relaties die het kind in zijn verdere leven aangaat. In deze blog vertel ik je er meer over.



Hechting


Hechting is een wederkerige en diepgaande, emotionele en fysieke relatie tussen een kind en zijn/haar ouder(s)/verzorger(s).


Elk kind heeft van baby af aan volwassenen nodig, om te kunnen opgroeien.

De ouders voorzien hem in zijn/haar meest basale levensbehoeften, zoals eten en veiligheid.

Als een baby iets nodig heeft, laat hij/zij dit merken door te gaan huilen.

De ouders zijn gevoelig voor dit signaal. Ze herkennen uit de vele soorten ‘huiltjes’ van hun baby wat hij/zij precies nodig heeft en gaan voor hem/haar zorgen.

Doordat een kind op jonge leeftijd al merkt, dat zijn/haar ouders reageren op zijn/haar signalen, leert het erop te vertrouwen, dat die ouders voor hem/haar zullen zorgen.

Dit is het begin van een veilige hechting.


Als een kind iets ouder is, gaat het langzaam de wereld om hem/haar heen ontdekken.

Het doet zo nieuwe ervaringen op en leert hiervan. Ook hierbij spelen de ouders een rol: wanneer een kind zijn/haar omgeving verkent, weet het, dat zijn/haar ouders op de achtergrond een veilige basis zijn. Als er iets misgaat of als het kind bang wordt, kan het altijd naar hen terugkeren. Zijn ouders zullen hem/haar dan geruststellen en helpen.

 

Een veilige hechting


De hechtingsrelatie ontwikkelt in een telkens herhalend patroon, de zogenaamde Circle of Security. Bij een veilige hechting bestaat deze cirkel uit vier fasen:

  • Het kind gaat op ontdekking uit.

  • Het kind wordt ergens door verontrust, dit geeft een beetje spanning en stress.

  • Het kind gaat naar de ouder/verzorger toe voor hulp en troost.

  • De ouder/verzorger stelt het kind gerust.

Het kind is snel gerustgesteld en voelt zich weer veilig genoeg om verder te gaan met ontdekken. Dan begint de cirkel opnieuw.


Een kind dat veilig gehecht is:

  • Zoekt de nabijheid van de opvoeder.

  • Voelt zich vrij om nieuwe dingen te onderzoeken en te leren. Het kind heeft er namelijk vertrouwen in dat de opvoeder beschikbaar is.

  • Is vrolijk en spontaan in het aangaan van vriendschappen

  • Kan omgaan met teleurstelling (veerkracht)

  • Heeft innerlijke rust

  • Heeft meer zelfvertrouwen dan onveilig gehechte kinderen en voelen dat ze de moeite waard zijn

  • Laat een goede balans zien tussen exploreren van hun omgeving en steun zoeken bij de volwassenen

  • Vertrouwt erop, dat zijn/haar ouders voor hem/haar zullen zorgen en er voor hem/haar zullen zijn, als het hen nodig heeft

  • Kan zich ook aan andere mensen hechten, zoals een oma, een opa, een leidster op een kinderdagverblijf of een leerkracht op school. Zo ontwikkelt het kind een basisvertrouwen in zijn omgeving.


Een veilige gehechtheid in de eerste kinderjaren is van wezenlijk belang voor een goede sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling.

Bij een goede hechting ontwikkelt het kind basisvertrouwen en basisveiligheid.

Een veilige hechting:

  • Draagt bij aan een positief zelfbeeld

  • Zorgt voor een betere ontwikkeling van het inzicht in de eigen gevoelens én in die van anderen. Dit is op de lange termijn belangrijk bij het aangaan van sociale (vriendschappelijke en liefdes-)relaties

  • Is van belang voor de manier waarop een kind leert om te gaan met zijn impulsen en met gebeurtenissen, die angst en spanning opleveren

  • Heeft invloed op de ontwikkelingsvaardigheden, om logisch te kunnen redeneren.

 

Een onveilige hechting


Hoewel de meeste kinderen zich al jong veilig leren hechten, is dit bij sommige kinderen niet mogelijk. Bij een onveilige hechting gaat er iets mis in de Circle of Security.


Bij hechtingsproblematiek vanuit een onveilige hechting laten kinderen bepaald gedrag zien vanuit een gemis aan basisveiligheid: ze hebben onvoldoende ervaren, dat je op volwassenen terug kunt vallen, als je hulp nodig hebt en dat volwassenen je begrenzen om je te beschermen. Wanneer kinderen dit gedrag laten zien, geven ze dus eigenlijk een signaal af: ze zijn ergens bang voor, onzeker over of voelen zich niet veilig en op hun gemak en met deze gedragingen maskeren ze als het ware wat ze werkelijk voelen.

Voor leerkrachten is het daardoor soms heel moeilijk om te weten wat er in kinderen met hechtingsproblemen omgaat: ze lijken misschien boos of stoer, maar ze zijn bang of verdrietig. Dit maakt het ook lastig om hen goed te helpen.

Een leerkracht kan bijvoorbeeld besluiten, om niet te veel aandacht te besteden aan een kind, dat net op zijn knie is gevallen, omdat het heel stoer reageert en doet alsof er niets aan de hand is. Maar hetzelfde kind kan een moment later heel boos worden op de leerkracht, omdat die hem niet helpt, terwijl het kind pijn heeft. De leerkracht verwacht deze reactie dan niet. Kinderen met hechtingsproblemen kunnen door het maskeren van gevoelens namelijk erg onvoorspelbaar zijn.


Problemen met hechting in het eerste levensjaar worden primaire hechtingsproblematiek genoemd. Er kan echter ook secundaire hechtingsproblematiek ontstaan, bij een complexe scheiding bijvoorbeeld, bij pesten, geen aansluiting vinden bij de lesstof, of bij een ziekenhuisopname van een ouder of het kind zelf.


Kinderen met hechtingsproblemen hebben vaak niet of nauwelijks geleerd om goed met hun gevoelens om te gaan. Hierdoor kunnen ze hun gevoelens op een andere manier uiten dan wij zouden verwachten.

Dit zijn een aantal gedragskenmerken van een onveilige hechting:

  • Geen vertrouwen hebben in zichzelf en anderen. Dit heeft gevolgen voor het aangaan en in stand houden van relaties. Sommige kinderen met hechtingsproblemen gaan zeer oppervlakkige en gemakkelijk inwisselbare contacten aan, andere kinderen vermijden contacten het liefst.

  • Zich terugtrekken en heel stil zijn

  • Situaties vermijden, die spanning opleveren. Deze kinderen doen bijv. niet mee met bepaalde spelletjes of activiteiten en blijven liever in hun eentje op een rustig plekje zitten. Ze verkennen hun omgeving ook minder.

  • Bang en gespannen zijn, zich continu onveilig voelen en een zenuwachtige indruk maken

  • Angstige fantasieën hebben

  • Alles in de gaten te houden

  • Troost of hulp vermijden

  • Druk, onrustig impulsief gedrag en een korte spanningsboog. Deze kinderen zijn vaak meer gericht op de andere kinderen in de groep dan op hun eigen taken.

  • Beweeglijk, moeite met stilzitten

  • Vluchtig in gedrag. Deze kinderen kunnen enthousiast reageren op nieuwe dingen, maar verliezen weer snel hun belangstelling

  • Voortdurend regels en grenzen uitproberen en vaak zijn ze daarbij weinig of niet gevoelig voor straf of beloning

  • Zelfbepalend gedrag

  • Uitdagend gedrag

  • Stoer doen

  • Vaak clownesk doen

  • Zichzelf overschreeuwen

  • Snel boos en/of agressief worden

  • Snel in de aanval gaan. Deze kinderen vinden de aanval vaak de beste verdediging.

  • Zich bij vreemden van een uiterst charmante kant laten zien, waardoor ze mensen makkelijk voor zich weten te winnen

  • Aangepast gedrag

  • Twee gezichten: thuis anders dan op school

  • Erg lichamelijk aanhankelijk

  • Manipuleren binnen relaties

  • Aantrekken en afstoten van andere kinderen

  • Problemen met het aanvaarden van gezag

  • Leerproblemen

  • Beperkt inzicht in oorzaak en gevolg

  • Weinig belangstelling voor leren, de school en de toekomst

  • Wisselende of geringe motivatie

  • Faalangst

  • Gaat niet zuinig om met materiaal

  • Moeite met plannen en tijdsverloop

Welke kenmerken en in welke mate het kind de kenmerken laat zien is afhankelijk van hoe onveilig het kind gehecht is. Niet alle kenmerken hoeven aanwezig te zijn bij een kind met hechtingsproblematiek.


Bepaalde factoren zorgen voor een verhoogd risico op onveilige hechting.

Dit zijn onder andere:

  • Adoptie-/pleegkinderen.

  • Kinderen met lichamelijke gebreken of stoornissen.

  • Huilbaby’s of temperamentvolle kinderen.

  • Ongewenste kinderen, baby’s die prematuur geboren zijn en/of een lange ziekenhuisopname achter de rug hebben.

  • Kinderen die wisselende opvoeders hebben.

  • Kinderen uit gebroken gezinnen.

  • Kinderen waarvan één of beide ouders (onverwacht) overleden zijn. Zeker wanneer het overlijden op héél jonge leeftijd plaatsvindt, kan dat grote invloed hebben op de veilige hechting.

  • Ouders die zelf niet goed gehecht zijn.

  • Ouders die zelf verwaarloosd of mishandeld zijn.

  • Ouders die psychische problemen of trauma’s hebben.

  • Ouders die lijden onder onverwerkt verdriet of overlijden.

  • Moeders die een moeilijke zwangerschap hebben gehad.

  • Tienermouders.

  • Armoede.

  • Een slechte woonomgeving.

  • Migratie.

  • Moeten vluchten uit het moederland.


Er zijn drie vormen van onveilige hechting:


Onveilig vermijdend gehecht:

Een kind dat onveilig vermijdend gehecht is, heeft geen vertrouwen in de beschikbaarheid van de opvoeder. Het kind vermijdt contact en reageert nauwelijks als de opvoeder terugkomt na afwezigheid. Het kind blijft dan bijvoorbeeld op zijn speelgoed gericht.

Het kind heeft vaak plezierig contact met vreemden. Dit is een valkuil bij de signalering, want het lijkt allemaal wel mee te vallen. Een onveilig vermijdend gehecht kind onderdrukt angst en gedraagt zich quasi zelfstandig. Deze vorm van hechting kan ontstaan als een kind vaak afgewezen of verwaarloosd wordt of veel verschillende opvoeders heeft.

Ook zijn de ouders van deze kinderen over het algemeen niet sensitief.


Onveilig afwerend gehecht:

Een kind dat onveilig afwerend gehecht is, is onzeker over de beschikbaarheid van de opvoeder. Het kind zoekt op een ‘zielige’, soms claimende manier contact.

Dit kan boos of huilend zijn. Het kind is afwerend en zoekt tegelijk contact.

Een onveilig afwerend gehecht kind heeft doorgaans weinig exploratiedrang.

Deze vorm van hechting kan onder andere ontstaan als het kind aandacht niet op het goede moment of niet in de juiste mate krijgt.

De ouders van deze kinderen zijn vaak onberekenbaar.


Gedesorganiseerd gehecht:

Een kind dat gedesorganiseerd gehecht is, laat tegenstrijdig gedrag zien: chaotisch, angstig, bizar. Voor het kind is de opvoeder een bron van angst, maar tegelijk de beschermer.

Het kind gaat op een wisselende manier met afscheid nemen om, het kan dan ineens verstillen of bang worden. Het gedrag is onberekenbaar. Bijvoorbeeld: het kind kruipt naar de opvoeder en dan ineens bedenkt het zich. Deze vorm van hechting kan ontstaan door onder andere verwaarlozing, mishandeling, misbruik en/of dreigementen of dat de ouder het kind niet kan beschermen tegen geweld in het gezin.


Hechtingsproblemen hebben een negatief effect op de totale ontwikkeling van een kind ontwikkeling.


Veel kinderen, die zich door ongunstige omstandigheden niet veilig leren hechten, leren dit later overigens alsnog. In enkele gevallen, bijvoorbeeld wanneer de omstandigheden zich lange tijd voordoen, is het voor kinderen niet zo gemakkelijk, om op volwassenen te leren vertrouwen. Ze ontwikkelen dan hechtingsproblemen, die later in de kindertijd nog steeds zichtbaar zijn in het gedrag. Het is belangrijk, dat deze kinderen dan worden gestimuleerd, om zich alsnog veilig te leren hechten.

Hiervoor hebben ze behandeling buiten de school nodig. Dit kan een individuele behandeling zijn, maar vaak gaat het daarnaast ook om begeleiding van de ouders.

 

Hechtingsstoornis


Tussen hechtingsproblematiek en hechtingstoornis zit overigens wel een groot verschil.

Niet elk kind dat onveilig gehecht is, heeft gelijk een hechtingsstoornis.

Ongeveer 25 tot 30% van de Nederlandse bevolking last van hechtingsproblematiek. Slechts 1% heeft last van een hechtingstoornis. Dit betekent dat ongeveer één op de vier kinderen in de klas in meer of mindere mate hechtingsproblematiek heeft.


Een hechtingsstoornis ontstaat in de eerste vijf levensjaren en houdt in dat er voor het kind vanaf de geboorte niet een duidelijk aanwijsbaar hechtingsfiguur is op wie het zich richt.

Bij een kind met een hechtingsstoornis was er helemaal geen sprake van een hechtingsrelatie, waardoor kinderen ook niet de kans hebben gekregen deze aan te gaan. Deze kinderen zijn helemaal niet gehecht en dat leidt tot ernstig probleemgedrag.

Kinderen met een hechtingsstoornis laten de kenmerken van kinderen met hechtingsproblemen in het extreme zien. Deze kinderen zijn vaak niet te behandelen en bij hen zijn de problemen vaak onomkeerbaar. De stoornis zit bij hen diep verankerd.


Dit in tegenstelling tot kinderen met hechtingsproblematiek, die vaak nog wel te behandelen zijn en die vaak wel een periode hebben gehad waarin ze zich hebben kunnen hechten aan een volwassene.


Kinderen met een hechtingsstoornis worden ook wel verdeeld in twee types: geremd en ongeremd.


Kenmerken van het geremde type:

  • Is overdreven waakzaam.

  • Reageert afwijzend op sociaal contact.

  • Is teruggetrokken en lusteloos.

  • Is apathisch, onzeker en huilt niet.

  • Speelt mee zonder plezier.

Dit type hechtingsstoornis lijkt op ASS. Daarom moet ASS eerst uitgesloten zijn voordat een kind getest wordt op een hechtingsstoornis.


Kenmerken van het ontremde type:

  • Zoekt veel contact, is een allemansvriend.

  • Is niet in staat om relaties in stand te houden.

  • Laat grensoverschrijdend gedrag zien.

  • Is snel gefrustreerd.

  • Laat zich niet troosten.

  • Leert weinig uit ervaringen.

  • Is egocentrisch, er is weinig wederkerigheid.

  • Is druk, impulsief en ongeconcentreerd.

Dit type hechtingsstoornis lijkt op ADHD. Daarom moet ADHD eerst uitgesloten zijn voordat een kind getest wordt op een hechtingsstoornis.

 

Hechtingsproblematiek en zelfvertrouwen


Behalve een gebrek aan vertrouwen in anderen hebben kinderen met hechtingsproblemen vaak ook weinig vertrouwen in zichzelf. Ze hebben een laag zelfbeeld, weinig eigenwaarde of voelen zich vaak waardeloos. Wanneer ze worden aangesproken op hun gedrag, vatten ze dit vaak erg persoonlijk op. Ze voelen zich bijvoorbeeld direct afgewezen, als ze een waarschuwing of straf krijgen. Hierdoor wordt het gevoel waardeloos te zijn nog groter.


Het gebrek aan zelfvertrouwen heeft ook invloed op de motivatie.

Sommige kinderen met hechtingsproblemen voelen zich zo waardeloos, dat ze nauwelijks vertrouwen hebben in hun toekomst. Hierdoor zijn ze ook niet gemotiveerd om hun best te doen op school: het heeft immers toch geen zin.


Andere kinderen met hechtingsproblemen lijken juist erg faalangstig, door hun gebrek aan zelfvertrouwen. Zij leggen de lat erg hoog voor zichzelf. Ze willen alles direct perfect doen en durven geen fouten te maken, uit angst om daardoor afgewezen te worden.

 

Hechtingsproblematiek en werkhouding


Het onveilige gevoel zorgt ervoor, dat kinderen met hechtingsproblemen hun omgeving vaak in de gaten willen houden. Tijdens het werken kijken ze bijvoorbeeld constant om zich heen. Ze richten hun aandacht hierdoor nauwelijks op het werk. Het werk is dan ook vaak niet af, wordt afgeraffeld of slordig gemaakt. Doordat de kinderen hun omgeving nauwlettend in de gaten houden, merken ze alles op.

Ze reageren vaak op alles wat ze zien en lijken zich met veel dingen te bemoeien, waardoor de concentratie op het werk minimaal is en ze bij taken vaak falen.

 

Het contact met de leerkracht


Wanneer het kind zich veilig gehecht heeft, dat wil zeggen dat het kind het hechtingsproces in de thuissituatie goed doorlopen heeft en zelfvertrouwen ontwikkeld heeft, zal het zich in nieuwe situaties sneller hechten aan nieuwe hechtingspersonen. Zulke nieuwe situaties zijn bv. het kinderdagverblijf, de peuterspeelzaal en de basisschool.

Veilig gehechte kinderen zullen meestal weinig problemen geven in de klas.

Zij zijn opgegroeid met gezag, begrip, warmte en sensitiviteit.

Met hen kun je makkelijk een vertrouwensband opbouwen.


Minder veilig of echt onveilig gehechte kinderen geven zich niet zomaar.

Zij hebben meestal negatieve ervaringen met volwassenen.

Aan een vertrouwensrelatie met deze kinderen zal harder gewerkt moeten worden.

Voor een leerkracht is het moeilijk om met een leerling met een hechtingsstoornis om te gaan. Je wilt graag een band opbouwen met de leerling, maar met deze leerlingen moet je dat, als leerkracht, juist niet doen.

Bij kinderen met hechtingsproblemen kan dat wel, maar wees hierin voorzichtig.

Kinderen met hechtingsproblemen willen van je weten wie je bent.

‘Ben je consequent? Geef je om mij?

Kan ik op je rekenen?’ Op deze onbewuste vragen willen ze antwoord.

Ze zoeken naar antwoorden door signalen af te geven.

Hoe reageer jij op agressief gedrag, pestgedrag, vernielzucht, teruggetrokkenheid en/of apathie? In welke mate ze dit gedrag laten zien, hangt af van hoe onveilig gehecht ze zijn.


Een kind met hechtingsproblemen kan toenadering namelijk snel als bedreigend ervaren en je daardoor afwijzen. Wees hartelijk, maar neutraal. Vriendelijk, maar zakelijk. Zie het gedrag als een overlevingsstrategie. Benoem naar het kind dat je hem accepteert zoals hij is en bevestig dat hij er mag zijn. Dit kan door letterlijk te benoemen wat hij doet, voelt, denkt of wil. Besef hierbij dat een kind met een hechtingsstoornis emotioneel en relationeel aangesproken moet worden op 1/3 van zijn leeftijd.


Hoewel een kind, als hij/zij voor het eerst naar school komt, het primaire hechtingsproces dan al doorlopen heeft, zal het in iedere nieuwe situatie opnieuw door alle fases van het hechtingsproces heen moeten. De situatie is vreemd en het kind zal in eerste instantie terugvallen op de persoon of personen aan wie hij al gehecht is, vrijwel altijd de ouders.


Een kind dat voor het eerst naar de basisschool gaat, begrijpt al veel meer dan een pasgeboren baby. Ook dat heeft natuurlijk invloed op de snelheid waarmee een kind zich hecht, maar ook het karakter van het kind zelf speelt hierbij uiteraard een rol.

Een verlegen, teruggetrokken kind zal er langer over doen dan een kind dat uit zichzelf makkelijk contacten maakt. Wanneer een kind in zijn eerste levensjaren een tijdje gescheiden is geweest van zijn vaste verzorger(s), bv. door een ziekenhuisopname, heeft dat ook invloed op de snelheid waarmee het zich aan nieuwe personen hecht.

Kinderen met hechtingsproblemen durven zich vaak niet aan volwassenen over te leveren, omdat ze niet geleerd hebben hoe je volwassenen moet vertrouwen.

 

Hechtingsproblematiek en sociale contacten


Al snel zal een vierjarige zijn eigen leerkracht gaan herkennen en zal de leerkracht zien welke behoeften het kind heeft. Er kan dan een wisselwerking ontstaan, waarbij het gedrag van beiden voorspelbaar en betrouwbaar wordt. Vervolgens zal het kind zich ook weer los gaan maken van de leerkracht en zelf op onderzoek uitgaan in het klaslokaal, het speelplein en de andere ruimten van de school en daarbij contact maken met andere kinderen.

Ook met andere kinderen kan het een hechtingsrelatie aangaan.

Daarbij zal de eigen leerkracht nog een tijd functioneren als het veilige baken, waar het kind naar kan terugkeren. Uiteraard zal de hechtingsrelatie van het kind met de leerkracht en de andere kinderen minder diepgaand en langdurig zijn dan die met de ouders.

Maar voor zijn ontwikkeling is het essentieel dat het kind de kans krijgt in verschillende situaties een relatie aan te gaan met personen die op dat moment een rol spelen in zijn leven. Zo wordt het in staat gesteld zelfvertrouwen op te bouwen.


Kinderen met hechtingsproblemen:

  • Gaan contacten vaak uit de weg om niet nog méér gekwetst te worden dan ze al zijn.

  • Laten vaak ook ongewenst gedrag zien, waardoor ze van anderen een negatieve reactie krijgen. Ze roepen bijvoorbeeld uitdagende opmerkingen door de klas en krijgen daardoor van de leerkracht een waarschuwing. Of ze treiteren stelselmatig een vriendje, waardoor dat vriendje niet meer met hen wil spelen. Deze kinderen lijken negatieve reacties bij anderen uit te lokken, om daarna te denken: zie je wel, ze mogen me niet! en zoeken op die manier naar een bevestiging van het gevoel waardeloos te zijn. Ze stoten ook af en trekken aan in het contact en zijn hier zeer wispelturig in.

  • Knuffelen soms juist te pas en te onpas, omdat ze niet hebben geleerd wanneer (en bij wie) knuffelen wel of niet acceptabel is.

  • Kunnen in samenspel ook erg bazig zijn. Ze willen graag bepalen wat andere kinderen doen en hoe het spel verloopt. Zo houden ze de controle over de situatie. Dat vinden ze prettig, omdat ze de andere kinderen niet vertrouwen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld ook het heft in eigen handen nemen bij lastige situaties, zoals een ruzie.

  • Vertrouwen er vaak niet op, dat de leerkracht een conflictsituatie zal (helpen) oplossen. Ze geloven bijvoorbeeld niet, dat de leerkracht een ander kind zal straffen en daarom straffen ze het andere kind zelf, door het bijv. een schop te geven.

Bespreek met ouders de mogelijkheden om eventueel professionele hulp in te schakelen, wanneer er geen verbetering zichtbaar is en het kind zich niet veilig gaat voelen op school.

 

Tips voor de begeleiding


Het is altijd belangrijk wanneer kinderen voor het eerst naar school gaan, dat een kind de kans krijgt een nieuw hechtingsproces goed te doorlopen. In de eerste fase op school moet een kind zich vooral welkom voelen bij de dan nog onbekende personen in de nieuwe situatie. De personen en gebeurtenissen om hem heen moeten voorspelbaar zijn.


Is het kind in de periode voordat hij/zij voor het eerst naar school gaat onveilig gehecht? Dan is deze onveilige hechting mogelijk tot het 6e levensjaar te herstellen, door gevoelig, responsief en ontvankelijk te zijn. Na het 6e levensjaar is het moeilijker, want dan is de kans op terugval groot.


Je kunt een kind helpen met de volgende tips:


Een warm welkom!

Laat een kind merken dat het welkom is.


Wees beschikbaar!

Probeer fysieke nabijheid te bieden, door zo veel mogelijk in de klas te blijven. Laat merken dat een kind gezien en gehoord wordt, door verbaal of non-verbaal te reageren op wat het doet of zegt. Hierdoor weet het kind, dat je beschikbaar bent om op terug te vallen, als het hulp nodig heeft. Wees aanwezig in de klas maar kom niet te dichtbij. Ga bijvoorbeeld aan de andere kant van de klas zitten maar wel zo dat je oogcontact kan maken met het kind. Zo weet het kind dat je er bent en dat je hem ziet.


Bouw een vertrouwensband op!

Op school kunnen kinderen leren, dat hun leerkracht een veilige basis voor hen kan zijn. Kinderen kunnen ervaren, dat hun leerkracht aanvoelt wat ze nodig hebben en hen helpt.

Ze kunnen langzaam maar zeker leren, dat ze hun leerkracht kunnen vertrouwen.

Zo doen de kinderen positieve ervaringen op met een volwassene en voelen ze zich veiliger op school. Hoewel een leerkracht een leerling (meestal) maar één jaar inde klas heeft, hoeft hij/zij het opbouwen van een vertrouwensband niet uit de weg te gaan.

Observeer het kind goed om inzicht te krijgen in zijn behoeften en speel op de behoeften van het kind in. Houd bij het aangaan van een vertrouwensband met een leerling wel altijd rekening met jouw professionele rol en grenzen. Houd ouders op de hoogte van het verloop van de schooldag. met ouders af dat zij de leerkracht op de hoogte brengen van eventuele bijzonderheden die zich thuis voordoen. De hechtingsproblemen van een kind kun je helaas niet oplossen, maar als leerkracht kun je er wel aan bijdragen, dat een kind jou vertrouwt. Zo voelt het zich veiliger in de groep en krijgt het een kans, om een positievere ontwikkeling door te maken.


Stel duidelijke regels!

Formuleer regels helder, het liefst in termen van gewenst gedrag. Hiermee ligt de nadruk op het gedrag, dat wordt verwacht. Het geeft ook de grenzen aan.

Herinner een kind regelmatig aan de regels. Bijvoorbeeld in situaties, waarbij je inschat, dat het kind zich ongewenst zal gaan gedragen. Kom regels en afspraken ook altijd na.

Een kind weet hierdoor waar het aan toe is en dat schept vertrouwen.


Bespreek lastige situaties

Help een kind te verwoorden wat het voelt, omdat dit voor hem/haar erg lastig kan zijn. Benoem bijvoorbeeld enkele gevoelens die van toepassing kunnen zijn en laat het kind daarna kiezen welk gevoel op dat moment het best bij hem/haar past.


Reageer neutraal

Kinderen met hechtingsproblematiek gaan graag de strijd aan met volwassenen.

Met grensoverschrijdend gedrag kan een kind met hechtingsproblemen proberen controle te krijgen. Ga hier niet in mee. Probeer emotionele reacties hierop te onderdrukken en een neutrale houding aan te nemen en de juiste afstand te bewaren. Door emotioneel te reageren krijgt een kind namelijk het gevoel, dat het controle over jou heeft.

Corrigeer gedrag!

Wanneer het nodig is om gedrag te corrigeren, doe dit dan zo snel mogelijk, nadat een kind het ongewenste gedrag heeft laten zien. Hierdoor is het voor hem/haar gemakkelijker om de koppeling te maken tussen het gedrag en de correctie. Benoem eerst concreet wat een kind doet of zegt. Reik daarna alternatieven aan voor het ongewenste gedrag. Geef aan dat je het kind wil helpen en dat hij niet alles zelf hoeft op te lossen.


Zie het kind achter het gedrag!

Kinderen met hechtingsproblematiek vragen om volwassenen, die hen begrijpen, die geduld met hen hebben en bij het overschrijden van grenzen wél hun gedrag afkeuren, maar niet hun persoon. Maak dus vooral duidelijk, dat je het ongewenste gedrag afkeurt en niet het kind zelf. Hiermee voorkom je, dat het kind zich als persoon afgewezen voel


Zorg voor positieve ervaringen!

Positieve ervaringen leren een kind, dat het volwassenen kan vertrouwen, terwijl negatieve ervaringen zijn/haar gevoel van wantrouwen bevestigen. Spreek een kind dus vooral aan op wat het kan. Laat het succeservaringen opdoen. Stel haalbare eisen aan het kind en ga, indien gewenst, één niveau onder zijn/haar kunnen zitten. Laat ook merken, dat je het kind waardeert. Geef veel complimenten.

Zorg daarnaast voor voldoende afwisseling tussen inspanning en ontspanning.


Zoek een geschikte plek!

De plek in de klas is belangrijk voor deze kinderen. Ze moeten een plekje krijgen in de nabijheid van de leerkracht. En hun plek in de groep moet dusdanig worden gekozen, dat ze overzicht hebben over de groep. Probeer dus een plek te vinden, waar niet te veel afleiding is, maar waar een kind wel voldoende overzicht over de groep heeft. Overleg ook met het kind zelf wat het prettig vindt.


Zorg voor voorspelbaarheid

Kinderen met hechtingsproblemen hebben behoefte aan een leerkracht, die hen veiligheid biedt. Door de leeromgeving van deze kinderen te structureren, wordt die veiligheid geboden. Dit kan bijvoorbeeld door duidelijke grenzen te stellen en hier niet van af te wijken. Bespreek met ouder(s) ook een vast afscheidsritueel.

Zorg voor vaste plekken waar bepaalde activiteiten plaatsvinden en voor een vast visueel dagritme. Bereid het kind voor op nieuwe situaties.

Wees voorspelbaar in je handelen en in de dagplanning.


Geef positieve feedback!

Laat merken dat je het kind ziet en waardeert door positieve feedback te geven.

 

Op zoek naar meer?


Boekentips:






















Kijk dan eens op mijn Pinterest

Heb je zelf nog aanvullingen of suggesties? Laat dan een reactie achter!

 

Bronnen


Kind en gezin. (Jaartal onbekend). Fases in de hechting.

Geraadpleegd op 13 mei 2022.


Anniek Kloppenburg. Klasvanjuflinda.nl. (2017). Hechtingsproblematiek of hechtingsstoornis?

Geraadpleegd op 13 mei 2022.


Ouders van nu. (Jaartal onbekend). Hechtingsstijlen: Veilig of onveilig gehecht kind?

Geraadpleegd op 13 mei 2022.


Gedragsproblemen in de klas. (2023). Hechting en hechtingsproblemen.

Geraadpleegd op 21 oktober 2023.


Arja Kerpel. Wij-leren.nl. (2021). Hechtingsstoornissen.

Geraadpleegd op 13 mei 2022.


.



.

1.046 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page