Om de overgang te maken naar groep 3 moet een kleuter schoolrijp zijn. Maar wanneer is een kleuter dat? En kun je dit oefenen? In deze blog vertel ik je er meer over!
Wat is schoolrijpheid?
De stap vanuit de kleuterklas naar groep 3 is een grote. De meer schoolse structuur van groep 3 vraagt een grote aanpassing van een kind. Daarvoor moet een kleuter schoolrijp zijn. Schoolrijpheid is dus simpel gezegd de rijpheid om naar groep 3 te gaan.
Het is een geheel aan competenties en gaat om vaardigheden die nodig zijn om het proces van lezen, schrijven en gestructureerd leren te kunnen beginnen.
Schoolrijpheid is een complex fenomeen en meer dan alleen intelligentie.
Om te bepalen of een kind schoolrijp is leg je veel zaken bij elkaar,
Een schoolrijp kind kan herkend worden aan een aantal kenmerken, zoals:
Het kent zichzelf al een beetje, en is vaak trots op zichzelf
Het staat concreet in de wereld en het kan de wereld analyseren
Het kan iets op een begrijpelijke wijze vertellen in een logisch opgebouwd verhaal
Het maakt gebruik van grammaticaal juiste taal. Taal is namelijk het werkinstrument voor het denken en leren
Het heeft beheersing over de grove en fijne motoriek. Vaardigheden als lopen, springen, hinkelen, klimmen, glijden, rollen, tekenen, kleuren, knippen, prikken en kralen rijgen zijn belangrijk voor het goed mee kunnen komen op school.
Het heeft een bepaalde ruimtelijke oriëntatie, ruimtelijk inzicht en tijdsbesef ontwikkeld. Waar sta ik in de ruimte ten opzichte van voorwerpen, wat houden begrippen als boven, onder, voor, achter, naast en tussen in en begrippen als nu, even, straks, vandaag en morgen?
Het kan de aandacht ongeveer twintig minuten vasthouden
Het kan luisteren naar instructies
Het kan zich aan regels houden
Het kan in een groep functioneren
Het kan langere tijd kan stilzitten en geconcentreerd zijn
Het beschikt over de gemiddelde of goede cognitieve vaardigheden
Ook is de visuele (kijken) en auditieve (luisteren) waarneming van belang. Kinderen moeten kleine klankverschillen kunnen onderscheiden en bijvoorbeeld een bepaalde klank kunnen koppelen aan een letter.
Maar schoolrijpheid is meer dan alleen het beheersen van bovenstaande basisfuncties. Kinderen moeten werk rijp zijn. Ze moeten gestructureerd kunnen werken en beheersen over voldoende zelfvertrouwen, aanpassingsvermogen, zelfstandigheid, prestatiemotivatie en aandachts- en concentratievermogen. Kortom, de totale ontwikkeling van de persoonlijkheid en de wil om te leren is van belang voor de schoolrijpheid.
De belangstelling om iets te willen leren en de wil om hier een inspanning voor te leveren, is de basis van een goede werkhouding of taakgerichtheid. Het is belangrijk dat kinderen niet alleen taakgericht kunnen zijn bij activiteiten die zij graag doen, maar ook bij taken die bijvoorbeeld de leerkracht aan hen heeft opgelegd. Als het kind nog te speels is, is de kans groot dat hij de aandacht nog niet lang genoeg bij de opdracht kan houden en nog niet volhardend genoeg is om iets te willen leren.
Verder moet een kind sociaal rijp zijn. Kinderen moeten zich voor een langere periode kunnen redden zonder de ouders, zich kunnen aanpassen aan andere kinderen (vreemden), kunnen omgaan met een drukke omgeving en kunnen omgaan met gedeelde aandacht.
Dit houdt in dat kinderen zich aan regels moeten kunnen houden, op de beurt moeten kunnen wachten, kunnen helpen met opruimen en bijvoorbeeld iets kunnen delen met anderen. Kortom, schoolrijpheid is meer dan alleen goed ontwikkelde basisfuncties en een goed stel hersens!
Tot slot heeft schoolrijp zijn ook te maken met de fysieke rijpheid van kinderen.
Als een kind schoolrijp is, dan betekent dit dat het lichaam volledig of bijna volledig gerijpt is. De krachten kunnen dan vrij komen voor het leren en zijn dan niet langer grotendeels nodig voor de verdere opbouw van het lichaam van het kind. Sommige kinderen zijn daar reeds klaar voor op vijfjarige leeftijd. Bij andere kinderen duurt het wel tot ze zeven jaar zijn. Een aantal kinderen die dus al in het eerste leerjaar zitten op zesjarige leeftijd hebben het daar dus soms nog heel moeilijk mee.
Ook kan het zijn, dat primaire reflexen een nadelige invloed hebben op de motorische, emotionele en cognitieve ontwikkeling van kleuters. De ontwikkeling van baby tot kleuter is een bijzonder proces. Na de geboorte gaat een kind van alleen stil kunnen liggen in rap tempo naar rollen, kruipen, zitten, staan, lopen en rennen. Door de primaire reflexen maakt het lichaam telkens nieuwe ontwikkelingsstapjes. De ene ontwikkeling zet de andere ‘aan’. Als er in dat proces iets hapert of anders gaat, bijvoorbeeld door een keizersnee, tangverlossing, stressvolle bevalling of ziekte, blijven bepaalde reflexen soms overbodig actief, met als gevolg dat het een kind meer dan gemiddeld moeite kan kosten om mee te komen in de groep. Het is dus nuttig om als kleuterleerkracht deze nog aanwezige reflexen te leren herkennen, om te begrijpen waarom een kind moeite heeft met bepaalde cognitieve, motorische en sociale vaardigheden. Voorbeelden van vaardigheden waar nog aanwezige reflexen invloed op kunnen hebben, zijn:
Moeite hebben met knutselen
Hier kan nog een reflex actief zijn die in de zeer vroege ontwikkeling zorgt voor het besef dat er een linker- en een rechterhelft van het lichaam is. Zodra het hoofd draait, wil de arm strekken en de hand openen. Hierdoor heeft het kind weinig controle over arm en hand. Vaak wordt er dan geoefend met de fijne motoriek, maar eigenlijk zit de uitdaging door deze reflex bij de grove motoriek. Beweegtip: Met een pittenzakje onder de kin tijgerend over de grond kruipen.
Niet zindelijk zijn en problemen bij de auditieve verwerking
Een reflex die maakt dat je makkelijk door het geboortekanaal kunt gaan kan, als die aanwezig blijft door bijvoorbeeld een keizersnede, ervoor zorgen dat een kind lang in bed plast of overdag niet makkelijk zindelijk wordt. Daarnaast kan deze reflex zorgen voor problemen bij de auditieve verwerking. Dit laatste is natuurlijk erg belangrijk bij auditieve analyse en synthese en later bij het spellen. Beweegtip: Op de grond zitten met de benen recht vooruit en dan naar voren en naar achteren ‘lopen’ op de billen.
Extreem angstig of snel boos zijn
Een belangrijke reflex voor de emotionele ontwikkeling kan, als die bijvoorbeeld door een stressvolle bevalling nog sterk aanwezig blijft, maken dat een kind van ieder geluidje of onverwachte aanraking schrikt. Wat resulteert in vaak huilen of boos worden.
Dat is niet bevorderlijk voor het opbouwen van zelfvertrouwen. Beweegtip: De kruisloop- met de linker ellenboog de rechterknie aantikken, met de rechterelleboog de linkerknie aantikken, en zo lopend verder gaan.
Een slecht ruimtelijk inzicht
Bij een kind dat heel vroeg liep en het kruipen heeft overgeslagen, kan nog een reflex actief zijn die te maken heeft met de coördinatie tussen de linker- en rechterhelft van het lichaam én met de ontwikkeling van de oogsamenwerking. Gevolg: ogen die niet goed samenwerken, waardoor het ruimtelijk (in)zicht nog niet goed is ontwikkeld.
Dan kan het zomaar zijn dat je vaak valt, botst en dat die beker net iets dichterbij stond dan gedacht. Er is ook een kans dat dit kind later moeite krijgt met lezen (oogbeweging van links naar rechts en vice versa) en rekenen (ruimtelijk zicht is de basis voor het ruimtelijk inzicht, met begrippen als voor, achter, eerste, laatste, enzovoort). Beweegtip: Bellen blazen en de kruisloop.
Altijd anderen aanraken
Hier speelt nog een reflex die nodig was bij het leren vallen tijdens onder andere kruipen. Deze reflex vraagt letterlijk om het voelen van ‘grenzen’. Het kind ziet het andere kind wel, maar het lichaam vraagt om een bevestiging door middel van aanraking. Beweegtip: Opdrukken met platte handen tegen de muur.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Er zijn veel meer signalen te herkennen van nog aanwezige primaire reflexen, zoals:
Opgevouwen op een stoeltje zitten
Niet kunnen focussen
Moeite met het vasthouden van een potlood
Moeite met letters herkennen
Moeite met stil op je stoel blijven zitten
Moeite met huppelen en rennen
Moeite met cijfers rangschikken enz.
De ontwikkeling van het lichaam gaat samen met de ontwikkeling van de cognitie.
Veel, heel veel bewegen is dus de basis voor een goede lichamelijke, cognitieve en emotionele ontwikkeling!
Lin, Lawrence en Gorrel (2013) deden onderzoek naar hoe leerkrachten oordelen over schoolrijpheid. Zij kwamen tot de conclusie dat de leerkrachten vooral sociaal-emotionele vaardigheden zwaar lieten meewegen bij het schoolrijp zijn. Ook werden er hoge eisen gesteld aan het zelfregulatievermogen van jonge kinderen: het kind kan stilzitten en goed luisteren. De cognitieve vaardigheden bleken minder zwaar te wegen.
Vraagtekens bij schoolrijpheid
Er zijn echter ook mensen die vraagtekens zetten bij het begrip schoolrijpheid.
Zij vragen zich af of het wel helpt om simpelweg extra tijd te nemen voor het rijpingsproces, door bijvoorbeeld zittenblijven bijvoorbeeld. Tegenstanders van het begrip schoolrijpheid zeggen dat het niet komt door het wel of niet schoolrijp zijn van een kind. Zij wijten het aan de omgeving, die zou eisen stellen zonder de kinderen de kans te bieden op een optimale ontwikkeling in de richting van die eisen.
Zo zouden de volgende punten voorspellers zijn voor zittenblijven:
Lage verwachtingen van ouders voor het kind
De feitelijke prestaties van het kind voor schoolse vakken. Als deze in het najaar al laag zijn dan is er meer kans op zittenblijven.
Een lagere sociaaleconomische achtergrond.
Schoolrijpheid stimuleren
Een kleuter wordt niet zomaar van het ene op het andere moment schoolrijp.
Schoolrijp worden is een heel proces, een overgang die spontaan groeit.
In de kleuterklas krijgt de kleuter heel wat kansen en stimulansen waardoor de spontane groei naar schoolrijpheid al spelend gestimuleerd wordt.
Niet alleen de aanleg van het kind speelt daarin een grote rol, ook de aanmoediging en kansen vanuit de omgeving spelen hierin een rol.
Het zou echter verkeerd zijn om te denken dat schoolrijpheid extra kan ingeoefend worden. De meeste kinderen worden vanzelf schoolrijp als zij daarvoor van thuis uit en vanuit school de nodige speel- en ervaringskansen krijgen. Ontwikkeling is veel meer dan oefeningetjes maken op papier! Alles wat je met een kleuter samen doet moet vooral leuk blijven. Daarbij moet je steeds vertrekken vanuit een spelactiviteit waarbij de leefwereld of de interesse van een kleuter benaderd wordt.
Wat wel belangrijk is, is om het zelfvertrouwen en de motivatie van een kind voldoende te bevestigen. Het kind een pluim geven wanneer het zich goed heeft ingezet, ook al is het resultaat dan niet helemaal correct is belangrijk opdat een kind zich veilig zou voelen. Op deze manier krijgen kinderen meer zelfvertrouwen, want door het ervaren van “ik kan het” durven en kunnen ze immers veel meer. Wanneer je spelletjes en opdrachten aanbiedt, kies je voor voldoende uitdagingen, maar maak je het anderzijds ook niet te moeilijk. Het heeft helemaal geen zin om een kind oefeningen aan te bieden waar het kind nog niet aan toe is. Daardoor raakt een kind alleen maar gedemotiveerd.
Herfstleerlingen
Tot 1985 gold 1 oktober als grens waarop kleuters wel of niet mochten doorstromen naar de eerste klas van de lagere school (groep 3 in het basisonderwijs). Tegenwoordig is die datum geen formeel criterium meer bij de beslissing over de overgang naar de volgende groep.
In de praktijk houden veel scholen nog 1 oktober als grens aan. Vaak gaan daar de leerlingen die geboren zijn tussen 1 oktober en 31 december pas na tweeënhalf jaar naar groep 3. Andere scholen houden de grens van 31 december aan.
Daar stroomt een deel van deze herfstkinderen al na ruim anderhalf jaar door naar groep 3 (versnelde doorstroom).
Conform de Wet op het Primair Onderwijs moet een kind de basisschool in acht jaar kunnen doorlopen en moet een langer of korter verblijf in een kleutergroep gebaseerd zijn op de voortgang in de ontwikkeling van dat individuele kind.
De Inspectie van het Onderwijs houdt daar toezicht op.
Wanneer herfstkinderen tweeëneenhalf jaar over groep 1 en 2 doen duiden we dat aan met kleuterbouwverlenging. Kleuterbouwverlening wordt vervolgens ook weer als een vorm van zittenblijven beschouwd. Meer hierover lees je in mijn blog Herfstleerlingen
Verlengd kleuteren
Ook de niet herfstleerlingen in groep 2 (die dus voor 1 oktober of na 1 januari zijn geboren) waarover de leerkracht van mening is dat die nog niet rijp zijn voor de overstap naar groep 3, kunnen nog een extra jaar in groep 2 blijven. Elk kind ontwikkelt zich immers op zijn eigen tempo en het is ook niet zo dat niet alle domeinen even snel en zich tegelijkertijd ontwikkelen.
Sommige kinderen ontwikkelen zich snel, andere kinderen ontwikkelen met sprongetjes.
De meeste kinderen stappen in september van het jaar dat ze zes worden over naar groep 3.
Niet alle kinderen zijn echter ook 100 % schoolrijp op het einde van de kleuterklas.
Terwijl een kind al in groep 3 zit, zijn er soms nog een aantal factoren die nog verder tot ontwikkeling zullen komen. Deze kinderen vragen dan nog wat meer kennis en vaardigheden om goed te starten in groep 3, of het is emotioneel een te grote stap voor ze om de overgang te maken.
Dan zijn er verschillende mogelijkheden. Je kunt het kind met extra ondersteuning toch de overstap laten maken. Twee op drie kinderen die ondanks de twijfels toch die overstap maken, doubleren later echter alsnog een jaar en dat heeft vaak een grotere impact dan de kleuterklas overdoen. Nog een jaartje kleuteren geeft vaak rust en ruimte voor kinderen die algemeen en fysiek nog niet toe zijn aan de lagere school. Kinderen hoeven op die manier niet op de toppen van hun tenen te lopen en voelen zich daardoor vaak beter in hun vel.
Bedenk dat de tijd die een kind doorbrengt in de kleutergroepen goud waard is.
Onderzoek laat zien dat vertraging in de schoolloopbaan van kinderen vooral ontstaat bij de overgang van groep 2 naar groep 3. Verlengd kleuteren is een fenomeen dat in veel andere landen echter niet bestaat. Relatief gezien komt dit het meeste voor bij herfstkinderen maar ook bij kinderen van laag opgeleide ouders, jongens en allochtone leerlingen. Vaak scoren deze leerlingen lager op taal en rekenen, laten zij een minder positieve werkhouding en een grotere afhankelijkheid van de leerkracht zien.
Over het nut van kleuterbouwverlenging bestaan twijfels. Verschillende onderzoeken laten zien dat de meeste kinderen die groep 2 over doen daar hooguit tijdelijk van profiteren.
Dit geldt zowel voor de leerprestaties als voor de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Kleuters ontwikkelen zich in sprongen. Wat kleuters de ene week niet kunnen, pikken ze de volgende week wel goed op. Soms zijn ze bijvoorbeeld in december plots klaar om naar groep 3 te gaan. Dan is het zonde om ze een jaar langer in groep 2 te houden, en deze kinderen niet direct de uitdaging bieden die ze nodig hebben.
Er is jammer genoeg niet één meetinstrument dat succes garandeert. Er is dus ook niet één antwoord die voor alle twijfelgevallen geldt.
Blijf vooral objectief naar de kinderen kijken. Wie zijn zij en wat kunnen zij? De kenmerken van schoolrijpheid kun je gebruiken als richtlijn.
Ook is het goed om na te denken over het doel van eventueel nog een jaar kleuteren?
Wat wil je dat het kind daarmee bereikt? En is dat realistisch?
Het is essentieel dat leerkrachten dezelfde taal spreken. Vaak hebben de leerkrachten uit de onderbouw en de middenbouw een verschillende visie op leren en/of kijken ze anders naar de ontwikkeling van leerlingen. Het is dan ook belangrijk te weten of iedereen hetzelfde bedoelt en dezelfde criteria hanteert. Daarbij moet de brede ontwikkeling van kinderen voorop staan, geen smalle blik op leeropbrengsten of cognitieve vaardigheden.
Versneld naar groep 3
Het versneld naar groep 3 gaan is ook bij kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong lang niet altijd nodig (maar ook niet per definitie af te raden), ook niet als kleuters al kunnen lezen of als ze aan lezen toe zijn. Iedere kleuter is verschillend en heeft verschillende input nodig om verder te kunnen ontwikkelen. Als er tijdens speel-werktijd door sommige leerlingen meer aandacht besteed wordt aan lezen en rekenen, dan zullen zij hier meer in groeien. Kom hier aan tegemoet als dit aansluit bij hun ontwikkeling.
Toch zijn er soms leerlingen met een voorsprong, die toe zijn aan een schoolse en formele manier van leren, graag in werkboekjes aan de slag willen en daar erg gemotiveerd voor zijn. Zij hebben geen behoefte meer aan spel of lopen zo ver voor dat de aansluiting volledig is verdwenen. Breng dan samen met ouders en een deskundige goed in kaart waar deze leerling staat en wat de beste manier is om de leerling gemotiveerd te houden, ook als dat een versnelling betekent.
Op zoek naar meer?
Boekentip:
Heb je zelf ook nog leuke suggesties?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën in een reactie op deze blog te delen!
Bronnen
.
.
コメント