site-verification=8adc2fc3d443365f5c3bc1b5d2d80d29
top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverJuf Angelique

Rekenactiviteiten **

Bijgewerkt op: 22 jun.

In deze blog geef ik je suggesties voor rekenactiviteiten met kleuters.



Tellen met je lijf


In de war

Benodigdheden:

- Een handpop

De handpop start met tellen, maar dat gaat niet helemaal goed!

Hij haalt getallen door elkaar, slaat getallen over enzovoorts.

De kinderen zullen hierop reageren. Vraag ze jou te helpen.

Tel een stuk en laat de kinderen verder tellen.

Tel en sla een getal over. Vraag welk getal je overgeslagen hebt.


Sluimerende seconden

Benodigdheden:

- Geen

Alle kinderen gaan op de grond liggen. Ze sluiten hun ogen.

Op het moment dat ze denken dat er twintig tellen voorbij zijn steken ze hun hand op.


Springen

Benodigdheden:

-Een handpop

De handpop houdt van springen, dat doet hij de hele dag! Vandaag gaan we zijn sprongen eens tellen. Hij springt door de kring. De kinderen tellen hardop mee. Tel tot 10, tel tot 20.

Kan de handpop ook achteruit springen? Hij springt terug de kring door, van 10 naar 0 of van 20 naar 0. Nu wil de handpop naar een bepaald kind toe springen. In hoeveel sprongen zou hij bij dat kind zijn? Wat denkt de klas? We gaan eens tellen hoeveel sprongen de handpop nodig heeft. Hebben we het goed geraden? Nu springt de handpop weer terug naar de stoel van de juf/ meester. Hij springt achteruit en wij tellen achteruit terug.

Als dat goed lukt, wil de handpop wel eens verder springen. Hij springt naar het eerste kind (bijv. 6 spongen) en daarna springt hij door naar het volgende kind. We oefenen het verder tellen vanaf een bepaald getal (in dit geval vanaf 6). Spelletje ter afsluiting: de handpop springt door de kring, máár, de kinderen mogen nu niet hardop meetellen.

Ze tellen de sprongen in hun hoofd. Als de handpop stopt met springen, mogen de kinderen raden hoeveel sprongen hij gemaakt heeft.


Sprongenspel

Benodigdheden:

- Geen

De kinderen zitten in de kring. Jij begint en springt door de kring. Je telt hardop 1, 2, 3, 4. Dan tik je een kind aan. Dit kind gaat verder waar jij gebleven was 5, 6, 7... net zolang totdat het kind een ander kind aantikt of tot jij het genoeg vindt en in je handen klapt.

Tot hoeveel kunnen jullie doorgaan?

 

Tellen met concrete voorwerpen


In de supermarkt

Benodigdheden:

- Geen

Wat kun je allemaal in de supermarkt kopen? Waarvan koopt papa of mama er meestal maar eentje? En waarvan meer dan eentje? En waarvan wel meer dan 100? (bijv. rijstkorrels)

Variatie: Waarvan heb je er 1 aan je lijf, waarvan 2, waarvan heel veel.


Splitsen met goudstukken

- Een schatkist

- Munten

Leg enkele ‘goudstukken’ op de tafel. Laat een leerling ze tellen. De kinderen mogen vervolgens de ogen dichtdoen. Een van de kinderen (de piraat) mag evenveel goudstukken in de schatkist doen als het aantal vingers dat de leerkracht opsteekt. De kinderen doen vervolgens hun ogen open. Hoeveel goudstukken liggen er nu nog op de tafel?

Hoeveel zouden er dan in de schatkist zitten?

Variatie: Leg er een paar goudstukken bij als de kinderen hun ogen dicht hebben. Hoeveel lagen er eerst? Hoeveel liggen er nu? Hoeveel zijn er bij gekomen?


Het geheime voorwerp

Benodigdheden:

- Een voorwerp

Leg het voorwerp in het midden van de kring op een rij.

Wanneer de kinderen gewoon in de ronde kring zitten, spreek je af welke de eerste is en welke het laatste. Je kunt de kinderen ook allemaal zo laten zitten dat ze het voorwerp vanuit de juiste richting zien. De helft van de kinderen gaat dan op de grond, voor een ander kind zitten. Eén kind gaat naar de gang. De klas spreekt af wat het geheime voorwerp is.

Laat de kinderen deze benoemen. Is het de eerste? De zesde of de laatste?

Het kind komt van de gang terug de klas in en mag een voorwerp pakken.

Is dit het geheime voorwerp niet, dan blijft het stil in de klas.

Het kind mag deze dan op zijn/haar stoel leggen.

Dan mag het kind een volgende voorwerp pakken. Net zolang tot het kind het geheime voorwerp vastpakt. De hele klas roept dan 'BOEM!' Dit voorwerp moet worden teruggelegd en het kind mag niets meer pakken. Hoeveel voorwerpen heeft het kind kunnen pakken?

Vraag regelmatig welk voorwerp het kind nu pakt, de tweede of de derde?

En hoeveel voorwerpen het kind al heeft kunnen pakken.

Nu mag er iemand anders naar de gang en wordt het spel opnieuw gespeeld.

Wie heeft er de meeste voorwerpen gepakt? Wie de minste?

Speel het spel een aantal keer. Herhaal de rangtelwoorden en de begrippen meer, minder, evenveel, meeste en minste.


Tellen met een eierdoos

Benodigdheden:

- Een eierdoos voor 10 eieren, gevuld met kleine voorwerpen

Laat de dichte doos aan de kinderen zien en laat de kinderen raden hoeveel voorwerpen erin zitten. Sommige kinderen zullen weten dat er altijd 10 eieren in een doosje zitten of lezen dat op het etiket. Als er verschillende kleuren voorwerpen in de doos zitten, kun je vragen hoeveel er van iedere kleur zijn. Hoeveel voorwerpen zijn er nog als er één weg gaat? En als er 2 weg gaan? Haal de voorwerpen nog niet uit de doos, maar laat de kinderen eerst nadenken en antwoorden. Daarna worden de voorwerpen uit de doos gehaald en kijken de kinderen of het antwoord klopt. Vervolgens haal je een voorwerp weg uit één rij van 5 voorwerpen. In die rij zitten nu 4 voorwerpen, in de andere rij 5. Waar zijn er meer?

Waar zijn er minder? Nu haal je in 1 rij 3 voorwerpen weg. Waar zijn er meer? Waar minder? De kinderen oefenen zo meer en minder.

Vraag de kinderen ook wat de helft is. Je kunt dat makkelijk zien omdat er aan allebei de kanten 5 voorwerpen zitten. 5 erbij 5 is 10. Laat dat maar eens zien met de handen.

Kunnen de kinderen ook 6 vingers laten zien? En 3, en 2?

Sluit af met het volgende spelletje: alle kinderen hebben de ogen dicht.

Er zitten 10 voorwerpen in het eierdoosje. Eén kind mag er wat voorwerpen uithalen en achter zich leggen. De kinderen doen de ogen open. De doos gaat rond in de kring. Hoeveel voorwerpen zijn er weg? Sommige kinderen zullen gaan tellen, anderen zien dit in één oogopslag.


Splitsen

Benodigdheden:

- Een eierdoos

- Kleine voorwerpen

Oefen het splitsen met een eierdoos. Neem een aantal voorwerpen, bijvoorbeeld zeven knopen. Laat het kind tellen hoeveel het er zijn. Nu zeg je dat je een aantal knopen in de eierdoos zult stoppen. Je laat niet zien hoeveel en u doet de doos weer dicht.

Nu laat je zien hoeveel knopen je nog over hebt. De vraag is: hoeveel knopen zitten er in de doos? Het kind geeft het antwoord en mag daarna tellen of het klopt. Dit kunnen kinderen ook in tweetallen spelen. Je kunt ook de eierdoos in twee kleuren verven: bijvoorbeeld links rood en rechts geel. Het kind mag nu een aantal voorwerpen in de doos doen, bijvoorbeeld zeven knopen. De deksel gaat erop en de doos wordt geschud. Als de doos weer opengaat, mag het kind tellen hoeveel er in het rode gedeelte liggen en hoeveel in het gele gedeelte. Dit kun je laten noteren op een werkblad met een splitsschema.


De dieven:

Benodigdheden:

- 5-10 producten

De winkelbediende is in slaap gevallen. Er liggen 5-10 producten om hem/haar heen.

De kinderen mogen als de leerkracht ze aanwijst een product weghalen.

Kan de winkelbediende raden hoeveel producten er gestolen zijn?


Verstopspel

Benodigdheden:

- 5-10 voorwerpen

Tel de voorwerpen met de kinderen.

Leg nu 2 voorwerpen op tafel. Bedek 1 voorwerp onder een doek.

Hoeveel voorwerpen liggen er onder de doek? Hoe weet je dat? Hoeveel voorwerpen kun je zien? Leg 3 voorwerpen op tafel en bedek er 2 en stel weer vragen aan de kinderen. Uiteindelijk doe je dit met 5 voorwerpen of, wanneer de klas dit kan, met 10.


Eieren tellen

Benodigdheden:

- Een heleboel eieren (of andere afbeeldingen) van verschillende kleur en grootte.

Leg alle eieren op een grote berg in de kring. Hoeveel zouden er nu liggen?

Laat de kinderen schatten. Vraag of de kinderen ook precies te weten kunnen komen hoeveel er liggen. Hoe doe je dat? Door te tellen!

Is het makkelijk om eieren, die op een hoopje liggen te tellen?

Hoe kun je het makkelijker tellen, zonder dat je dubbel telt of iets vergeet.

Welke is het grootst? Welke is het kleinst?

Leg een rijtje eieren op volgorde van groot naar klein.

Bekijk welke kleuren de eieren hebben. Hoeveel gele zijn er? Hoeveel blauwe? etc.

Van welke kleur zijn er de meeste en van welke kleur de minste?

De kinderen doen nu hun ogen dicht. Eén kind is een eierdief.

Dit kind haalt een ei weg. De kinderen kijken weer. Welke kleur is er weg?


Hoeveel eieren legt de kip?

Benodigdheden:

- Een kippenknuffel

- 10 plastic eieren

- Een deksel of bak met eventueel wat hooi of zaagsel erin voor het nest

- Kleine kuikentjes

Kakel de kip (een handpop) zoekt een plek in de klas om eieren te leggen.

Kakel legt iedere dag eieren. Iedere dag wordt er geteld hoeveel er zijn gelegd.

Deze gegevens kunnen ook in een grafiek worden verwerkt.

Na het broeden verschijnen er op een ochtend opeens kuikens in het nest van Kakel.

Kakel zit op haar nest en broedt op haar eieren. Wat denken de kinderen, hoeveel eieren zouden er onder Kakel liggen? De kinderen mogen raden. Jij schrijft de antwoorden op een groot vel papier of het bord en turft wat er geraden wordt. Als alle kinderen geraden hebben kijken we wat het meest geraden is en wat het minst geraden is.

Zitten er antwoorden bij waarvan de kinderen denken dat het niet kan (veel te veel)?

Nu gaan we kijken hoeveel eieren het zijn. Hoeveel kinderen hadden dat goed?

De eieren breken één voor één langzaam open.

De kinderen doen de ogen dicht en jij haalt wat eieren weg. Je zet er kleine kuikentjes voor in de plaats. De kinderen mogen weer kijken. Hoeveel eieren zijn er uitgebroed?

Hoeveel eieren zijn er nog dicht? Om het wat moeilijker te maken verdwijnen de eieren die uitgebroed zijn en komen er geen kuikentjes voor in de plaats. De kinderen doen de ogen weer dicht en jij haalt wat weg. Wat is weg?


Verkort tellen

Benodigdheden:

- Afbeeldingen

Leg twee afbeeldingen naast elkaar en vraag de kinderen hoeveel het er zijn.

Leg er zonder dat de kinderen het zien, twee afbeeldingen bij. Zorg ervoor dat ze netjes twee aan twee liggen. Vraag hoeveel er nu liggen.

Leg er steeds twee afbeeldingen, twee aan twee, bij.

Laat de kinderen met sprongen van twee meetellen.

Variatie: Leg twee afbeeldingen op en onder iets. Vertel de kinderen dat er evenveel afbeeldingen onder liggen als erop. Hoeveel afbeeldingen liggen er in totaal?


Zoek de indringer!

Benodigdheden:

- Een groot vel papier

- Stiften of vlechtstroken

- Materialen die verschoven kunnen worden (blokjes, dopjes, munten, knopen enz)

Verdeel het papier met de stift of vlechtstroken in 6 vakken en leg in ieder vak evenveel materialen. In 1 vak leg je er eentje meer. Dit is de indringer.

Zien de kinderen in 1 oogopslag waar de indringer zich steeds bevindt?

Laat de indringer zich lastig ontdekken? Hoe komt dat?

Hoe kunnen we dit spel nog moeilijker maken?

Je kunt het ook omdraaien en in 1 vak 1 materiaal minder neerleggen.

Laat de kinderen vervolgens zoeken naar de wegloper.


Overeenkomsten en verschillen

Benodigdheden:

- Blokjes, voor ieder kind eentje

Laat de kinderen iedere ochtend tellen hoeveel kinderen er in de klas zitten.

Op die manier oefen je het synchroon en resultatief tellen meteen.

In de groep horen we allemaal bij elkaar, maar wel allemaal verschillend. verschillen mogen er zijn. Kan iemand tellen hoeveel kinderen er met lange haren zijn, en met korte.

En hoeveel jongens er zijn en hoeveel meisjes?

Variatie: Geef alle kinderen een blokje en laat ze deze op elkaar stapelen als het klopt.

Op die manier kun je bijvoorbeeld ook bekijken hoe de verdeling jongens en meisjes is.


In de war

Benodigdheden:

- Een handpop

- Een aantal voorwerpen

De handpop is de tel kwijt. Hoeveel ... (voorwerpen) had hij nu? De hele nacht heeft hij geteld en toen hij bijna klaar was, vergat hij waar hij was gebleven. Kunnen de kleuters helpen met tellen?

Tel alle voorwerpen uit de zak. Tel ze één voor één, leg ze in een rij, geef elk kind een voorwerp, maak groepjes van vijf of tien, verdeel voorwerpen etc.


Hoeveel liggen er achter je?

Benodigdheden:

- Een aantal voorwerpen

Een kind zit met een blinddoek op in de kring.

Er komt steeds een kind een voorwerp achter hem leggen.

Kan het kind raden hoeveel voorwerpen er achter hem liggen?

Variatie: Een kind gaat op handen en knieën zitten. Wijs steeds een kind aan.

Deze gaat een voorwerp op zijn rug leggen. Weet het kind hoeveel voorwerpen er op zijn rug zijn gelegd? Help het kind door bijvoorbeeld vijf voorwerpen naast hem neer te leggen.

Na afloop kijkt en telt hij dan hoeveel voorwerpen er nog liggen en vertelt hij hoeveel voorwerpen er dus op zijn rug liggen.

 

Tellen met getalbeelden


Verkleedspel

Benodigdheden:

- Een grote dobbelsteen

- Verkleedkleren

Om beurten mogen de kinderen met de dobbelsteen gooien.

Als iemand 6 gooit mag die zich gaan verkleden, dit mag hij blijven doen totdat een ander 6 gooit. Dan snel uitkleden en weer meedoen met de dobbelsteen.

Wie redt het om alles aan te trekken?


Dobbelsteenspel

Benodigdheden:

- Een dobbelsteen

Spreek bij elke worp die je met de dobbelsteen kunt gooien een beweging of geluid af. Noteer deze met pictogrammen op een whiteboard. Een kind gooit vervolgens met de dobbelsteen. Hoeveel ogen zijn zichtbaar en welke beweging of welk geluid hoort daarbij? De kinderen bewegen of maken het geluid. Ga verder. Haal op een gegeven moment de pictogrammen één voor één weg. Weten de kinderen nog wat ze moeten doen?


Hoeveel stippen?

Benodigdheden:

- Een aantal voorwerpen, passende bij het thema

- Een dobbelsteen

- Een hoepel

Gooi met een dobbelsteen en tel samen het aantal stippen. Vertel dat de kinderen evenveel voorwerpen als stippen in de hoepel moeten leggen. Begin makkelijk en wijs een kind aan. Geef de opdracht vervolgens ook eens aan twee kinderen tegelijk, die het samen moeten doen en bij vier aan vier kinderen. Hoeveel voorwerpen moeten ze pakken als iedereen boodschappen moet doen? Laat de voorwerpen net zo neerzetten als de stippen op de dobbelsteen.

 

Tellen met getalbeelden en cijferkaarten


Zoek dezelfde, maar toch anders

Benodigdheden:

- Cijferkaarten

- Cijferkaarten met een getalbeeld

Gebruik de cijferkaarten en kaarten met daarop het getalbeeld (bijv. stippen of vingers die een aantal aangeven). Geef de helft van de groep een cijferkaart en de helft een kaart met een (bijbehorend) getalbeeld. Vertel dat de kinderen met een cijferkaart op zoek moeten naar de kinderen met het getalbeeld, behorende bij dit cijfer. De kinderen lopen door de kring en gaan bij het juiste kind staan. Wanneer iedereen zijn cijfer gevonden heeft, controleer je of het klopt. Andersom (het getalbeeld bij een cijferkaart zoeken) kan natuurlijk ook. Laat de kinderen ook eens van kaartje wisselen en speel het spel dan opnieuw.


De getallenlijn:

Benodigdheden:

- Kroonstroken (10 tot 20)

- Ronde vouwblaadjes (11 of 21)

- Cijferkaartjes t/m 10 of 20

- Een dobbelsteen

- Twee knuffels

Veel kinderen kunnen de telrij opzeggen, maar dat betekent nog niet dat ze inzicht hebben in de getallenlijn. Maak er eentje, bijvoorbeeld met kroonstroken en vouwcirkels.

Plak de kroonstroken aan elkaar en schrijf het cijfer 0 op de eerste en 10 of 20 op de laatste. Afhankelijk van het niveau van de kinderen en je doel. Geef de kinderen een cijferkaartje. Waar moeten ze deze leggen op de getallenlijn? Is dat nog ver tot 10 of 20?

Hoeveel stappen moet je dan nog zetten? Maak op die manier tenslotte bijvoorbeeld samen een levend ganzenbord en laat twee knuffels een wedstrijd tegen elkaar lopen.

Gooi met de dobbelsteen. De knuffel mag zoveel plekken vooruit. Wie wint?

Leg de getallenlijn, de cijferkaartjes en de dobbelsteen daarna ook eens neer voor je werkles en laat de kinderen in twee- of drietallen zo'n levend ganzenbord spelen.


Levend Ganzenbord

Benodigdheden:

- Cirkels met cijfers erop

- Een knuffel

- Een dobbelsteen

Een variatie op het bekende spel 'Ganzenbord'.

Leg de cirkels op de vloer. Leg ze in eerste instantie in de verkeerde volgorde/in de war. Kunnen de kinderen ze op de goede volgorde leggen.

Daarna rollen de kinderen om beurten met een dobbelsteen en plaatsen een knuffel evenveel stappen vooruit. Lukt het binnen 10 worpen?


Dobbelspel

Benodigdheden:

- Cijferkaarten

- 12 voorwerpen

- Twee dobbelstenen

Nummer 12 voorwerpen met de cijferkaarten 1 t/m 12.

Leg de voorwerpen in de juiste volgorde en tel ze. Tel ook eens verder vanaf een bepaald getal, tel terug, tel met sprongen. Gooi vervolgens met 2 dobbelstenen.

Kijk wat je gegooid hebt en pak het desbetreffende voorwerp.

 

Tellen met cijfers



Cijferkaarten

Benodigdheden:

- Cijferkaarten passende bij het thema.

Je kan de cijferkaarten op allerlei manieren inzetten.


Delen

Benodigdheden:

- Concreet materiaal, zoals blokjes.

- Twee mandjes

- De cijfers 1-12

Laat de kinderen ontdekken welke hoeveelheden tot 12 eerlijk door 2 gedeeld kunnen worden. Begin met concreet materiaal, zoals een verzameling blokjes.

Op die manier kunnen kinderen manipulerend allerlei ontdekkingen doen. Van daaruit probeer je tot een dieper inzicht te komen. Zit er een patroon in het wel/niet deelbaar zijn door twee? Leg kaarten met de getallen 1-12 neer en schuif de getallen die wel deelbaar zijn door 2 naar beneden. Op die manier zien kinderen het patroon van even en oneven nummers ontstaan.


De bushalte

Benodigdheden:

- Een pet

- Cijferkaartjes

Een kind is de buschauffeur en heeft de pet op. Een aantal kleuters zijn de passagiers.

De andere kinderen blijven op hun plaats zitten. De chauffeur rijdt een rondje door de klas. De passagiers volgen. Als hij bij de bushalte arriveert trapt hij op de rem.

De leerkracht houdt nu een cijferkaart omhoog, waarop staat hoeveel passagiers moeten uitstappen. Weet de chauffeur hoeveel passagiers hij dan overhoudt?

Laat de passagiers uitstappen en het aantal natellen.

Noteer de som eventueel ook grafisch voor de kinderen die al wat uitdaging nodig hebben. De chauffeur mag tenslotte zijn pet doorgeven aan een andere chauffeur.

Begin met kleine aantallen.


Huisnummers

Benodigdheden:

- Kaartjes met huisnummers

Vraag de kinderen naar hun huisnummer. Kunnen ze hun eigen huisnummer tussen de afbeeldingen vinden? Zijn er huisnummers die dubbel voorkomen? Wie heeft het laagste huisnummer? Wie het hoogste? Heeft iemand een letter achter zijn huisnummer?

Laat de kinderen de huisnummers op volgorde leggen en zo een straat vormen.

Wie woont er aan het begin van de straat? Wie in het midden? Wie aan het einde?

Welke kinderen komen dichtbij elkaar te wonen? Welke kinderen ver weg van elkaar? Hoeveel nummers zitten daar tussen? De huisnummers van de kinderen sluiten wellicht niet aan op de cijferkennis die je van kleuters mag verwachten. Dit kun je oplossen door er een paar kinderen met een lager huisnummer uit te pikken (tot 20) of de kinderen denkbeeldige huisnummers te geven (die dus niet overeen komen met hun eigen huisnummer)


Bewegend flitsen

Benodigdheden:

- Cijferkaarten

Maak een stapeltje van de cijferkaarten en flits ermee. De kinderen zeggen welk getal ze zien. Spreek met de kinderen af dat het getal van de week het kaartje is waarbij ze boos mogen stampen of blij mogen springen. Steeds wanneer de kinderen het 'stamp of spring' kaartje zien, stampen ze of springen ze de lucht in.


Zoek je maatje

Benodigdheden:

- Cijferkaarten. Print deze twee keer uit.

De kinderen zoeken het kind met hetzelfde getal en gaan naast elkaar in de kring of op de grond zitten. Variatie: Laat ze iemand zoeken die 1 meer of 1 juist 1 minder heeft.


Rara, waar ben ik?

Benodigdheden:

- Cijferkaarten

- Een afbeelding

Verstop de afbeelding onder één van de cijferkaarten. De kinderen raden vervolgens waar deze ligt. Ze moeten het getal eerst juist benoemen en daarna mogen ze kijken of het klopt.


De getallenrij

Benodigdheden:

- Cijferkaarten

De kinderen zitten in de kring. Jij hebt de cijferkaarten vast. Je laat een willekeurig kaartje zien en legt dit kaartje in de kring. Daarna laat je het volgende kaartje zien. Waar zou dit kaartje moeten liggen. Maak samen een getallenrij van alle kaartjes in de kring.


Kaartje terugleggen

Benodigdheden:

- Cijferkaarten

De kinderen zitten in de kring (op volgorde van de getallen) en hebben hun cijferkaartje vast. De leerkracht noemt een getal. Dit kind mag zijn/haar cijferkaartje in de kring komen leggen. Wanneer een kind zijn getal niet herkent of niet reageert, zullen de anderen dit misschien wel opmerken. Ze kunnen immers tellen wie welk getal heeft.


Wat klopt er niet?

Benodigdheden:

- Cijferkaarten

Leg de getallen in de juiste volgorde in de kring. De kinderen doen de ogen dicht. Haal een getal weg of verwissel twee getallen. Kunnen de kinderen ontdekken wat er niet goed is? Speel dit spel ook een keer met alleen de even of de oneven getallen.


We maken een kringetje

Benodigdheden:

- Cijferkaarten

Geef ieder kind een cijferkaart en de opdracht om in de kring te komen zitten op de juiste volgorde. Getal 1 moet naast de juf zitten, daarnaast 2, dan 3 etc. en het laatste getal, getal nummer... zit ook weer naast de juf. De kinderen zullen naar je toe komen om te vragen waar ze moeten zitten. Vertel ze dat ze hulp mogen vragen van klasgenootjes. Jij zegt niks.

Er zullen altijd kinderen zijn die gaan regelen. Als iedereen zit vertellen de kinderen één voor één welk getal ze hebben en steken dit omhoog. Zitten we allemaal goed?

Zo niet, welke kinderen moeten nog wisselen? Speel het spel nog een keer.


Verstoppertje spelen

Benodigdheden:

- Cijferkaarten

- Een knuffel

Leg de getallen in de juiste volgorde. Gebruik een knuffel waar de kinderen eerst aan moeten vertellen welke getallen ze zien. De knuffel gaat een verstopspelletje met de kinderen spelen. Hij gaat op één of meerdere getallen liggen. Welke getallen zijn bedekt? Variatie: De kinderen doen de ogen dicht. De knuffel pakt een cijferkaart weg.

De kinderen mogen weer kijken. Welk getal is er nu weg? Maak het spel moeilijker door meerdere getallen weg te halen.


Wie is er weg?

Benodigdheden:

- Cijferkaarten

De kinderen zitten in de kring en hebben hun cijferkaart (in de juiste volgorde) zichtbaar in hun handen. De kinderen doen de ogen dicht. De leerkracht tikt één kind aan.

Dit kind verstopt zich met het kaartje. Dan mogen de kinderen hun ogen weer opendoen. Welk getal is verdwenen? Wordt het juiste getal genoemd, dan komt het kind dat dit kaartje heeft weer in de kring zitten. Breid dit uit door meerdere kinderen in één ronde aan te tikken. Zij verdwijnen en wanneer hun getal genoemd wordt, komen ze terug in de kring.


Het geheime getal

Benodigdheden:

- Cijferkaarten

Jij neemt een getal in gedachten. De kinderen gaan allemaal op hun stoel staan, met hun cijferkaartje zichtbaar in de hand. Zorg ervoor dat de kinderen hun getal goed zichtbaar vast blijven houden. Ze mogen het geheime getal gaan raden. Als het getal bijvoorbeeld 18 is en een kind 20 raadt, zeg jij 'lager' en moeten alle kinderen die 20 of hoger dan 20 hebben gaan zitten. Nu raadt een kind 5. Jij zegt 'hoger' en alle kinderen die 5 of lager hebben gaan zitten. Wie raadt het getal?


Raad het getal

Benodigdheden:

- Cijferkaarten

- Een knuffel

Leg de getallenlijn in de kring. Zorg ervoor dat alle kinderen aan de goede kant zitten (en het spel dus niet op z'n kop zien). Leg een knuffel aan het begin van de getallenlijn (voor de 1) en een andere knuffel aan het eind (achter de 10 of 20). Neem een getal in gedachten.

De kinderen mogen raden. Vertel of het geraden getal te hoog of te laag is.

Verplaats de ene knuffel naar rechts wanneer het getal meer moet zijn en verplaats de andere naar links als het getal minder moet zijn. Bijv. Jij hebt 7 in gedachten.

Een kind raadt 4. Dit is te laag. Verplaats de knuffel, schuif hem over de 1, 2, 3 en 4.

De getallen tussen de twee knuffels kunnen nog geraden worden. Nu wordt 8 geraden.

Dit is te hoog. Verplaats de andere knuffel naar de 8. De getallen tussen 4 en 8 blijven over. Ga zo verder. Wie raadt het getal?


Hoger/lager

Benodigdheden:

- Cijferkaarten

Neem een stapeltje cijferkaarten en schud ze goed. Draai de eerste kaart om.

Vraag de kinderen welk getal hierop staat. Laat de kinderen nu raden of er op de volgende kaart een hoger of lager getal staat. Draai de volgende kaart om. Is het hoger of lager?

Ga zo verder.

Variatie: Geef elk kind een kaart. Laat één van de kinderen de naam van een ander kind noemen. Heeft hij een hoger of lager getal op zijn kaart staan?


Hoeveelheden koppelen aan getallen

Benodigdheden:

- Cijferkaarten

- Voorwerpen

Leg een aantal cijferkaarten in de kring en leg hier evenveel voorwerpen bij.


Coöperatieve opdracht

Benodigdheden:

- Cijferkaarten

- Teldopjes (of andere kleine voorwerpen)

Zorg voor cijferkaarten waarvan het totale aantal bij elkaar opgeteld het aantal kinderen in de klas vertegenwoordigt. Elk kind krijgt een teldopje. Geef ze vervolgens de opdracht om de teldopjes op de kaarten te leggen. Precies evenveel als dat het getal op de kaart aangeeft. Wijs daarna kinderen aan die dit mogen controleren.


Boodschappen tellen

Benodigdheden:

- Een handpop

- Een tas

- Een boodschappenlijstje

Stel de hanpop vragen. Wat is er aan de hand? Hij kan alleen nog maar ja en nee zeggen.

De handpop heeft een boodschappentas met een boodschappenlijstje bij zich.

Vraag of hij misschien boodschappen gaat doen? De handpop antwoordt met "ja".

Bekijk het lijstje. Er staat een appel op, maar niet hoeveel. Vraag de handpop hoeveel appels hij gaat halen? De handpop reageert met "ja". Bedenk een oplossing om de handpop te helpen. Tel tot vijf en laat de handpop "ja" roepen als het aantal klopt.

Schrijf het getal op de boodschappenlijst. Herhaal dit met de andere producten op het boodschappenlijstje.


Hoeveel kost dit?

Benodigdheden:

- Producten uit de winkel

- Prijskaartjes

Welke prijs staat er op een product? Lees de prijs op en laat de kinderen tellen tot aan dat getal. Varieer ook eens door niet bij 1 te beginnen, maar vanaf een ander getal.

 

Delen


Een vol hol:

Benodigdheden:

- Een aantal hoepels

- 12 nootjes

- 2-3 Eekhoorns.

- Een egel

Leg iedere eekhoorn in een hoepel. Dit zijn de holletjes. Er liggen nootjes in.

Zorg in ieder geval voor een voller en leger hol en eventueel ook nog eentje ertussen in.

Waar liggen de meeste nootjes? Waar de minste?

Kunnen de kinderen ervoor zorgen dat er in ieder hol evenveel nootjes komen te liggen?

Zien zij dingen in de klas die vol, leeg of halfvol zijn?

Er wordt aan de deur geklopt van het eekhoornhol. Egel komt op visite en heeft ook honger. Ze verdelen de nootjes opnieuw. Vervolgens kan er eventueel nog iemand aankloppen.


Eerlijk delen

Benodigdheden:

- Twee eekhoorns

- Een mand met nootjes

Knabbel en babbel hebben nootjes verzameld en nu moeten ze eerlijk worden verdeeld. Hoeveel krijgt ieder?

 

Op zoek naar meer?


Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest

Heb je zelf ook nog leuke suggesties? Laat dan een reactie achter!


.

.

1.214 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comentarios


bottom of page