Spelen lijkt soms ongericht en in zichzelf geen doel te hebben, maar spel is heel erg nuttig. Wanneer je voor spel een beredeneerd aanbod gebaseerd op de SLO-doelen ontwikkelt, kunnen kleuters doelgericht spelen in de hoeken en kun jij ze volgen en begeleiden in hun ontwikkeling. Je leest er meer over in deze blog.
Doelgericht spelen
Doelgericht spelen klinkt misschien als iets dat niet bij kleuters past.
Toch wordt het vandaag de dag wel van de kleuterleerkrachten gevraagd.
Waar vroeger veel ruimte was voor het spel van kinderen, wordt er nu steeds meer van leerkrachten verwacht dat ze zich focussen op het behalen van de doelen.
Hoewel (vrij) spel steeds meer naar de achtergrond dreigt te verdwijnen, bezitten spelend leren en doelgericht werken allebei waardevolle items, die je gecombineerd kunt gebruiken om tegemoet te komen aan de behoeften van jonge kinderen.
Wanneer leerkrachten de leeromgeving namelijk doelbewust als leermethode inrichten en de leerlingen gelegenheid bieden om zich te oriënteren, te mogen ontdekken en te experimenteren en daarna vooral te mogen oefenen en te herhalen kan spel ook een grote bijdrage leveren aan opbrengstgericht werken.
Niet alle aanpakken lenen zich overigens voor doelgericht werken of zijn even effectief.
In de kindvolgende aanpak van spel bijvoorbeeld zullen bepaalde leermogelijkheden (bijvoorbeeld meten of rijmen) zich minder voordoen.
Gewoonweg omdat kleuters bepaalde activiteiten niet uit zichzelf kiezen.
Doelgericht spel vraagt om leerkrachten die actief spel begeleiden, samen onderzoeken en exploreren, en gesprekken hebben met kleuters. Daarbij is het essentieel dat leerkrachten kansen zien en grijpen om samen met de kleuter de grenzen van diens kunnen op te zoeken.
Bij doelgericht spel is het niet de rijke leeromgeving op zich waar kinderen van leren, maar de leerkracht die toont wat je ermee kunt doen, die daarin interacteert met de kinderen, vragen stelt, woorden geeft en suggesties doet. Dit maakt dat spelbenaderingen waarbij de leerkrachtinbreng beperkt is minder effectief zijn.
Als het gaat om de vraag aan welke leerdoelen gewerkt dient te worden, is het goed om te realiseren dat kleuters zowel behoefte hebben aan onderwijs in leergebieden (zoals mondelinge taalvaardigheid, ontluikende geletterdheid) als het aanleren van voorwaardelijke vaardigheden (zoals gedrag en aandacht) om goed te kunnen functioneren (en te profiteren) van onderwijs. Beiden zijn van belang voor de verdere ontwikkeling en die gebeurt niet ‘vanzelf’. Van de twee benaderingen met veel inbreng van de leerkracht lijkt de ontwikkelingsgerichte aanpak meer geschikt om juist die bredere doelen via een leeftijdsadequate (spelend leren-)aanpak te realiseren dan de methodische benadering.
Doelgericht spelen en instructies
De afgelopen jaren heeft de aandacht voor doelgericht werken soms geleid tot sterk methodische benaderingen in het kleuteronderwijs waarin directe instructie centraal staat.
In de methodische benadering overheerst de leerkrachtsturing en dreigt het gevaar dat kinderen weinig betrokken zijn. Bovendien kan deze aanpak het leren van geïsoleerde vaardigheden in de hand werken in plaats van het stimuleren van de brede ontwikkeling.
Tegelijkertijd lijkt het woord ‘ínstructie’ een beladen term die veel leerkrachten associëren met drillen en dwang. Deze afkeer van instructie kan leiden tot een kindvolgende benadering of structuurgerichte aanpak.
Deze laatste twee benaderingen staan echter haaks op actuele kennis van ontwikkeling en de rol die de ondersteunende volwassene daarbij speelt.
In de ontwikkelingsgerichte benadering is er een balans in leerkrachtinbreng en kindinitiatief. Juist in deze benadering staat de zone van naaste ontwikkeling centraal, waarbij de leerkracht aansluit bij het huidige niveau van het kind, maar tevens poogt om met nieuwe ervaringen en uitleg het kind naar een iets hoger niveau te brengen.
In deze benadering gaan doelgericht werken en spelend leren hand in hand en heeft instructie veelal een expliciet karakter, maar dan wel binnen een context die kinderen betrokken houdt. Zonder dat daarbij drillen en dwang komt kijken.
Niet alle kleuters hebben evenveel instructie nodig. Kleuters die vanuit hun gezin goed toegerust zijn, zijn bijvoorbeeld beter in staat om hun aandacht vast te houden, problemen op te lossen of hulp te vragen. Zij krijgen thuis vaker een rijker taal- en activiteitenaanbod dat aansluit op schoolse activiteiten. Kinderen met minder bagage gaan vaak eerder dwalen, zijn wellicht geremd in hun exploratiedrang en zullen minder een beroep doen op de leerkracht. Zij hebben juist meer begeleiding, instructie en herhaling nodig.
Maar uiteraard in een vorm die bijdraagt aan plezier in leren.
Daarbij is een goede afstemming in de ondersteuning nodig.
Hoe bied je nu doelgericht een thema aan? Volg daarbij de volgende stappen:
Stap 1: Bedenk een thema
Doelgericht werken begint met het bedenken van een thema.
Hoe je dit doet lees je in mijn blog Thematisch werken
Deel dit thema in kleinere deelthema's op en zorg ervoor dat in die deelthema(‘s) rollenspel mogelijk is. Bepaal vervolgens de bijbehorende rollen en de handelingen bij de rollen.
Vraag je steeds af of het thema helpend is om doelen te stimuleren.
Draai het bijvoorbeeld om en bestudeer eerst de doelen van een periode eens voordat je een thema plant en kies daarna pas je thema.
Voorkom zoveel mogelijk dat je aanbod gaat wegzetten in je hoeken dat thematisch misschien de hoofdprijs wint, maar niemands zone van naaste ontwikkeling raakt.
Houd wel in je achterhoofd dat het thematisch werken zelf een middel is en geen doel.
Kortlopende thema's kunnen mogelijkerwijs ook de focus op je doelen bedreigen.
Met langer lopende thema's houd je die focus vaak wel en kun je langer met de doelen oefenen. Ik adviseer daarom om ieder thema een week of zes te laten duren. Het voorbereidingsformulier in deze download kun je gebruiken voor de spelhoeken.
Stap 2: Verbind doelen en handelingen
Je ziet vaak aan de handelingen welke doelen er goed bij passen.
Dan komen de doelen voort uit de handelingen.
De doelen kunnen echter ook voortkomen uit observaties.
Dan bepaalt het doel de handelingen. Hoe doe je dat?
Schrijf de rollen per deelthema op. Bijvoorbeeld: een verkoper en klanten.
Schrijf daarachter de handelingen die passen bij de rollen. Bijvoorbeeld: afrekenen en wisselen.
Maak daarna de verbinding met de doelen. Bijvoorbeeld: Omgaan met geld.
Om deze doelen en de aanpak te kunnen bepalen moet je inzicht hebben in de ontwikkeling van jouw leerlingen. Kennis van de leerlijnen en tussendoelen is daarom een belangrijke voorwaarde om beredeneerd te kunnen gaan werken.
Wanneer je deze doelen naast je handelingen en rollen houdt, kun je zien aan welke doelen je met dit thema kunt werken. Wanneer je met je groep of met een aantal leerlingen aan een bepaald doel wilt werken, kun je het doel ook eerst noteren en vervolgens bekijken welke handelingen of rollen daarbij aansluiten. Om tot de juiste leerinhouden te komen kijk je eerst naar het instapniveau van jouw groep. Dit instapniveau kan per schoolpopulatie namelijk zeer verschillend zijn. Daarna bekijk je de einddoelen voor jouw groep.
Deze einddoelen beslaan alle kennis en vaardigheden die er minimaal nodig zijn om aan te sluiten bij de volgende groep. Wanneer je die start- en einddoelen helder hebt, kun je gerichte keuzes maken in de leerlijnen met daarin de tussendoelen die jouw basisaanbod gaan bepalen. Dit doe je door de tussenliggende leerlijnen naast elkaar te noteren en op te delen in 5 periodes (van vakantie tot vakantie) van in totaal 40 weken per leerjaar, met daarin evenredig verdeeld aanbod. Dit noem je de focusdoelen. Dit zijn de cruciale doelen die, wanneer deze niet behaald zijn, ervoor zorgen dat het kind een aanzienlijk kleinere kans heeft om in het volgende leerjaar succesvol te zijn. Focusdoelen vragen om specifiek aanbod (instructie) en hebben inoefening nodig.
Gebruik hiervoor een periodeplanner. Op dit formulier zijn zowel alle doelen als alle leerlingen te vinden, die de afgelopen periode aan de doelen hebben gewerkt, te zien.
Per leerling geef je bijvoorbeeld met een kleur aan of het doel wel, bijna of niet is bereikt. Aan het eind van iedere periode analyseer je deze gegevens.
Niet en bijna gehaalde doelen worden sleepdoelen, die je meeneemt naar de volgende periode. Het is namelijk niet de bedoeling dat je kinderen gaat overvoeren op doelen en doelen gaat opstapelen. Noteer de doelen (in plaats van activiteiten) ook in je dag-/weekplanning om het doelgericht denken vast te houden.
Je kunt ook gebruik maken van de periodeplanner, die ik heb gemaakt, gebaseerd op de SLO doelen en de bijbehorende gemiddelde leeftijd. Je creeert hiermee wat meer overzicht voor jezelf temidden van de vele doelen.
Deze periodeplanner en meteen ook registratielijst, geeft per leerlijn de doelen vanuit het basisaanbod weer voor de periodes van vakantie naar vakantie (ervan uitgaande dat instromers kunnen starten bij het basisaanbod voor vierjarigen). Zo weet je zeker dat alle doelen aan bod koen. De registratielijst is meteen een groepsoverzicht en maakt tevens zichtbaar welke kinderen meedraaien in het basisaanbod, welke in de zorggroep en welke in de plusgroep.Dit hoef je dus niet apart te noteren. Een voordeel hieraan is dat je doelen uit andere periodes, die je al spontaan hebt geobserveerd ook meteen kan noteren.
Een andere manier om een overzicht te creëren is de placemat hieronder.
Hierop kun je per domein noteren welke kinderen meedraaien in het basisaanbod.
Deze namen en het doel uit het basisaanbod noteer je in iedere kolom bovenaan.
Daaronder noteer je links welke kinderen de doelen in een vorige periode nog niet voldoende beheersten (de zorggroep). Deze doelen sleep je dus mee naar deze periode. Rechtsonder noteer je de namen van de kinderen die deze doelen al wel beheersen en extra uitdaging nodig hebben. Per periode werk je dus met drie niveaugroepen.
Vanuit de periodeplanner verdeel je het totale aantal doelen die je in deze periode wil bekijken weer over het aantal weken tot aan de vakantie.
Ja kan daarbij gebruik maken van deze weekplanner, die volledig aan te passen is.
Gedurende deze week dompel je de kleuters onder in de doelen die bij de betreffende periode staan. Na iedere periode zet je de kinderen die mee konden komen in het basisaanbod weer bij het basisaanbod van de volgende periode.
Kinderen die de doelen onvoldoende beheersen, deel je weer in bij de zorggroep en kinderen die ver vooruit lopen in de plusgroep.
Leerlijnen en doelen kun je overigens ook halen uit het kindvolgsysteem van jouw school.
Veel scholen gebruiken ook een methode om de leerlijnen veilig te stellen en een goede doorgaande lijn op te zetten voor de gehele basisschool.
De methode zorgt ervoor dat er een opbouw is in het niveau en dat de leerstof passend is bij de ontwikkeling van een kind en dat de leerstof van de vorige of volgende groep aansluit.
Wanneer je vanuit de methodes werkt, kun je deze ook van vakantie naar vakantie indelen.
Vervolgens bekijk je welke doelen de komende periode aan bod komen. Wanneer er veel doelen passend zijn, is het belangrijk om een keuze te maken op welke doelen je de nadruk gaat leggen. De andere doelen kunnen alsnog in het spel wel aan bod komen, maar daar werk je niet doelgericht aan. Kinderen krijgen bij deze doelen meer de kans om te ontdekken, te proberen en te ervaren.
Maak de doelen waaraan je werkt ook visueel herkenbaar in het lokaal.
Werk bijvoorbeeld met een doelenbord. Besef je echter wel dat doelen vooral in jouw hoofd zitten en niet in het hoofd van de kinderen. Het is een verwachting van jezelf.
Verwachtingen hebben is goed. Het betekent dat je oefent in het herkennen van interesses, behoeften en het niveau van kinderen. Verwachtingen mogen alleen geen opdrachten worden, want dan heb je geen spel meer.
Als kinderen spelen zijn ze eigenlijk doelloos bezig, dan gaat het meer om het proces, niet om het eindproduct. Spel is vrij van opdrachten en je verwachtingen opleggen is geen spel, maar vergelijkbaar met een opdracht. Je moet verwachtingen dus ook weer durven loslaten en er niet van uitgaan dat de kinderen met jouw doel voor ogen spelen.
Focus je dus niet op resultaten. Het spelen in hoeken is niet hetzelfde als ‘oefenen voor een toets’. Je kunt doelen hooguit uitlokken door voorwaarden aan te reiken.
Als kinderen niet spelen wat jij had verwacht dan is dat helemaal niet erg.
Spel is namelijk altijd goed als het aan twee voorwaarden voldoet.
Ten eerste moet je respectvol met elkaar omgaan.
Ten tweede moet je materialen die heel moeten blijven ook heel laten.
Dus stenen in de zandbak gooien is prima, stenen tegen iemands hoofd gooien niet.
Stap 3: Start samen het thema op
In tegenstelling tot activiteiten gestuurd aanbod staan bij beredeneerd aanbod de doelen in plaats van de activiteiten centraal. Alle activiteiten staan in dienst van het behalen van de gestelde doelen. Wanneer je de doelen dus hebt vastgesteld kies je activiteiten die daarbij passen en start je het thema op. De gestelde doelen moeten ook terug te zien zijn aan de inrichting van je hoeken en kasten. Zet bijvoorbeeld alleen materialen in je kast die een link hebben met de doelen in de periodeplanner. Focus je bij het zoeken van de materialen wel op het grote doel en niet alleen gericht op het doel wat je wil behalen en bekijken.
Is je doel bijvoorbeeld resultatief tellen? Leg dan allerlei materialen neer die tellen uitlokken. En dan niet alleen tot 10, omdat die periode dat bijvoorbeeld als doel aangeeft, maar ook verder, zodat het ook uitdagend is voor de kinderen die dit doel al lang beheersen.
Zo komen alle kinderen aan hun trekken en op hun eigen niveau verder ontwikkelen.
Hoe doe je dat? Schrijf er vooraf, bij je themaplanning, al ideeën over op, kies materialen waarbij je bepaalde spelactiviteiten in gedachten hebt en observeer wat kinderen daarmee doen om het spel te begeleiden.
Stel bij je aanbod vragen zoals:
Wat is mijn bedoeling met dit aanbod?
Waarom breng ik dit in?
Wat vind ik belangrijk in deze hoek?
Welk spel wil ik uitlokken?
Heeft mijn hoek ruimte voor gericht en vrij spel?
Heeft mijn hoek een duidelijke leerfunctie?
Waaruit bestaat mijn begeleiding dan precies?
Voor welke kleuters is begeleiding echt nodig?
Sluit mijn hoek aan bij het thema?
Heeft mij hoek voldoende afwisseling?
Of kan het ook op een andere manier, met een kleinere groep of met een andere werkvorm? In tegenstelling tot activiteiten gestuurd aanbod staan bij beredeneerd aanbod de doelen in plaats van de activiteiten centraal. Het aanbod sluit hierbij aan op het ontwikkelniveau, de onderwijsbehoeften en de talenten van de kinderen. Aan de hand van de gekozen doelen, kun je bijvoorbeeld ook de keuze maken voor de inhoud van de hoek.
Vul dit aanbod ook aan met andere materialen, die niet doel gebonden zijn.
Wanneer je een hoek inricht met alleen dat ene doel in je achterhoofd, dan zullen kinderen vaak snel uitgespeeld zijn. Voor kleuters is dit namelijk een onnatuurlijke situatie.
Activiteiten maken bij kleuters altijd deel uit van een groter geheel, waarmee je een betekenisvolle context creëert en staan nooit op zichzelf.
Bekijk het dus breder en zie de hoek vooral als een plek om spel uit te lokken, waarbij dus aandacht is dat ene doel, maar niet als enige speloptie.
Zorg ervoor dat het door jouw gekozen doel geen opdracht is.
Bouw de spelhoek samen met de kinderen op.
Laat ze meedenken en verder brainstormen over het thema. Laat ze ook materialen van thuis meenemen en betrek de ouders bij het thema. Het verhoogt de betrokkenheid en zorgt ervoor dat je nog beter aansluit op hun niveau en ervaring.
Kies vanuit het spel de andere hoeken die een aanvulling zouden kunnen zijn op de spelhoek. Door middel van de verbinding tussen de hoeken stimuleer je de brede ontwikkeling. Bij het thema baby's kunnen in de taalhoek bijvoorbeeld geboortekaartjes worden gemaakt.
Voor meer informatie over het inrichten van de speelplekken verwijs ik je naar mijn blog Hoeken inrichten
Stap 4: Begeleid het spel
Doelgericht ga je dan het spel sturen naar de gekozen doelen en daarnaast is het waarschijnlijk dat de kinderen ook in aanraking komen met de andere doelen en geef je hen de mogelijkheid om dit te ontdekken en ervaren.
Als je opdrachten in een hoek weglegt, zal je daar vrijwel geen vrij spel zien.
Dit betekent overigens niet dat je geen opdrachten mag geven.
Bedenk alleen dat als je vrij spel wilt zien, je dan geen gesloten materialen moet neerleggen, maar op zoek moet naar materialen met een open einde.
Begeleid het spel in de spelhoek. Door een rol aan te nemen in het spel kun je de ontwikkeling stimuleren en het spel op een hoger niveau brengen.
Gebruik daarbij de 3 V’s:
Verkennen: je kijkt waar de kinderen mee bezig zijn in de spelhoek.
Verbinden: je stapt in het spel en verbindt handelingen aan doelen, taal aan spel of je betrekt leerlingen op elkaar.
Verdiepen: tijdens het meespelen verdiep je het spel door iets toe te voegen of door een andere hoek in te zetten om het spel rijker te maken.
Voor meer informatie tips rondom spelbegeleiding verwijs ik je naar mijn blog Spelbegeleiding
Stap 5: Observeer het spel
Observeer de leerlingen op het gebied van de kleinere doelen die je hebt bedacht bij de rollen en de handelingen. De observaties leveren je ontwikkelingsgegevens op en ideeën voor vervolgactiviteiten of aanvullingen op de materialen om kinderen verder te krijgen in hun ontwikkeling.
Stap 6: Evalueer je thema
Kijk terug op je deelthema’s, rollen, handelingen en doelen.
Heb je bereikt wat je wilde bereiken? Is er sprake geweest van rijk spel met veel ruimte voor de brede ontwikkeling? Neem de positieve punten mee naar het volgende thema en begin weer bij stap 1.
Op zoek naar meer?
Boekentip:
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog aanvullingen ?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën in een reactie op deze blog te delen!
.
.
Comments