Een beetje angst is normaal en hoort bij het opgroeien. Het maakt een kind alert en beschermt het tegen gevaar. Maar angst is niet altijd nuttig en kan het kind ook belemmeren in zijn/haar functioneren. Een kind kan natuurlijk zeggen dat hij of zij bang is, maar zo simpel ligt het vaak niet. Kleuters hebben vaak nog niet de handigheid om al hun emoties onder woorden te brengen. Daarom is het belangrijk dat volwassenen ook op andere aanwijzingen letten, die kunnen wijzen op angst. De wijze waarop je als leerkracht met deze gevoelens omgaat kan een groot verschil maken in hoe een kind de volgende keer op zo’n situatie reageert. In deze blog vertel ik je er meer over.
Gezonde spanning hoort erbij!
Angst is absoluut geen slechte raadgever. Een zekere mate van angst is onmisbaar. Het vertelt ons dat er gevaar is en helpt ons om hier zo goed mogelijk op te reageren. Bij een normale ontwikkeling hoort een beetje gezonde angst, want hoe kun je je veilig en geborgen voelen, als je niet weet hoe het voelt om bang te zijn. Een jong kind komt veel onbekende situaties tegen die daarmee misschien ook best spannend zijn. Het heeft dan nog niet veel ervaringen kunnen opdoen waarin het weet: ‘Het komt wel goed’. Kinderen die angst uiten, doen dat ook altijd met een reden. Als een kind bang is, is er iets aan de hand. Het is daarom belangrijk dat een kind weet dat het zijn angst op een adequate manier mag tonen. Meer over het nut van emoties lees je in mijn blog: De functie van emoties
Soorten angst
Er bestaan allerlei soorten angsten.
Sociale angst (bang zijn om beoordeeld te worden of om in het middelpunt van de belangstelling te staan) staat bovenaan de lijst.
Daarna volgt separatieangst (bang zijn om alleen gelaten te worden en moeite hebben om los te komen van de ouders).
Andere angsten zijn bijvoorbeeld:
Angst voor onbekende dingen
Faalangst
Fobieën: Een fobie is een gerichte angst voor bepaalde dingen, dieren of situaties. Die angst kan gepaard gaan met heftige lichamelijke verschijnselen en paniekgevoelens waardoor vermijdingsgedrag in de hand wordt gewerkt. Er zijn verschillende soorten fobieën, zoals enkelvoudige fobieën (bijvoorbeeld hoogtevrees, vliegangst, claustrofobie, angst voor de tandarts of voor spinnen of muizen), sociale fobieën (extreme verlegenheid, angst om vreemd gevonden te worden en af te gaan, angst om bijvoorbeeld te telefoneren of mensen aan te kijken) en straatvrees (bang om naar buiten te gaan).
Paniekaanvallen
Angst als onderdeel van andere stoornissen zoals ADHD en autisme
Een gegeneraliseerde angststoornis. Dit wordt ook wel een piekerstoornis genoemd. Het piekeren betreft daarbij zaken die horen bij het dagelijks leven en gaat gepaard met bange voorgevoelens, somberheid, over bezorgdheid, gejaagdheid en rusteloosheid.
Een dwangstoornis. Hierbij kan het gaan om obsessies (dwanggedachten) en compulsies (dwanghandelingen). Bij obsessies is er sprake van nare negatieve gedachten die verlammend kunnen werken. Bij compulsies gaat het om bepaalde handelingen, die steeds uitgevoerd moeten worden.
Een posttraumatische stressstoornis. Hierbij zorgt een ernstige gebeurtenis voor constante gespannenheid en herbeleving van de nare gebeurtenis, bijvoorbeeld in dromen. Vermijdingsgedrag komt hierbij ook vaak voor.
Bij veel van deze angsten is het kind bang om de controle over een situatie te verliezen.
De ontwikkeling van gezonde angst
Ieder kind is wel eens bang. Bang voor het donker, bang voor een monster onder zijn bed of bang voor vuurwerk. Zulke angsten horen bij het kinderleven.
Kinderen worden ermee geboren en hebben er bovendien profijt van.
De angst voor vreemden die veel baby's tussen een half jaar en negen maanden bevangt, maakt bijvoorbeeld dat er een veilige hechting met de ouders plaatsvindt.
Angsten kunnen te maken hebben met leeftijd.
Baby's
Baby's laten vaak schrikreacties zien, bijvoorbeeld bij harde geluiden, vallen, vreemden, objecten of mensen, waarmee het kind een onplezierige ervaring heeft opgedaan.
Pas vanaf zes maanden kun je die angst bij baby's ook goed zien.
Kinderen rond één jaar zijn vaak bang voor het weg zijn bij hun ouder(-s), vreemden en natuurverschijnselen zoals water en wind.
Peuters
Peuters kunnen hun emoties nog niet beheersen. Ze zijn vaak angstig voor donker, vuur, natuurverschijnselen, onvoorspelbare situaties, dingen die ze nog niet begrijpen (bijvoorbeeld bang zijn om weggespoeld te worden als de wc wordt doorgetrokken), straf, dieren en bloed. De meeste specifieke angsten gaan bij peuters na een paar maanden over.
Een kind van 3 met angst voor monsters onder zijn bed heeft geen angststoornis; dat hoort bij een normale ontwikkeling.
Kleuters
Vanaf ongeveer vier jaar kan een kind vertellen dat het verdrietig is, Het is dan nog steeds lastig om deze emoties te beheersen. Dat komt door de ontwikkeling van het kleuterbrein. Het brein is pas rond het 23e levensjaar uit ontwikkeld. Je kunt van kleuters daarom niet dezelfde emotieregulatie vaardigheden verwachten als van oudere kinderen en volwassenen. Meer hierover lees je in mijn blog Het kleuterbrein en emoties
Vanaf vier jaar zijn veel kinderen bang voor het donker en dat er iets met hun lichaam gebeurt (bijvoorbeeld bang zijn voor de kapper of dokter), voor straf en beoordeling (‘straks vinden papa en mama mij niet meer lief’) en door hun eigen fantasie (monsters, donker, fantasiedieren). Dat komt omdat fantasie en werkelijkheid nog erg door elkaar heen lopen. Dit noem je de magische fase. Kleuters kijken daardoor door een andere bril naar de wereld. Bij hen is het belangrijk het kind goed te monitoren tijdens angstige situaties en veiligheid te bieden zodat ze hun grenzen durven opzoeken.
Meer hierover lees je in mijn blog: Fantasie en werkelijkheid bij kleuters
In de praktijk zie je dat de beginsituaties van kleuters op dit gebied erg veel kunnen verschillen. De ene kleuter die net op school komt heeft al veel meer vaardigheden dan de andere. Het gebruik van ontwikkellijnen is bij het observeren van de emotieregulatie een handig hulpmiddel. Je vindt ze in mijn blog: De emotionele ontwikkeling van kleuters
Hoewel het brein van kleuters dus nog in ontwikkeling is, is het wel belangrijk om het reguleren van angst juist in de kleuterleeftijd al te trainen. Juist omdat het kleuterbrein nog erg kneedbaar is. Door een kind nu al te leren hoe hij moet omgaan met angst, help je hem/haar dat op de lange termijn en dus in de rest van zijn leven.
Zo groeit het kind op tot een evenwichtige volwassene.
Schoolkinderen
Kinderen in de basisschoolleeftijd kunnen zich steeds meer voorstellen wat er allemaal kan gebeuren. En bij sommige kinderen resulteert dat in piekeren en zich zorgen maken. Schoolkinderen zijn angstig voor de dood en maken zich vaak zorgen dat er erge dingen gebeuren (brand, ongeluk, overlijden ouder, scheiding ouders). Ook zie je bij schoolkinderen vaak angst voor beoordeling door leeftijdgenoten (‘ze vinden me stom’) en voor falen (met betrekking tot schoolwerk, sportwedstrijden en presentaties). Angst komt in alle leeftijdscategorieën voor. In de leeftijd van 9 tot 12 jaar zit echter een piek. Waarschijnlijk omdat er vanaf die leeftijd hogere eisen aan het kind gesteld worden.
Volwassenen die angstig zijn, zijn dat meestal al sinds hun kindertijd, aangezien angst een typische kinderstoornis is. Maar omdat ze er al die jaren mee zijn blijven doorlopen, zijn ze de angst als deel van hun persoonlijkheid gaan beschouwen en niet als een stoornis waarvoor behandeling mogelijk is.
Oorzaken van angst
Er komen voor kinderen een hoop nieuwe dingen op ze af.
Denk aan een nieuwe school of klas, vrienden maken, het juiste antwoord geven als de juf een vraag stelt of een toets goed maken. Dit soort scenario’s kunnen allemaal zorgen voor gevoelens van paniek of angst. Het ene kind reageert hier anders op dan de ander. Zo kan een kind meer teruggetrokken gedrag vertonen of juist van zich afbijten en boos reageren.
Iedereen uit zich op een andere manier.
Buiten het gegeven dat een kleuter zijn emotieregulatie nog erg aan het ontwikkelen is, heeft het ontwikkelen en omgaan met angst ook te maken met andere factoren.
Sommige kinderen lijken geboren te worden met een bepaalde gevoeligheid en aanleg voor angst.
Angst kan ook onder invloed van de opvoeding ontstaan, bijvoorbeeld doordat ouders zelf angstig zijn of verkeerd op de angst reageren door bijvoorbeeld mee te gaan in het vermijdingsgedrag en het kind ertegen te beschermen.
Verder kunnen vervelende gebeurtenissen, als een auto-ongeluk of het wegvallen van een ouder, een rol spelen. Meestal is de gebeurtenis zelf niet de oorzaak van de angststoornis, maar kan deze wel in beweging zetten.
Angst gaat ook gepaard met het zelfbeeld van kinderen.
Onzekerheid is vaak de reden dat een kind situaties spannend vindt.
Als het kind naast een negatief zelfbeeld ook nog perfectionistisch is en geen fouten wil maken, kan het zelfs situaties gaan vermijden.
Meer over het zelfbeeld van een kleuter lees je in mijn blog: Zelfbeeld
Hoe merk je dat een kind het spannend vindt?
Het zou natuurlijk makkelijk zijn als een kind gewoon zou zeggen: ‘Ik vind het spannend’, maar meestal is dat niet het geval en zijn kinderen zélf moeilijk in staat te (h)erkennen en te benoemen wat hen dwarszit. Voor ons volwassenen kunnen emoties al knap lastig zijn, laat staan voor kinderen. Daardoor zie je meestal niet direct dat er spanning of onzekerheid zit onder het gedrag van een kind. Soms zie je ook niet direct dat een kind het eng vindt en merk je het later pas door bijvoorbeeld nachtmerries. Of omdat het veel terug komt in de verhalen of het spel van het kind.
Angst is een naar binnen gekeerde emotie, die op school en thuis veel minder opvalt dan een gedragsstoornis als adhd. Kinderen die bang zijn, zijn veelal braaf en meegaand en dat is geen gedrag dat bij ouders en leerkrachten direct de alarmbellen doet rinkelen.
Daardoor wordt het niet altijd opgemerkt.
Wees als leerkracht daarom alert op signalen die aangeven dat er bij een kind sprake is van onderliggende angst. Observeer het kind goed om inzicht te krijgen in zijn behoeften.
Let op de momenten waarop een kind agressief gedrag of vluchtgedrag laat zien en probeer te zien of hier overeenkomsten tussen zijn. Door dit gedrag vervolgens te analyseren, kan een leerkracht een oorzaak voor de angst boven tafel krijgen. Wanneer het gedrag zich steeds tijdens een zelfde soort situatie voordoet, kan dit bijvoorbeeld betekenen dat (iets in) deze situatie angst oplevert. Bespreek met de ouders of zij thuis ook agressief of vluchtgedrag zien bij hun kind en of dit gedrag tijdens dezelfde soort situaties als op school voorkomt. Overleg of er sprake kan zijn van een onderliggende angst.
Kinderen kunnen ook op verschillende manieren reageren op angst. Dit heeft te maken met het stresshormoon dat het lichaam aanmaakt bij angsten die het gevoel van de angst nog meer versterkt. Bij sommige mensen zorgt een kleine bedreiging, zoals het zien van een spin, al voor de aanmaak van een grote hoeveelheid van dit stresshormoon en daarmee voor een sterkere ervaring van angst. Iemand die snel bang is, kan hier dus zelf weinig aan doen: dit wordt bepaald door onbewuste lichamelijke processen. Wanneer het lichaam dit stresshormoon heeft aangemaakt, moet het hier iets mee doen. Het kan hierbij “kiezen” uit handelen of niet handelen. Dit wordt ook wel het fight or flight-response genoemd. Het lichaam maakt onbewust eigenlijk de keuze om te vechten of om te vluchten. Deze keuze is weer afhankelijk van de aanmaak van andere hormonen.
Lichamelijke reacties
Angst gaat vaak gepaard met allerlei lichamelijke reacties, zoals:
Verstijven
Buikpijn, hoofdpijn of misselijkheid. Dit kan een smoesje zijn om onder verplichtingen uit te komen die angstig maken, maar ook een gevolg zijn stress.
Zweten
Hartkloppingen
Een trillerig gevoel.
Verhoogde spierspanning
Grote ogen
Een verschrikte blik
Een van de belangrijkste symptomen van angst is extreme vermoeidheid. Angst vreet namelijk energie. Wellicht heeft je kind de hele nacht liggen piekeren
Prikkelbaar zijn, stemmingswisselingen en depressie
Eetproblemen
Slaapproblemen
Onzeker of perfectionistisch gedrag Angst komt vaak voort uit onzekerheid. Het zit doorgaans in de aard van een kind om veel vragen te stellen. Maar stelt het kind steeds vaker vragen en zit er een patroon in? Dan kan er iets meer aan de hand zijn dan alleen nieuwsgierigheid. Kinderen willen dan graag bevestiging en geruststelling. Door deze vragen te beantwoorden stel je een kind gerust.
Zo krijgt een kind weer een beetje meer zelfvertrouwen en voelt hij zich veel rustiger.
Zegt het kind vaak: ‘Ik wil niet’, ‘Ik ga niet’ of ‘Het is toch stom’? Is het kritisch op zichzelf?
Roept het heel hard dat het niet zo is als je benoemt dat het kind het misschien spannend vindt? Dan is het kind misschien een perfectionist. Perfectionisme kan tot op zekere hoogte goed zijn. Maar als een kind zich te erg focust op het halen van goede resultaten, dan kan dat voor angstgevoelens, stress en op den duur zelfs burn-out klachten zorgen.
Dit hoeft overigens niet alleen om schoolprestaties te draaien.
Vluchten
Bij het ervaren van hevige angst, zoals bij kinderen met een angststoornis, zorgt het lichaam meestal voor een extreme “vluchtreactie”. Dit uit zich in een duidelijk en herkenbaar gedrag waarbij een kind zich terugtrekt en stil onopvallend gedrag vertoont. Gedrag waarbij de meeste mensen ook al snel zullen vermoeden dat een kind bang is. Bijvoorbeeld:
Piekeren
Veel veiligheid zoeken bij volwassenen. Huilen en vastklampen aan volwassenen op het moment van de spannende situatie. Steeds vaker bij de ouders in bed willen liggen? Door in de nabijheid van volwassenen te zijn wordt een gevoel van veiligheid gecreëerd.
Teruggetrokken, verlegen gedrag
Vermijdingsgedrag: Zegt vaak van tevoren al dat hij/zij het spannend of eng vindt en gaat situaties uit de weg.
Obsessieve handelingen: Soms krijgt een kind last heeft van dwanggedachten en dwanghandelingen, zoals vaker de handen wassen, nagelbijten, krabben of zweten. Deze handelingen worden uitgevoerd om minder angstig en onrustig te worden. Het regelmatig en obsessief uitvoeren van zulke handelingen kan een vals gevoel van controle geven. Vaak kunnen meditatie en gedragstherapie (training in denkpatronen) dan een oplossing in bieden.
Continu online bezig zijn/veel gamen: Dit kan een manier zijn om te ontsnappen aan de angstige gevoelens.
Vechten
Minder voor de hand liggend, en ook minder voorkomend, is de onbewuste keuze voor een vecht reactie in angstige situaties. Het lichaam kan rustiger worden door het aangemaakte stresshormoon te gebruiken en tot handelen overgaan. Een kind dat zich bedreigd en angstig voelt, kan zich in dat geval gaan verdedigen door agressief gedrag te laten zien. Door bijvoorbeeld:
Opstandig gedrag
Te gaan slaan en/of schoppen
Te schelden
Clownesk gedrag te vertonen en op die manier aandacht te trekken, omdat het kind zich geen houding weet te geven vanuit onzekerheid.
Heel emotioneel te worden, voorafgaande aan de situatie die hij/zij spannend vindt.
Tegen te stribbelen en niet mee te werken
Weg te lopen
Hoewel het in eerste instantie tegenstrijdig lijkt te klinken, kan angst dus een reden zijn dat kinderen agressief gedrag vertonen. Kinderen die agressief worden wanneer zij bang zijn, weten niet goed hoe zij met hun angst om moeten gaan. Zij voelen zich niet veilig, hebben sterk de neiging om te handelen in een angstige situatie en reageren agressief uit onmacht of paniek. Het kind probeert op die manier dus eigenlijk zijn/haar veiligheid te verdedigen.
Het aanpakken van het agressieve gedrag is bij deze kinderen niet voldoende, omdat angst een belangrijke onderliggende factor is. Het is daarom van belang om juist de onderliggende angst aan te pakken. Een kind moet leren om zijn angst te herkennen en hier op een andere manier mee om te gaan. Therapie die hier speciaal op is gericht door een hiervoor opgeleide behandelaar kan hierbij zeer behulpzaam zijn.
Angst reguleren
Het adequaat kunnen aansturen van angst vraagt om emotieregulatie.
Deze vaardigheid wordt aangestuurd vanuit je brein en zorgt ervoor, dat wanneer je angst voelt, je de lading van deze emoties af kan laten zakken, om te voorkomen dat de angst anders je gedrag gaan beheersen. Het is een vaardigheid die onder de executieve functies valt en die je moet ontwikkelen.
Meer over executieve functies lees je in mijn blog: Executieve vaardigheden
Meer over emotieregulatie lees je in mijn blog: Emotieregulatie
Voor het leren omgaan met angst moet een kind angst eerst kunnen herkennen en zichzelf bewust zijn van hoe je je dan voelt. Daarnaast is het ook van belang dat het kind angst kan uiten en moet het angst bij anderen kunnen herkennen en hier op een goede manier op kunnen reageren. Dat wordt iets makkelijker naarmate het kind ouder wordt.
Ongezonde spanning
Angst is dus een nuttig verdedigingsmechanisme tegen gevaar en hoort er dus bij!
De adrenaline van gezonde spanning helpt om te presteren, zodat je bijvoorbeeld extra je best doet. Bij sommige kinderen echter werkt de angst niet beschermend, maar belemmerend. Ze zijn aanhoudend bang voor situaties die helemaal niet gevaarlijk zijn en proberen die te vermijden. Het leven raakt ontregeld. Zo kunnen kinderen zich veelvuldig ziek melden omdat ze bang zijn om naar school te gaan. Of ze zijn om dezelfde reden ‘s morgens misselijk, hebben buikpijn of willen niet eten. Ook ‘onschuldige’ angsten, als bang zijn voor een hond, kunnen uitgroeien tot een stoornis. Zo kan het kind bepaalde straten gaan mijden of zelfs helemaal niet meer de deur uit durven. Er is dan sprake van abnormale angst of zelfs van een angststoornis.
Het is lastig te bepalen wanneer we spreken over een angststoornis.
Alleen een kinderarts of een psychiater kan na onderzoek een angststoornis vaststellen.
Een leerkracht kan wel signaleren dat een kind bepaalde angsten vertoont, maar het is niet de taak van de leerkracht om vast te stellen of een leerling wel of niet een angststoornis heeft. Er is pas sprake van een angststoornis, als de angst:
Langere tijd aanhoudt
Niet bij de leeftijd van de leerling past
Het functioneren van de leerling op school, thuis en in sociale contacten belemmert.
De angst minimaal zes maanden aanhoudt
Geschat wordt dat circa 2-10 procent van alle kinderen aan de criteria voor een angststoornis voldoen. En dat is nog aan de veilige kant geschat, want de meeste onderzoeken geven een percentage van 5 tot maar liefst 20 procent van alle kinderen. Even voor het beeld: dat zijn twee tot zes kinderen in iedere klas van dertig. Angststoornissen zijn daarmee van alle psychische stoornissen in de kindertijd verreweg de meest voorkomende en laten stoornissen als adhd en PDD-nos ver achter zich.
Tips voor de begeleiding
Kinderen reageren dus verschillend op angst. Sommige kinderen worden onrustig, andere trekken zich juist terug. Toch kun je in de eerste instantie op dezelfde manier op deze kinderen reageren. De belangrijkste onderwijsbehoefte van deze kinderen komt namelijk voort vanuit het signaal dat ze met dit gedrag geven: ‘Ik voel me gespannen.’
Hun belangrijkste behoefte om weer tot leren en functioneren in de klas te kunnen komen is dus ontspanning. Maar hoe kun je een kind dat gevoelig is voor angst leren te kalmeren en weer vertrouwen te krijgen in zichzelf?
Hieronder volgen tips om kinderen met angstgevoelens te kunnen helpen.
Kijk goed!
Kijk eens goed naar het kind. Wat is het karakter van het kind?
Is het altijd al snel angstig geweest of is dat sinds een tijdje?
Zijn er bijzondere gebeurtenissen geweest die achter het angstig zijn kunnen zitten? Bijvoorbeeld een scheiding, verhuizing of nieuw broertje of zusje?
Een traumatische ervaring? Hoe gaat het kind met deze angsten op andere plekken om bijvoorbeeld thuis en bij anderen? Is de angst dan ook zo groot of zit er toch iets in de interactie met jou of klasgenoten en het kind en de angsten?
Het kan zijn dat daar een bepaald patroon in is ontstaan.
Een gezonde basis van zelfvertrouwen is goud waard!
Als je lekker in je vel zit, kan je de hele wereld aan en is een angstige situatie snel minder heftig. Laat het kind dus merken én voelen dat het goed genoeg is zoals hij/zij is!
Mét de kwaliteiten die hij/zij bezit en mét de dingen die hij/zij nog moeilijk vindt.
Meer tips voor het werken aan het zelfbeeld lees je in mijn blog: Zelfbeeld
Heb geen angst voor angst!
Wees niet bang als leerkracht om een leerling met angst te benaderen.
Een leerling met angst heeft het meeste baat bij beschikbaarheid.
Neem angst serieus!
Laat het kind merken dat je hem begrijpt. Ook al denk jij: waar gaat dit over, hier hoef je toch niet zo’n drama van te maken? Bedenk dat het voor het kind groot en echt is wat het voelt. Je helpt het kind alleen verder door dit serieus te nemen.
Pas op met "Het valt wel mee, zo erg is het toch niet?!"Een kind leert daardoor dat het zich aanstelt en niet bang moet zijn en dat helpt hem niet om van zijn angst af te komen.
Wees een luisterend oor, probeer te achterhalen wat een mogelijke oorzaak is van de angsten kijk of je hierin iets kan betekenen qua verlichting van de spanning.
Dit helpt het kind om zichzelf beter te begrijpen, zijn/haar gevoelens te herkennen en sneller rustiger te worden. Je zult ook merken dat het kind sneller omschakelt als het zich begrepen voelt en je deze gevoelens erkent.
Vertel bijvoorbeeld dat je ziet hoe vervelend hij/zij zich voelt en snapt dat het allemaal niet makkelijk is voor hem/haar. Zeg ‘soms gebeurt er iets wat best spannend is, maar daar ga ik je dan bij helpen’ in plaats van ‘stel je niet aan’. Vertel ook dat het normaal is om nieuwe dingen spannend te vinden en hier tegenop te zien.
Als je als leerkracht ervan overtuigd bent dat een leerling zelf kiest om zich te misdragen of om afwijkend gedrag te vertonen, draag je alleen bij aan het ontwikkelen van meer angst. De manier waarop je als leerkracht reageert op een situatie kan een kind doen ontsporen of juist helpen om op het goede spoor te komen.
Erken angst!
De eerste stap die je kan nemen is om de angstgevoelens te erkennen.
Daarna kan pas aan de angst gewerkt worden. De emoties die een kind uit zijn oprecht. Omdat een kleuter nog niet altijd de juiste woorden vindt om zijn gevoelens te uiten doet hij dit vaak door dit direct om te zetten in gedrag.
Stel bijvoorbeeld vragen als: ‘Je vindt het spannend hè?’.
Zorg voor een veilige sfeer in de groep!
Maak het voorspelbaar voor een kind. Dit kan onder andere door duidelijke regels te stellen en structuur te bieden. Bespreek met de ouders bijvoorbeeld een vast afscheidsritueel en zorg voor vaste rituelen in de klas, zoals een dagritmepakket. Zorg ook voor vaste plekken waar bepaalde activiteiten plaatsvinden. En bereid het kind ook voor op nieuwe situaties.
Als je merkt dat een kind worstelt met de symptomen van angst, kan een eenvoudige herinnering dat ze veilig zijn en dat je bij hen zult blijven totdat ze zich beter voelen, ook een wereld van verschil maken.
Pas mogelijke angstsituaties van tevoren aan!
Wees lastige angstmomenten voor door rekening te houden met wat het kind op dat vlak lastig vindt. Ga ze niet vermijden. Dat maakt de angst op lange termijn alleen maar groter. Grijp wel in wanneer het te heftig wordt. Een kind moet in kleine veilige stapjes zijn angst leren overwinnen.
Leer kinderen om angst onder ogen te komen!
Erg belangrijk is om de kinderen te confronteren met hun angsten. Als je angst vermijdt, wordt de angstdrempel alleen maar groter. Een kind moet leren welke gevoelens, gebeurtenissen of situaties angst oproepen en leren onderscheiden welke angsten reëel en welke overdreven zijn. Zo leert hij/zij beter met deze emotie om te gaan. Het leven is een avontuur, dus spannende dingen aangaan hoort bij het leven. Ga dus niet te veel met de angst van het kind mee. Stimuleer het om toch dingen te doen waar het tegenop ziet.
Een beetje uitdaging is altijd op z’n plaats, want daar kan het kind weer een stapje verder mee komen. Het altijd ontwijken van enge dingen en situaties maakt juist dat een kind niet weerbaar is. Juist wanneer een gebeurtenis of situatie een positieve uitkomst heeft, weet het kind dat een bepaalde angst hem/haar niet hoeft tegen te houden in zijn leven.
Zachte druk is goed maar forceer het kind niet bij paniek.
Doe dit wel gedoseerd, in kleinere tussenstapjes!
Maak eens een lijstje van dingen waar het kind bang voor is en rangschik ze van ‘minst bang voor’ tot ‘meest bang voor’. Laat het kind kiezen met welke jullie gaan beginnen en bespreek samen hoe jullie in kleine stapjes kunnen oefenen met minder bang zijn.
Bespreek succeservaringen!
Bespreek elke keer dat het kind iets durft of geprobeerd heeft hoe dat gelukt is.
Hoe lukte het om het toch te doen ook al vond hij het spannend? Wat hielp hem?
Zo leer je je kind nadenken in dingen die werken en helpen.
En focus je helemaal op de stapjes die hij al maakt.
Deze dingen kan hij vervolgens gebruiken als hij iets spannend of eng vindt.
Zorg voor voorspelbaarheid en overzicht!
Met duidelijke afspraken en structuur in de klas voorkom je veel angst.
Bespreek met de ouders bijvoorbeeld een vast afscheidsritueel en zorg voor vaste rituelen in de klas, zoals een dagritmepakket. Zorg ook voor vaste plekken waar bepaalde activiteiten plaatsvinden. Bereid kinderen die veel stress ervaren ook voor op nieuwe situaties door ze te vertellen wat ze kunnen verwachten.
Verdeel taken in kleinere stapjes om ze voor een kind overzichtelijker te maken.
Bied veiligheid door fysiek contact!
Je kunt het kind bijvoorbeeld even op schoot nemen, een arm om hem heen te slaan of even zijn arm aanraken. Dit helpt het kind om verbinding met zijn lichaam te krijgen en zich veilig te voelen. Laat het kind ook een paar keer rustig en diep in- en uitademen.
Bereid kinderen voor!
Bereid kinderen voor op nieuwe situaties.
Tips hiervoor vind je in mijn blog: Omgaan met veranderingen
Praat over angstige gebeurtenissen!
Creëer een veilige omgeving, waarin de angst van een kind bespreekbaar is.
Om een angstige gebeurtenis te verwerken, heeft het kind het nodig om erover te praten, zodat angstige gedachten gerustgesteld kunnen worden met de feiten hoe het daadwerkelijk gebeurde. Ook als het kind er zelf niet over begint. Je kunt het kind op weg helpen door te vertellen wat de situatie was en te vragen ‘Hoe ging het verder?’.
Vraag door!
Vraag door waarom het kind bang is voor iets. Op die manier kun je beter inschatten hoe je de angst wellicht wat kan wegnemen. Stel bijvoorbeeld vragen als: ‘Waar zie je het meest tegenop?’. Of "Wat vind je het meest stom?" Als je weet waar het kind het meest tegenop ziet, kun je hierop doorvragen: ‘Wat zou er dan kunnen gebeuren?’, ‘Wat is het ergste wat zou kunnen gebeuren?’, ‘Wat kun je dan doen?’.
Geef woorden aan gevoel!
De vraag ‘Waarom ben je nu zo bang?’ is een lastige vraag voor kinderen om te beantwoorden. Dit komt omdat een jong kind nog weinig inzicht heeft in zijn emoties en het ‘waarom’ achter zijn gevoelens. Help het kind daarom bij het verwoorden van zijn gevoel. Geef met woorden aan wat het kind mogelijk voelt. Zeg bijvoorbeeld: ‘Volgens mij voel jij je bang omdat je ...’. Door de emoties van het kind te benoemen en er achteraf over te praten, krijgt het kind langzamerhand meer inzicht in zijn gevoelens en leert hij/zij zichzelf steeds beter te begrijpen. Ook voelt het kind zich op die manier begrepen en gezien, waardoor het makkelijker kan omschakelen.
Neem elke dag een ‘piekermoment’ !
Het is zinloos om een kind te vertellen dat het zich geen zorgen hoeft te maken.
Kinderen kunnen hun angsten en zorgen niet wegstoppen, dus geef deze zorgen een vaste plek in de dag. Introduceer bijvoorbeeld elke dag 10 minuten lang een piekerrondje, waarbij je samen met het kind bespreekt wat zijn of haar zorgen zijn. Moedig het kind aan om alle zorgen en angsten te tekenen. Eventueel kan je deze daarna samen doornemen.
Zijn de 10 minuten voorbij? Knutsel dan samen een mooie pieker-box, waar je kind alle zorgen in kan gooien. Zodra de zorgen door de brievenbus zijn gegooid, moedig je je kind aan om er vandaag niet meer aan te denken.
Op deze manier kun je voorkomen dat angst teveel oploopt.
Laat het kind tekenen over zijn/haar angst!
Als het kind van tekenen houdt, kun je samen een tekening maken over datgene wat hij/zij spannend vindt en daar meteen over praten.
Lees boekjes voor over het omgaan met angst
In de bibliotheek of winkel kun je boekjes zoeken over bang zijn en deze samen lezen.
Geschikte boeken zijn:
Zet rollenspel in!
Een van de meer gebruikte methoden, is door de angst en de zorgen die het kind heeft, een naam te geven. Zo leeft er bij iedereen bijvoorbeeld een klein mensje in zijn of haar hoofd, die ons altijd beschermd tegen gevaar. Maar dit mensje, dat je samen met je kind een naam kan geven, slaat soms een beetje door met die bescherming. Dan is het tijd om het mensje samen een beetje bij te sturen. Het fijne aan het persoonlijk maken van angsten, is dat kinderen dit na verloop van tijd ook zonder begeleiding kunnen doen, en het maakt angsten en problemen makkelijker bespreekbaar.
Creëer ontspanningsmomenten!
Soms kun je als leerkracht iets doen om de directe oorzaak van de angst weg te nemen, maar vaak is het niet mogelijk om de oorzaak weg te nemen.
Dat betekent dat een bepaald niveau van spanning een gegeven is.
En zo lang de oorzaak blijft bestaan, blijft er ook sprake van enige angst bij een kind.
Dat is het geval bij veel kinderen. Ze moeten immers constant leren, presteren en functioneren in de sociale setting van de groep, en dat levert in veel gevallen enige spanning op. Angst vreet energie! Daarom zijn kleine ontspanningsmomenten tijdens de schooldag extra belangrijk om kinderen telkens een beetje te laten ontladen. In sommige gevallen is er vervolgens nog meer nodig om het overgebleven gedrag te veranderen. Maar als je het gedrag van een kind wilt ombuigen, is een voorwaarde dat het kind zelf enige grip heeft op zijn eigen gedrag. Zorgen dat het kind ontspannen is, is daarvoor een onmisbare eerste stap. Het is voor álle kinderen heel belangrijk om tijdens de schooldag regelmatig een ontspanningsmoment te hebben. De pauzes zijn daarvoor uiteraard onmisbaar. Maar ook tijdens de lessen of tussen de lessen door kun je korte ontspanningsmomenten organiseren. Help het kind ook te ontspannen door kalmerende ademhalingstechnieken te oefenen of door yoga te doen. Laat hem of haar ook even een half uurtje iets rustigs doen. Tips hiervoor vind je in mijn blog: Ontspannen
Help de leerling een andere kijk op problemen te ontwikkelen!
Vaak zijn je gedachten de oorzaak van wat je voelt. Als je dat weet, kun je gedachten denken die je helpen om je goed en minder angstig te voelen.
Je kunt het kind dan de vraag stellen: ‘Helpen deze gedachten om je goed te voelen?’.
'Zijn het gedachten die je verder helpen of voel je je daardoor juist meer in de put?'
Zo niet, dan kun je met het kind zijn/haar gedachten tekenen en bijvoorbeeld in de prullenbak gooien. Of je kunt samen gedachten bedenken die wel helpen.
Leer het kind dat angsten ook weer voorbijgaan.
Dit is een cognitieve aanpak, die goede resultaten oplevert bij angstklachten.
Tips hiervoor vind je in mijn blog: Omgaan met negatieve gedachten
Ga in het nu staan!
Veel zorgen en angsten spelen zich af in de toekomst. Mensen zijn de enige dieren op deze aarde die mentaal door de tijd kunnen reizen, en al in hun hoofd met de toekomst bezig kunnen zijn! Angstige kinderen doen dit ook regelmatig. ‘Wat als mijn klasgenootjes vandaag niet met me willen spelen?’ ‘Wat als we die enge grote hond tegenkomen?’, zijn vragen die door het hoofd van een kind kunnen schieten.
Probeer deze gedachtenkronkel om te buigen naar de tegenwoordige tijd. Niemand weet wat zich in de toekomst af zal spelen, maar hoe is de situatie nu? Door positieve ervaringen samen terug te halen, en door bijvoorbeeld korte meditaties te doen met het kind, kan je je kind helpen om meer in de tegenwoordige tijd te leven.
Leer het kind de signalen te herkennen van angst!
Vraag bijvoorbeeld: ‘Wat merk je aan jezelf als je angstig wordt?’ en ‘Hoe voel je dat?’
Maak een emotiemeter en zet aan de ene kant ‘kalm’ en aan de andere kant ‘bang’.
Maak tussenstapjes en bespreek wat het kind bij ieder stapje gaat doen om te kalmeren.
Of maak een gevoelsdoos: maak een gleuf in een doosje en laat het kind het doosje versieren. Op briefjes kan het kind tekenen hoe het zich voelt en deze in het doosje stoppen. Dat kan helpen meer inzicht te krijgen in zijn emoties en eventueel vervelende emoties los te laten.
Geef het kind strategieën om angst te leren beheersen!
Vertel het kind dat je hem/haar wil helpen. Dat je ziet dat het kind vaak bang is, dat je dit vervelend voor hem/haar vindt (leg ook uit waarom) en dat je hem/haar er graag mee wilt helpen. Maak samen afspraken over wat het kind kan doen als het zo bang is en wat het kind kan doen om rustig te worden als het weer bang is. Denk aan: een knuffel pakken, tekenen, bewegen, met klei of magisch zand aan de slag gaan, naar een muziekje luisteren, een filmpje kijken of zich terugtrekken op een rustig plekje. Maak daarvoor een chill plan en visualiseer daarop de ideeën die het kind kan doen als het boos of verdrietig is en hang dit op. Combineer de checklist met een leuke geheime handshake, of iets dat speciaal is tussen jullie. Zo geef het n kind meer houvast als het angstig wordt. Of maak een stop-/rustbankje waar kinderen zich terug kunnen trekken om met de stress om te gaan. Je zou het kind ook zelf een activiteit kunnen geven waar hij de stress kan verlagen en dit ook zo te benoemen. Een kind zal dan de volgende keer ook eerder denken: ‘Ik word rustig wanneer ik die activiteit doe’ en deze activiteit vaker uit zichzelf inzetten.
Geef het kind een fantasievriendje!
Geef het kind een veilig houvast in de vorm van denkbeeldig vriendje, bijvoorbeeld in de vorm van een sterk knuffelbeest , die de opdracht krijgt over het kind te waken en het het kind bijvoorbeeld helpt alle monsters te verjagen.
Een fantasievriendje helpt een kleuter namelijk om nieuwe vaardigheden en situaties te oefenen en te praten met iemand die hij helemaal vertrouwt!
Door middel van fantasie kan een kleuter in zijn/haar beleving alles naar zijn/haar hand zetten en kan hij/zij een situatie helemaal laten verlopen zoals hij/zij dat wilt, hetgeen het kind een gevoel van kracht geeft en kan helpen nieuwe oplossingen te verzinnen.
Visualiseer een beschermschild!
Laat het kind zijn fantasie gebruiken om een soort onzichtbaar schild voor te stellen dat om hem/haar heen zit. Dit schild beschermt je voor de dingen die je angst bezorgen.
Het kind kan zelf kiezen wat hij/zij wel en niet toelaat.
Schud angst van je af!
Schud angst van je af. Doe dit letterlijk door ieder lichaamsdeel uit te schudden.
Kies om de beurt welk lichaamsdeel je uitschudt en benoem dat jullie eens even al die nare dingen van je gaan afschudden.
Geef informatie!
Informatie geven kan ook helpen.
Bijvoorbeeld: Wat kan een spin of insect wel doen en wat niet?
Let op waar je kinderen naar laat kijken op tv, de IPad of in boekjes!
Kijk kritisch mee met tv programma's. Voor een kleuter is een verhaal in een boek of op de tv of IPad namelijk ook heel echt. Hun fantasie kan daardoor met hen op de loop gaan, waardoor ze sneller angstig kunnen worden. Grijp dan in.
Dit kun je overigens ook met fantasie doen, bijvoorbeeld door te zeggen dat ’s nachts de spokenridder komt om de spoken weg te jagen.
Bespreek wat er fijn aan zou zijn als je kind dingen minder eng vindt!
Wat levert dat op? Door hier goed over na te denken motiveer je een kind om samen te werken aan het verminderen van de angst.
Reflecteer op jezelf!
Wanneer jij zelf angstig bent, merkt het kind dit vaak op. Jouw angsten kunnen daardoor op het kind worden geprojecteerd. Geef je eigen terughoudendheid dan niet door aan een kind. Benoem regelmatig ook je eigen emoties: ‘Ik voel me best zenuwachtig voor mijn presentatie’. En geef jezelf erkenning. Zo leert een kind dat iedereen zich wel eens angstig voelt en hoe je daarmee omgaat.
(H)erken de angst van ouders!
Erken ook eventueel de angst van de ouders. De angst van de ouders speelt mogelijk ook een rol bij het ontstaan en het in stand houden van de angst(en) bij de leerling. Houd als leerkracht oog voor de mogelijke vicieuze cirkel, waarin het gezin gevangen kan zitten.
Bied structureel activiteiten aan rondom angst!
Suggesties hiervoor vind je in mijn blog: Activiteiten om de emotionele ontwikkeling te stimuleren
Zoek, indien nodig, externe hulp!
Merk je dat de negatieve gedachten en/of angstige gevoelens van het kind aanhouden of zelfs verergeren? En helpen jouw pogingen om hem of haar gerust te stellen niet?
In dat geval kan het verstandig zijn om hulp van therapeut in te schakelen.
Uit onderzoek blijkt dat kinderen tussen 8 en 12 jaar de meeste baat hebben bij een behandeling. Cognitieve gedragstherapie blijkt maar liefst 80 procent van de kinderen van hun angststoornis af te helpen. Daarbij is niet gezegd dat de angsten later niet kunnen terugkomen, maar als kinderen kunnen bogen op een positieve ervaring met therapie, maken ze in geval van nood eerder weer de stap naar een hulpverlener.
Voor informatie of bij twijfel is ook informatie te verkrijgen bij de Angst- Dwang en Fobie Stichting (tel. 0900-200 87 11) die landelijk werkt en beschikt over adressen van gekwalificeerde hulpverleners in de buurt.
Op zoek naar meer?
Boekentips:
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog aanvullingen of suggesties? Laat dan een reactie achter!
Bronnen
Apetrotse kinderen (2017). Mijn kind vindt nieuwe situaties spannend.
Geraadpleegd op 29 september 2022.
JM Ouders. (2021). Als je kind heel bang is. Dit kun je doen om je kind te helpen.
Geraadpleegd op 29 september 2022.
Comentários