site-verification=8adc2fc3d443365f5c3bc1b5d2d80d29
top of page
Zoeken
Foto van schrijverJuf Angelique

De weekendkring

Bijgewerkt op: 30 jun.

Na een weekend of vakantie barsten de kinderen van de enthousiaste verhalen.

Maar met bijna dertig leerlingen in de groep kan zo'n weekendgesprek erg lang duren.

In deze blog geef ik je suggesties voor een alternatieve weekopening.



De weekendkring


Als leerkracht is het goed om te weten wat de kinderen buiten school ondernemen. Daarnaast heeft de weekendkring meerdere doelen:

  • Kinderen vertellen en verwoorden een verhaal.

  • Ze ontwikkelen een actieve luisterhouding.

  • Ze geven en ontvangen feedback.

Veel leerkrachten willen alle kinderen de gelegenheid geven te vertellen wat ze in het weekend hebben gedaan. Dit duurt vaak veel te lang en maakt veel kinderen onrustig.

Het luisteren naar groepsgenoten is voor jonge kinderen bovendien al moeilijk genoeg.

Niet alleen vanwege de geringe variatie aan inhouden, maar ook omdat sommige kinderen nogal onsamenhangend vertellen. Sommige kinderen kunnen ook moeilijk tot een afronding komen. “Nee, nee, ik ben nog niet klaar,” zeggen ze dan.


Iedereen aan het woord laten tijdens een weekendkring, lukt vaak niet.

Zelfs als je de kring verdeelt over meerdere momenten.

Alternatieve werkvormen kunnen dan meer ruimte bieden, zodat iedereen kan vertellen. Bovendien activeert het de kinderen die wat minder graag op de voorgrond treden om toch hun verhaal te delen met de rest van de groep. Hieronder tref je diverse suggesties.

 

De binnen- en buitenkring


Start met denktijd van een halve of hele minuut lang, waarin de kinderen bedenken wat ze hebben gedaan in het afgelopen weekend. Als kinderen dat nog moeilijk vinden, mogen ze ook bedenken wat ze het leukste vonden afgelopen weekend.

Laat de helft van de klas in de kring zitten. De andere helft van de klas zoekt een plekje tegenover deze kinderen. Wanneer je dit elke week doet, zal dit steeds sneller lukken.

Check wel of er niemand alleen staat. Zet in dat geval drie kinderen bij elkaar.

De kinderen van de binnenkring mogen beginnen met vertellen.

Een minuut vertellen is meer dan voldoende om de aandacht vast te kunnen houden.

Zet een timer, zodat de kinderen weten wanneer de minuut voorbij is.

De buitenkring mag vragen stellen aan de binnenkring als de kinderen van de binnenkring niet meer weten wat ze moeten vertellen. Oefen van tevoren een aantal vragen, die ze zouden kunne stellen aan elkaar. Als de timer afgaat mogen een aantal kinderen van de buitenkring vertellen wat hun maatje van de binnenkring heeft verteld.

Daarna wisselen je om en mag de buitenkring dus vertellen.

Let ik elke week specifiek op iets, zoals de luisterhouding, de vertelhouding of wat er verteld wordt. Geef hier ook direct feedback op.

 

Wandel en wissel uit


Gebruik een timer en laat de kinderen door de klas lopen zonder elkaar aan te raken.

Op jouw teken zoeken de kinderen contact met de dichtstbijzijnde klasgenoot.

Ze wisselen hun verhalen gedurende een paar minuten uit.

Op jouw teken start vervolgens een tweede ronde.

Moedig de kinderen aan om elkaar vragen te stellen.

Bepaal zelf of een derde ronde mogelijk is.

Zorg dat er tijd overblijft voor het terugkoppelen en vraag aan een paar kinderen wie ze hebben gesproken en wat die kinderen hebben gedaan.

 

Snel tekenen


Geef alle kinderen een vel wit A4-papier. Ze vouwen het blad in vieren.

Voor elk vakje krijgen ze drie minuten de tijd om er een weekendactiviteit in te tekenen. Voor de kinderen die dit lastig vinden: dit kan ook een maaltijd zijn, een film of spelletje.

Na twaalf minuten krijgen ze nog drie minuten om de leukste activiteit mooi in te kleuren of af te maken. Laat de kinderen hun tekening met hun tafelgroepje delen.

 

In het weekend


Zet de kinderen in een kring en zorg dat er een stoel minder is dan het aantal deelnemers. Degene zonder stoel staat in het midden en zegt: “In het weekend…” De zin wordt afgemaakt door iets wat de leerling in het weekend gedaan heeft, zoals “… las ik een boek.”, “… at ik frietjes.” of “… ging ik naar de markt.” Alle kinderen die dat ook deden in het weekend staan op en zoeken een nieuwe plek. Er blijft weer één iemand over, die weer een zin begint met “In het weekend…” Noemt de leerling iets bijzonders, kun je hem of haar hierover laten uitweiden.

 

Normen en waarden


Vaak gaan de weekendverhalen over uitjes en dergelijke. Niet alle kinderen kunnen hier natuurlijk over meepraten. Geef daar eens een draai aan, door vragen te stellen naar activiteiten waar je het juist wél over wil hebben. Bijvoorbeeld:

  • Wie heeft er dit weekend iemand geholpen? Hoe?

  • Wie heeft er dit weekend iets nieuws geleerd? Wat dan?

  • Wie heeft dit weekend een familielid bezocht? Hoe was het?

 

Emotiekaarten


Neem de emotiekaarten van de vier basisemoties: boos, bang, blij en verdrietig als uitgangspunt om een gesprek te voeren. Houd ze een voor een omhoog en vraag wie zich in het weekend boos, bang, blij en verdrietig voelde. Waarom? Kies bij iedere emotie een kind uit om daar meer over te vertellen.

 

Zoek iemand die...


Geef de kinderen een opdracht. Bijvoorbeeld: Zoek iemand die in het weekend heeft gelogeerd. De kinderen lopen door de kring, op zoek naar iemand die heeft gelogeerd.

Als ze iemand hebben gevonden, gaan ze zitten.

Op jouw teken gaat iedereen zitten. Laat de kinderen vertellen wie ze hebben gevonden.

Bij wie heeft hij/zij gelogeerd? Hoe was dat? Stel daarna de volgende vraag.

Enkele voorbeelden:

Zoek iemand die dit weekend...

  • Heeft geknutseld

  • Op visite is geweest

  • Met een vriendje heeft gespeeld

  • Heeft gelogeerd

  • Heeft gewonnen met voetbal

  • Heeft uitgeslapen

  • Heeft geshopt

  • Nieuwe kleren heeft gekregen

  • Nieuwe schoenen heeft gekregen

  • Naar een wedstrijd is geweest

  • Aan een wedstrijd heeft meegedaan

  • een bouwwerk heeft gemaakt

  • Een puzzel heeft gemaakt

  • Naar een feest is geweest

  • Jarig is geweest

  • Buiten heeft gespeeld

  • Een gezelschapsspel heeft gespeeld

  • In een restaurant heeft gegeten

  • Frietjes heeft gegeten

  • Pannenkoeken heeft gegeten

  • Een boek heeft gelezen

  • naar het strand is geweest

  • Naar de dierentuin is geweest

  • Naar de kinderboerderij is geweest

  • Naar een museum is geweest

  • Naar een speeltuin is geweest

  • Naar een pretpark is geweest

  • Naar het zwembad is geweest

  • Naar de bioscoop is geweest

  • Naar het bos is geweest

  • Naar de kinderboerderij is geweest

Gebruik er eventueel gesprekskaartjes bij, waarop je de stellingen visualiseert.

Of maak een zoekkaart waar 9 verschillende stellingen op staan.

De kinderen lopen door de klas met hun hand omhoog. Ze geven iemand een high five

De aangewezen persoon begint en stelt een vraag van het werkblad

Gevonden? Dan zet hij en kruis door het betreffende plaatje op het werkblad.

De kinderen nemen afscheid en zoeken weer verder.

 

Een weekendkring in groepjes


Laat de kinderen in groepjes vertellen over het weekend.

Eén kind heeft daarbij de taak om iedereen een beurt te geven.

Hij/zij kiest ook wie zijn verhaal in de grote kring nogmaals mag vertellen.

 

Ga staan als...


Geef de kinderen de opdracht om te gaan staan als

  • Ze in het weekend op visite zijn geweest.

  • Ze in het weekend hebben gesport.

  • Ze thuis hebben gespeeld.

  • Ze een feest hebben gehad.

  • Enzovoort.

Kinderen op wie jouw vraag van toepassing is gaan staan. Kies een kind en vraag door.

 

Weekendquiz


Geef alle kinderen een rode en een groen kaart.

Noem een stelling, zoals: Dit weekend ging ik naar een verjaardag.

Klopt dit, dan doen de kinderen hun groene kaart omhoog.

Klopt dit niet, dan doen ze hun rode kaart omhoog. Kies steeds iemand uit die er kort iets meer over mag vertellen. Ga daarna door naar de volgende stelling.

 

Padlet


Maak voor je groep een Padlet (een digitaal prikbord) en stuur de kinderen een link.

Zo kunnen alle leerlingen iets op de Padlet posten. De Padlet wordt tijdens de grote kring op het digibord getoond en kinderen vertellen aan de hand van hun afbeeldingen.

 

Een verhalenmaatje


De kinderen gaan op zoek naar hun ‘verhalenmaatje’. Bepaal zelf wat meer de richting.

Denk daarbij aan sport, eten, vakantie, hobby’s en uitstapjes.

Vraag bijvoorbeeld wie er dit weekend gesport heeft. Nu steken er hoogstwaarschijnlijk heel veel kinderen hun vinger op. Vraag dan wie er dit weekend heeft gevoetbald.

Deze groep wisselt onderling verhalen uit over het voetbal.


 

Op zoek naar meer?


Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest

Heb je zelf ook nog leuke suggesties?

Inspireer dan collega’s door jouw ideeën in een reactie op deze blog te delen!

 

Bronnen


.

.

.



4.113 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page