Kinderen communiceren via hun gedrag, daarmee laten ze zien hoe zij zich van binnen voelen. Het kan soms een ingewikkelde puzzel zijn om erachter te komen wat een kind je eigenlijk wil vertellen, maar nog niet kan verwoorden. Vaak vinden we dit gedrag lastig en zijn we geneigd om het zo snel mogelijk uit de wereld te helpen door bijvoorbeeld te straffen/consequenties stellen, een beloningssysteem met stickers of negeren.
Maar werken deze oplossingen? In deze blog vertel ik je meer over.
Achter het gedrag
Sommige kinderen gedragen zich niet zoals we wensen en verstoren de orde binnen de groep. We reageren vaak negatief op dat gedrag van een kind.
Lastig gedrag is voor de meeste leerkrachten druk gedrag. Gedrag dat de orde verstoort. Eigenlijk is het probleemgedrag 'gewoon gedrag', maar de plek of het moment waar het gedrag wordt vertoont, maakt soms dat we het probleemgedrag noemen.
Het is dan niet passend in de situatie. Kinderen vertonen meestal probleemgedrag als de omgeving niet aansluit bij hun onderwijs- of ontwikkelingsbehoeften.
Een kind laat dit ongewenste gedrag echter niet zien om jouw gezag te ondermijnen, jou eens lekker tegen te werken of jou te pakken op jouw zwakke plek.
Gedrag is een complex iets, gedrag is meer dan je ziet.
Kinderen hebben altijd een goede reden voor hun gedrag. Ze willen het van nature graag goed doen en doen het zo goed als ze kunnen. Een kind wil iets communiceren met zijn gedrag. Met gedrag laten kinderen dus zien hoe zij zich vanbinnen voelen. Vaak is het gedrag het gevolg van een bepaalde behoefte, dat per kind en situatie kan verschillen.
Meer over (de redenen achter) gedrag lees je in mijn blog: Gedrag
Belonen
Jouw reactie op het gedrag van leerlingen kan dat gedrag beïnvloeden.
Kinderen hebben aandacht nodig. Als ze die onvoldoende krijgen, zullen ze manieren ontwikkelen om toch de aandacht op zich te richten.
Zo gaan kinderen bv. zogenaamd grappig doen, de clown uithangen of allerlei stunts uithalen. Andere kinderen stellen zich heel hulpeloos op, doen verlegen of proberen jou (te veel) te helpen. Door dit gedrag kun je je geërgerd voelen.
Leg, ook bij het niet nakomen van regels, altijd de nadruk op het belonen van gewenst gedrag. Immers: Wat je aandacht geeft groeit. Benadruk dus vooral wat er goed gaat in de klas! Zet elk ‘klein’ positief gedragspuntje enorm in de schijnwerpers zodat je direct de boodschap geeft welk gedrag jij als leerkracht in de klas zou willen.
Zorg er ook voor dat je je woorden zorgvuldig kiest en formuleer ze zo positief mogelijk ("loop alsjeblieft" in plaats van "ren niet").
Als je ervoor zorgt, dat het kind “winst” behaalt bij gewenst gedrag, zal het dat gedrag vaker vertonen. Hoe doe je dat?
Geef beloningen meteen na het gewenste gedrag!
Beloningen hebben vooral effect wanneer ze niet materieel zijn, meteen na het gewenste gedrag gegeven worden, realistisch zijn en consequent worden gegeven door iemand met status. De meest effectieve beloning is een compliment! Je kunt veel positief gedrag bereiken door positieve dingen te benoemen en complimenten te geven, maar het is dan wel goed om iets over het proces dat je bij een leerling ziet te zeggen en niet over het eindresultaat. Dus niet: ‘Wat een mooi kunstwerk!’ , maar ‘Ik heb gezien dat je het moeilijk vond om de neus te maken. Je hebt er hard voor gewerkt en het toch voor elkaar gekregen!’
Geef ook veel non-verbale complimenten!
Even een duim omhoog, een aai over de bol. Het helpt allemaal in het versterken van de band met de kinderen en het stimuleren van positief gedrag.
Geef complimenten zoveel mogelijk klassikaal!
Kinderen groeien namelijk van klassikaal gegeven opstekers. Ook kun je leerlingen stimuleren elkaar een compliment te geven en positieve dingen te zeggen tegen elkaar. Het bevordert de groepssfeer en dus een positief pedagogisch klimaat.
Bedenk een symbool voor gewenst gedrag!
Leg aan de kinderen uit wat het symbool betekent en welk gedrag je wilt zien en wanneer. Vertel wanneer je precies op gaat letten of het gewenste gedrag goed uitgevoerd wordt. Goed gedrag noteer je onder het symbool. Zo kun je bijvoorbeeld een grafiek maken voor een hele week en elke dag aangeven hoe vaak het gewenste gedrag vertoond is. Daag de kinderen uit om zichzelf te verbeteren! Het is belangrijk dat kinderen hierbij succeservaringen opdoen. Kies daarom voor haalbaar gedrag in een haalbare tijd!
Gebruik een beloningssysteem!
Om positief gedrag te stimuleren kun je ook een beloningssysteem hanteren.
Denk daarbij eens aan de volgende opties:
Deel iedere dag een een pluim (een beloningskaart, eventueel met een veer) of een dikke duimenkaart uit.
Maak een beloningskaart van bijvoorbeeld 10 cirkels en laat een plaatje van een personage daar steeds een stapje verder op zetten. In de herfst kan dit bijvoorbeeld een kabouter zijn die over een bospad loopt en tijdens Sinterklaas een Piet die van dak naar dak loopt.
Als je met een individuele leerling iets wilt bereiken, zoals niet door de kring praten of wat beter stilzitten, kun je blokjes gebruiken. Leg 3 blokjes op een plek die jij en het kind kunnen zien. Vertel het kind duidelijk wat je van hem/haar verwacht, bijv. we gaan oefenen om niet door de kring te roepen. Als je dat doet, raak je een blokje kwijt. Als je aan het eind van de ochtend nog 3 blokjes hebt, krijg je een sticker. Wanneer het kind door de kring roept, haal je, zonder iets te zeggen een blokje weg. Het is niet de bedoeling dat je dit in de kring zegt zodat alle andere kinderen het ook weten. Nog beter: ga uit van het positieve. Iedere keer wanneer het kind de vinger opsteekt en op de beurt wacht, leg je, zonder iets te zeggen, eventueel met een non-verbaal signaal, een blokje neer. Als het kind bijv. 3 blokjes kan verzamelen op een dagdeel, wordt dat beloond. Als dit goed gaat, kun je het verhogen naar 5 blokjes etc. tot het goed gaat.
Geef de kinderen individueel of met de hele groep een stickerkaart Wanneer iets goed gaat waar aan gewerkt moet worden, verdient de groep of het kind een sticker op de stickerkaart. Als de kaart vol is, bijv. bij 10 stickers, krijgt het kind of de klas een beloning.
Geef alle kinderen een spaarpotje. Laat de kinderen als beloning voor goed gedrag "geld" verdienen. Wanneer hun pot vol is, mogen ze "winkelen" in een klassenwinkel om iets te kopen als beloning voor hun werk. Die beloning kan ook een activiteit met een bepaalde waarde zijn.
Steeds wanneer de kinderen een goede daad verrichten mogen ze van een strook een stukje slinger aan een papieren bloem hangen. Als de bloem de vloer raakt dan is het tijd voor een beloning.
Ga je een beloningssysteem voor een individu gebruiken?
Overleg dan met de leerling over het doel en vertel waarom je de kaart inzet.
Spreek duidelijk met de leerling af welk gedrag hij/zij moet laten zien om een sticker, ingekleurd plaatje of stapje omhoog op de kaart te verdienen.
Bekijk wat haalbaar is voor deze leerling. Start je meteen met 10 stickers voor een volle kaart of begin je met bijv. 5. Als dit lukt, kun je daarna naar 10 en zo stel je als het ware steeds hogere eisen.
Spreek een moment af waarop je samen naar de beloningskaart kijkt. Meteen na de kring, na het werken of buiten spelen, aan het eind van een ochtend of direct: 'je hebt dit nu goed gedaan! Je krijgt een sticker op je kaart'.
Het is fijn als de leerling die met de beloningskaart werkt een beloning voor de hele groep kan verdienen wanneer de kaart vol is, zoals een keer extra naar de speelzaal, een filmpje kijken, langer buiten spelen, spelletje spelen in de klas, een voorleesboek kiezen, een sticker voor alle kinderen... De leerling die dit voor de groep verdiend heeft, mag kiezen. Op deze manier zal de groep gemotiveerd zijn om het kind te helpen het doel te bereiken. De hele groep is betrokken en iedereen verdiend een beloning, ook kinderen die het gewenste gedrag vertonen.
Omleiden of verplaatsen
Dat wil overigens niet zeggen, dat je negatief gedrag geen aandacht moet geven. Begrenzen is erg belangrijk. Ga daarbij echter wel altijd uit van goede bedoelingen en kijk met vertrouwen naar kinderen. Het gaat bij iedereen wel eens mis.
Grijp in als dat nodig is. Negeren werkt niet altijd het best. Vroeg ingrijpen heeft twee grote voordelen: de ingreep blijft klein en het probleem wordt niet groot. Ingrijpen doe je op een vriendelijke, korte en weinig aandacht gevende manier. Hoe doe je dat?
Maak oogcontact!
Als kinderen regels niet naleven en/of teveel invloed willen hebben, dan is oogcontact maken vaak al voldoende ter correctie. Zo niet...vraag dan, als er iets gebeurt, of het de bedoeling was om te storen of iemand een vervelend gevoel te geven en biedt alternatieven aan. Wat mag het kind wel doen? Door dit positief te formuleren begrens je een kind, maar voelt het niet echt als een negatieve consequentie.
Corrigeer zoveel mogelijk in de ik vorm!
Beschrijf het gedrag (ik zie...), wat dat gedrag bij jezelf oproept en wat de gevolgen zijn van dit gedrag.
Formuleer wat je wilt wel als een mededeling en niet als een vraag! Dus niet: "Wil je gaan opruimen?”, maar "Ik wil dat je gaat opruimen".
De kinderen hebben bij een vraag het idee dat ze een keuze krijgen en lang niet alle kinderen zullen dan jouw keuze (opruimen) opvolgen. De kinderen weten dan precies wat er van hen verwacht wordt en zullen hierdoor minder snel de discussie aangaan.
Blijf rustig en respectvol!
Praat ten alle tijden kalm en respectvol met kinderen, luister naar ze en laat ze uitpraten.
Leid het kind af!
Wanneer een kind toch doorgaat en de positieve dingen falen, leid je kinderen, als dat mogelijk is, om naar een andere activiteit. Maak duidelijk dat die consequentie geen straf is, maar een manier om het kind te helpen. Dit is dus geen "time out" moment!
Breng het liever als een tweede kans om beter te leren. Vertel kinderen dat ze de eerste activiteit morgen opnieuw kunnen proberen. Geef het kind wel een time-out als het gedrag voortkomt uit overprikkeling.
De sleutel tot het laten werken van zo'n omleiding is echter wel dat je het probleem niet te groot moet laten worden voordat je erin stapt om het op te lossen.
Los het bij voorkeur al op, voordat het begint.
Straffen
Een kind dat pogingen doet om ongewenst gedrag af te leren, is dus het meest gebaat bij positieve aanmoedigingen in wat al wel lukt. Positieve bekrachtiging bij een succeservaring, nodigt uit om het een volgende keer nog eens te wagen. Hiermee versterk je meteen ook het zelfbeeld van het kind, dat uitermate belangrijk is voor de ontwikkeling.
Kinderen gaan grenzen vaak aftasten en testen wat er gebeurt als ze de afspraken (toch) niet nakomen. Straffen kunnen wanneer de vorige stappen mislukken, een hulpmiddel zijn om deze afspraken te bewaken. Hoe doe je dat?
Communiceer!
Het is dan wel belangrijk dat je het kind niet met een straf overvalt, maar dat het vooraf met een kind is besproken welke sanctie er zal volgen als hij/zij zich niet aan de afspraak houdt.
Wees consequent!
Voor opvoeders is het aangeraden om vooral consequent te handelen, zodat het kind leert dat het ongewenst gedrag vertoont. Niets is namelijk verwarrender dan vast te stellen dat iets de ene keer wel mag en de andere keer niet. Dat brengt veel onzekerheid teweeg, wat op termijn ook angst in de hand kan werken. Houd het dus niet bij steeds een waarschuwing, maar voer de straf ook daadwerkelijk uit.
Maak oogcontact!
Vraag het om jou in de ogen te kijken en jou te vertellen wat hij/zij aan het doen was, en of het een goede keuze was of niet. Probeer daarbij contact te maken met het kind.
Kijk achter het gedrag!
Probeer echt te begrijpen wat het gedrag heeft veroorzaakt en wat de onderliggende boodschap van het kind is. Vergeet niet dat al het gedrag communicatie is!
Dus wat probeert het kind te zeggen? Laat het begrip echter nooit een excuus zijn.
Een kind mag boos zijn, maar het mag, wat de reden ook is, anderen geen pijn doen.
Benoem altijd het gedrag en praat niet negatief over het kind. Hij of zij is niet het ongewenste gedrag, maar laat dit alleen maar zien.
Verneder een kind nooit publiekelijk!
Corrigeer en bestraf zoveel mogelijk een-op-een. Correcties zijn veel effectiever als je dat niet klassikaal maar in direct persoonlijk contact doet. Neem het kind dus altijd apart voor een praatje. Zo bouw je aan je relatie met de leerling in plaats van het af te breken.
Een correctie ten overstaan van een hele groep werkt ook status verlagend.
Begin klein!
Begin klein wanneer de orde wordt verstoord (negeren, stem een beetje verheffen, kind aankijken, naar een kind toelopen). Bedenk dat 'eruit sturen' heel schadelijk kan zijn voor een kind: je bent niets waard, je hoort er niet bij, je bent een slecht kind.
Behoud de relatie tussen jou en het kind, anders wordt het alleen maar slechter en slechter voor je, niet beter! Behandel alle kinderen met het mededogen, die je voor je eigen kinderen zou willen.
Straf snel!
Als je toch straft, straf dan altijd snel na de verkeerde actie en houd de straf kort, benoem je het ‘foute’ gedrag, bied je hiervoor een alternatief aan en stem je de straf af op het gedrag.
Een straf weegt veel zwaarder in de beleving dan een compliment.
Keur het gedrag af!
Bij straffen geldt dat het belangrijk is om alleen het gedrag af te keuren en niet het kind als persoon. Zeg dus niet: "Wat ben jij een ruziezoeker", maar "Ik zie dat je boos bent, maar ik kan het niet goedkeuren, dat jij daarom jouw vriendje slaat". Gebruik ook nooit gewelddadige straffen en dreig niet met je liefde te onthouden.
Leg het waarom uit!
Spreek ook altijd uit waarom het gedrag niet getolereerd kan worden.
Benoem het gewenste gedrag!
Spreek altijd uit wat je wel van het kind verwacht. Zeg dus niet: "Niet rennen", maar "Ik wil dat je op de gang zachtjes loopt, zonder te praten".
Benoem wat goed gaat!
Om een positieve band op te bouwen, wordt aangeraden om vier complimenten tegenover een negatief woord te zetten.
Overdrijf niet!
Verder is het zaak om niet te overdrijven. Voortdurend straffen, het kind niet meer mee laten doen, opmerkingen maken, gaat gepaard met controle verlies, waardoor de kans bestaat dat je in een negatieve spiraal belandt. Door preventief rekening te houden met bepaalde kenmerken van kinderen, te sturen en te begeleiden kun je heel wat straffen voorkomen. Bijvoorbeeld door een leerling een doordachte plek te geven. Na de straf ga je weer in gesprek met het kind en laat je hem/haar zelf meedenken over een mogelijke oplossing, alternatief gedrag en afspraken.
Time-out of time-in?
Vroeger werden kinderen in de hoek geplaatst, maar gelukkig kwam men erachter dat het geen oplossing is voor ongewenst gedrag. Het kind miste hierdoor vaak een groot deel van de lesstof en werd ook nog eens afgezonderd en publiekelijk ten schande gebracht.
Daarna ontstond, vanuit de visie dat nadenken een positiever effect geeft aan afzonderen, het fenomeen 'nadenkstoel'. In de praktijk gaat het kind echter vaak helemaal niet nadenken , omdat kleuters vaak nog niet voldoende in staat zijn om te reflecteren op hun gedrag.
Soms heeft zo'n nadenkstoel ook juist een averechts effect en wordt het kind alleen maar bozer, omdat het als strafstoel wordt ervaren. Eigenlijk is er dus weinig verschil met in de hoek staan. De nadenkstoel is vaak veel meer een middel voor de leerkracht, dan voor de leerling. De leerkracht krijgt even een time-out voor zijn/haar eigen emoties, door het kind af te zonderen. Maar hoe zou het werken als je het kind niet afzondert, maar juist verbinding zoekt en je afvraagt: “Wat heeft dit kind nodig?” In veel gevallen kom je dan uit op woorden als geborgenheid, liefde of begrip en niet op een strafstoel...
Op het moment van straffen is het kind vaak boos en begrijpt het niet waarom hij of zij straf krijgt. Meestal hebben de kinderen jou op dat moment juist het hardste nodig.
Door het kind af te zonderen, laat je het helemaal alleen in zijn sop gaar koken en kan het niet zijn gevoelens met jou delen. Hierdoor leer je kinderen onbewust dat zij hun negatieve gevoelens niet mogen tonen en moeten onderdrukken.
Uiteraard willen sommige kinderen zelf een momentje van rust, maar het is wel goed dat zij weten dat ze altijd mogen komen voor een knuffel.
Een time-in is een heel goed alternatief voor een time-out. In plaats van het kind af te zonderen neem je het juist bij je. Contact maken met het kind is heel belangrijk. Het gaat om relatie, niet om isolatie. Laat kinderen merken dat ze niet alleen bij je mogen komen als ze blij en vrolijk zijn, maar ook als ze zich boos of verdrietig voelen en leer ze hoe ze met deze boosheid of frustratie moeten omgaan. Wat mag dan wel en wat niet?
Merk je dat het kind het moeilijk heeft geef het dan een knuffel of neem je het op schoot om een boekje te lezen of om samen een kort spelletje te doen. Is het kind al ‘ontploft’ dan heeft het geen zin meer om hem te kalmeren. Laat het kind zijn emoties tonen, maar blijf zowel emotioneel als fysiek in de buurt van het kind. Hiermee laat je het kind zien dat je er voor hem bent en laat je zien hoe je met boosheid om kunt gaan. Het uiten van de emoties en ruimte geven voor een emotionele ontlading is juist heel erg goed; het is beter dat ze even goed tekeergaan dan dat ze het opkroppen. Voor een jong kind is het nog heel lastig om zijn emoties te reguleren en hij heeft hier echt nog jouw hulp bij nodig.
Betekent dit nu dat je nooit meer gebruik moet maken van een time-out? Nee, dat niet.
Je kunt het af en toe bewust inzetten, bijvoorbeeld in een situatie waarin een kind een ander kind pijn heeft gedaan. Blijf wel altijd in de buurt en laat het time-out moment niet langer dan een paar minuten duren.
Op zoek naar meer?
Kijk dan ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf nog aanvullingen of suggesties? Laat dan een reactie achter!
Bronnen
Maike Douglas-Westland. Jufmaike.nl. (2017). Belonen in de klas.
Geraadpleegd op 28 april 2022.
..
Comments